…in Duitsland, welteverstaan, waar deze kleuren staan voor de regeringscoalitie van christendemocraten en liberalen. Op 17 juni werd duidelijk dat in Noordrijn-Westfalen het CDU-FDP -lied is uitgezongen, maar wellicht is dat binnenkort zelfs het geval op het niveau van de Bondsrepubliek.
Het zijn sombere tijden voor christendemocratische vrouwelijke boegbeelden, niet alleen in het kleine federale koninkrijk aan de Noordzee. Ook bondskanselier Merkel, in wie sommigen ooit (als dreiging of als belofte) “de Duitse Thatcher” zagen, vecht voor haar overleven. En net zoals vijf jaar geleden voor de toenmalige sociaaldemocratische kanselier Schröder, begon alle onheil in Noordrijn-Westfalen, de grootste Duitse deelstaat.
De deelstaatverkiezingen in NRW leverden begin mei een frustrerende patsituatie op. De CDU van minister-president Rüttgers leed een affrontelijk zwaar verlies, terwijl de liberale regeringspartner FDP praktisch statu quo bleef; daarmee was de ‘zwart-gele’ regeringscoalitie (met 67 plus 13 zetels op 181) haar meerderheid kwijt.
Maar… ook SPD en Groenen kwamen (met respectievelijk 67 en 23 zetels) samen één zetel tekort voor een absolute meerderheid. Voor de SPD betekende die uitslag een veel geringer verlies dan gevreesd (en dus een persoonlijke triomf voor lijsttrekster-in-moeilijke-tijden Hannelore Kraft), voor de Groenen een onverwacht grote triomf. En voor beide partijen tegelijk ook een teleurstelling: net geen meerderheid.
En dus bleven CDU-FDP voorlopig aan het bewind. Want de Duitsers hebben uit het Weimar-tijdperk en de ellende die daarop volgde, wel geleerd dat je in een democratie best ook een paar garanties voor stabiliteit inbouwt: een regering moet pas opstappen wanneer in het parlement een ‘constructieve motie van wantrouwen’ wordt goedgekeurd door een meerderheid die tegelijk een alternatieve regeringsploeg steunt.
In de voorbije weken werden allerlei formules uitgeprobeerd. Kraft maakte meteen duidelijk dat zij niet te vinden was voor een minderheidsregering met de Groenen, vooral dan omdat die afhankelijk zou zijn van de steun van de ‘Linke’ (die nu ook in NRW zijn ‘binnendrongen’ in een deelstaatparlement in het westen), die juist allesbehalve goede maatjes zijn met de SPD. Er deden wel wat speculaties de ronde, als zou Kraft op nieuwe verkiezingen aansturen en daarom alle gesprekken subtiel torpederen, maar voor die gok had ze blijkbaar toch niet voldoende lef.
NRW poker
Dus moesten alle mathematische mogelijkheden voor het oog van de camera’s een kans krijgen en mislukken. Een ‘rood-rood-groene’ coalitie werd al na een paar uur uitgesloten (nog vóór gesprekken over een eventueel gezamenlijk beleid waren aangevat) omdat volgens SPD en Groenen de Linke “niet voldoende democratisch” zijn.
Een zg. ‘verkeerslicht-coalitie’ (van SPD, FDP en Groenen) werd aanvankelijk afgewezen door achtereenvolgens FDP en Groenen; toen dan uiteindelijk toch verkennende gesprekken tot stand kwamen liepen die ook op een mislukking uit. En (manifest halfslachtige) pogingen om eventueel – tegen de verkiezingsuitslag in – tóch een ‘grote’ coalitie tot stand te brengen (van SPD en CDU) kapseisden niet alleen vanwege de tegenstrijdige aanspraken op het leiderschap van zo’n regering, maar evenzeer op onoverbrugbare tegenstellingen inzake beleidsopties.
Toen dus alle ‘normale’ formules gekelderd waren, verraste Kraft vriend en vijand met de mededeling dat de SPD voortaan haar programma zou pogen te realiseren door vanuit het parlement voorstellen te doen en daarvoor desnoods wisselende meerderheden zou zoeken. Dat betekende echter ook dat Rüttgers & C° dus rustig konden verder regeren “als aangeschoten wild”.
Dat vooruitzicht oogstte slechts een storm van protest, in NRW én in partijhoofdkwartieren in Berlijn.
Want de regeringsvorming aan Rijn en Roer heeft wel degelijk een ernstige weerslag op de politieke machtsverhoudingen in de bondsrepubliek als geheel: in de Bundesrat (de ‘senaat van de deelstaten’) is de regering-Merkel immers haar meerderheid kwijt, wanneer in Düsseldorf de CDU-FDP-coalitie wordt weggestemd. Kraft werd dus voor haar weinig moedige keuze bijzonder scherp gehekeld door de Groenen, maar kreeg ook (binnenskamers) de bol gewassen door de SPD-top.
Kortom: elk excuus was welkom om die bedenkelijke keuze te herzien. Dat excuus werd prompt geleverd door FDP-leider Pinkwart, die (in een gesprek met de kranten van de in NRW toonaangevende WAZ-groep, op donderdag 17 juni) uitdrukkelijk stelde dat de FDP zich niet meer gebonden voelde door het regeerakkoord met de CDU en voortaan duidelijker een eigen koers zou gaan varen.
