Na de onthullingen over de fascistische jeugdbende Schild en Vrienden zou men haast gaan denken dat alle jongeren tegenwoordig de extreemrechtse toer opgaan. Dat is gelukkig niet het geval en het was zeker niet zo tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen jongeren in het verzet gingen tegen het nazisme, hoewel anderen hand-en-spandiensten bewezen aan de nazi’s door te collaboreren, vrijwillig in Duitsland te gaan werken of zich zelfs aan te sluiten bij Duitse militaire organisaties zoals de SS. In een herziene uitgave van De Zwarte Hand beschrijft Tjen Mampaey hoe in de verzetsbeweging De Zwarte Hand vooral jongeren in Klein-Brabant en de Rupelstreek in het verzet gingen tegen de nazi-terreur en hun leven veil hadden en dikwijls verloren om de vrijheid en de democratie te verdedigen.
De Zwarte Hand ontstond al in juni 1940 en was dus een van de eerste verzetsgroepen in België. De groep pleegde geen grote verzetsdaden, wat wel het geval was voor het latere verzet. Maar heel bijzonder aan De Zwarte Hand was dat de groep vooral uit jonge mensen bestond. De jongste leden waren nauwelijks 15 jaar oud, de oudste was 61. De gemiddelde leeftijd was 25 jaar en bijna de helft was 20 jaar of jonger. De meerderheid was arbeider, gevolgd door zelfstandigen en bedienden. Zestien leden gingen nog naar school. In totaal telde De Zwarte Hand 111 leden. Daarnaast was er een grote groep sympathisanten en losse medewerkers. De onderpastoor van Tisselt, Hypoliet Seghers, speelde een belangrijke rol in de begindagen van de Zwarte Hand. Ook vrouwelijke religieuzen waren bij de zaak betrokken, zoals de nonnen van het klooster van Oppem. Die vertaalden de vlugschriften van De Zwarte Hand in het Frans en stuurden die naar de algemene overste van de congregatie in Champion nabij Namen.
De eerste verzetsdaad van de Zwarte Hand was het beschilderen van muren in Puurs met het V-teken, het victory-teken. Nadien werden vlugschriften verspreid in heel Klein-Brabant en de Rupelstreek tot in Merchtem bij Brussel. De vlugschriften werden in het gemeentehuis van Puurs op de schrijfmachine en op het papier van de gemeente getikt. De Zwarte Hand hielp ook nationale verzetsbladen, zoals de klandestiene La Libre Belgique, verspreiden. Met een radiozender slaagde de groep er in op 21 juli 1941, de Belgische nationale feestdag, in de huiskamers in de streek door te dringen. In de boodschap werd brood geëist, recht en vrijheid, een nieuw, gezonder en rechtvaardiger Europa en werd tot verzet opgeroepen. Met de radiozender werden herhaaldelijk berichten naar Londen gestuurd, maar er kwam nooit antwoord. Wat de leden van De Zwarte Hand niet wisten was dat Engeland alleen reageerde op radioberichten die afkomstig waren van zenders met een Engels inschrijvingsnummer of met een door Londen toegekende frequentie en code. Maar de berichten bereikten wel degelijk Londen en met de informatie werd rekening gehouden.
Aanhoudingen
De eerste aanhoudingen van leden van De Zwarte Hand door de Duitse Feldgendarmerie vonden plaats in de nacht van 20 september 1941, tijdens het bussen van vlugschriften. De gearresteerden werden naar de gevangenis van Mechelen gevoerd. De dagen nadien werden haast dagelijks leden gearresteerd. In oktober 1941 waren al 23 leden opgesloten. Onder hen, op twee na, de volledige bestuursploeg van De Zwarte Hand. De beweging was zo goed als onthoofd. De precieze oorzaak van al die aanhoudingen is men nooit te weten gekomen. Was het onvoorzichtigheid, loslippigheid, bekentenissen ingevolge folteringen, verraad door collaborateurs? Feit is dat de Duitsers de namen van de 111 leden van de Zwarte Hand kenden. Die hadden een document met foto ondertekend bij wijze van lidmaatschap. Die documenten waren in de kerk van Tisselt verstopt, maar werden door de Duitsers ontdekt. Op 28 oktober 1941 waren alle leden van De Zwarte Hand, op twee uitzonderingen na, van hun vrijheid beroofd.
Dan volgden de zware folteringen in de Duitse Ortskommandatuur in Mechelen. Bijna dagelijks werden leden van De Zwarte Hand naar het fort van Breendonk voor ondervraging overgebracht. Die ondervragingen gingen gepaard met zware en sadistische folterpraktijken, een specialiteit van Vlaamse SS’ers. De gevangenen van Breendonk moesten echte slavenarbeid verrichten. Dat ging altijd gepaard met het nodige slaan en schoppen. Tal van gevangenen kwamen in Breendonk om van honger en het zware werk, ofwel werden ze opgeknoopt of tegen een executiepaal gefusilleerd.
In juni 1942 werden de leden van De Zwarte Hand per trein naar Duitsland gevoerd en in de gevangenis van Wuppertal opgesloten. Ze moesten er vrijwel gratis werken voor de Duitse oorlogsindustrie. In juli 1943 kwamen ze in Esterwegen aan, waar ze in het veengebied, het terrein van de Moorsoldaten, de moerassen moesten droogleggen. Tegen het einde van de oorlog werden de gevangenen van het ene kamp naar het andere gestuurd. Dat werd een helse tocht, de verschrikkelijkste periode uit hun gevangenenbestaan. Toen de gevangenen op 8 mei 1945 in Terezin door de Sovjettroepen werden bevrijd, waren nog negen van de naar Duitsland gevoerde leden van De Zwarte Hand in leven.
Onbegrip
Toen de overlevenden terug in België kwamen stootten ze op een muur van onbegrip. Velen geloofden hun verhalen niet of dachten dat zij het in België, vanwege de vliegende bommen, erger hadden gehad. Vandaar dat de meeste teruggekeerden jarenlang zwegen. Maar toen het Vlaams Blok op 24 november 1991 een daverende verkiezingsoverwinning boekte, besloot een van de overlevenden van De Zwarte Hand, Luc De Geyter, gedurende elf jaar in scholen te gaan vertellen wat er tijdens de oorlog was gebeurd. De geschiedenis mocht zich niet herhalen.
En wat was het lot van de nazimisdadigers en hun trawanten? Tijdens de Processen van Neurenberg werden 177 aangeklaagden ondervraagd. Vierentwintig werden ter dood veroordeeld. Slechts twaalf doodstraffen werden effectief uitgevoerd, evenveel als voor de kleine verzetsbeweging De Zwarte Hand, waarvan ook nog eens zestig leden de dood vonden in concentratiekampen.
Achteraf gezien kan men zich afvragen hoe het mogelijk was dat zo maar eventjes 109 van de 111 leden van De Zwarte Hand op korte tijd werden aangehouden. Dat had ongetwijfeld te maken met fouten en onvoorzichtigheid. Maar die waren bijna onvermijdelijk voor een van de eerste verzetsgroepen in België. Tjen Mampaey schrijft hierover het volgende: ‘Sommigen zijn waarschijnlijk wat te naïef en te roekeloos geweest in hun verzetsactiviteiten. Maar kan je hen hun vaderlandsliefde, hun jeugdig enthousiasme en overmoed verwijten? Zij hebben tenminste de moed gehad op te komen tegen een misdadig regime en voor de vrijheid.’