Nog diezelfde middag gaf Kraft een blitz-persconferentie om aan te kondigen dat zij “nu NRW in feite geen regering meer heeft” haar verantwoordelijkheid zou opnemen en snel met de Groenen een minderheidsregering wou vormen. Een “huwelijksaanzoek voor snorrende camera’s” waarop de Groenen zonder aarzelen ingingen.
In het deelstaatparlement kan Kraft nu tot minister-president worden verkozen, desnoods in de laatste ronde, waarin een relatieve meerderheid volstaat. Een Ypsilanti-débacle (naar haar partijgenote in Hessen) hoeft ze niet te vrezen, want ze heeft op geen enkele manier naar de stemmen van de Linke gehengeld. Vanuit die hoek klonk – althans vanuit het hoofdkwartier in Berlijn – eerder goedkeurend gebrom: voorzover ze sociale maatregelen doordrukt (bijv. inzake onderwijs) kan de rood-groene minderheidsregering worden gedoogd.
En hoe dan ook opperen nogal wat waarnemers dat die minderheidsregering slechts een overgangsformule is, zoals dat ook in het verleden al in andere deelstaten is gebleken. Ofwel wordt de coalitie verruimd door alsnog de FDP aan boord te halen, ofwel kan Kraft na enige tijd – en nu vanuit de machtspositie als regeringsleider – toch vervroegde verkiezingen uitlokken, in de hoop dan voldoende stemmen terug te winnen van de Linke.
Das Mädchen sitzt aus
Voor bondskanselier Merkel is de ontwikkeling aan Rijn en Roer allesbehalve goed nieuws… bovenop al het andere slechte nieuws.
Haar verkiezingsoverwinning in september 2009 en de daaropvolgende vorming van een regering met de liberalen (ooit haar droom-coalitie !) liggen niet eens een jaar achter de rug, maar ondertussen gelooft niemand meer dat deze ploeg ook de rit zal uitdoen. En dat betekent in Duitsland toch echt wel wat meer dan in België.
Natuurlijk maken het internationale economische klimaat en recenter vooral de problemen binnen de Euro-zone het de regering niet gemakkelijker – om het even hoe die zou zijn samengesteld. Maar die context verklaart niet alles.
Het ‘zwart-gele’ kabinet heeft in feite van bij het prille begin ‘vierkant gedraaid’, en Merkel is er al die tijd niet in geslaagd zich voldoende krachtig als regeringsleider te laten gelden. Althans: binnen Duitsland. Want internationaal – en vooral binnen de EU – liet zij zich wel degelijk gelden, zeker wanneer het er op aankwam partners ertoe aan te porren tot budgettaire orthodoxie terug te keren. Om haar woorden op het internationale toneel kracht bij te zetten besloot zij ook binnenlands orde op zaken te stellen.
Maar het lijkt er op dat zij daar nu de tol betaalt voor de maandenlange besluiteloosheid voordien. Enkele voorbeelden slechts.
In het voorbije half jaar leek voor de coalitiepartners CDU, CSU en FDP zowat elke gelegenheid goed om elkaar tegen de haren in te strijken of ronduit voor schut te zetten. Merkel liet betijen.
Tegenover de verkiezingsstrijd in NRW toonde zij zich opvallend onverschillig. Aanvankelijk wellicht omdat iedereen dacht dat Rüttgers zonder moeite zou kunnen voortregeren; later misschien ook omdat een nederlaag van Rüttgers eens te meer binnen de eigen partij een mogelijke rivaal voor het kanseliersschap zou uitschakelen.
Dàt verklaart ook waarom zij nauwelijks een paar obligate woorden van ‘respect’ over de lippen kreeg toen de Hessense minister-president Koch (ook CDU, en haar bitterste rivaal) aankondigde weldra de politiek te verlaten.
En toen bondspresident Köhler er eind mei (in een overigens heel erg omstreden gebaar) de brui aan gaf, leek dat Merkel nauwelijks te beroeren.
Haar populariteit mag dan in de voorbije weken in duizelingwekkend tempo zijn gedaald, Merkel blijkt van haar ‘ontdekker’ en mentor, voormalig kanselier Helmut Kohl, alvast deze ene tactiek wonderwel te hebben geleerd: aussitzen. Lees: voortboeren alsof er niets aan de hand is, en de bui laten overwaaien. Alleen begint het nu wel erg hard te waaien.
Storm op komst
De besparingsmaatregelen lokken steeds meer protest uit, binnen coalitiepartner FDP is het behoorlijk aan het rommelen, in de Bundesrat heeft de regering geen meerderheid meer, en het is zeer de vraag of ‘haar’ kandidaat voor de opvolging van bondspresident Köhler het zal halen.
Ook dat laatste leek aanvankelijk geen probleem: in de ‘Bundesversammlung’ (een eenmalige bijeenkomst van alle 622 leden van het federale parlement en nog eens evenzoveel afgevaardigden uit de deelstaten) beschikte de regering over een comfortabele meerderheid. Maar toen SPD en Groenen met Joachim Gauck als tegenkandidaat uitpakten, gingen de poppen aan het dansen. Terwijl Merkels kandidaat Wulff (thans nog minister-president van Niedersachsen) als een kleurloze partijsoldaat geldt, heeft Gauck – als voormalig dissident in de DDR, en later beheerder van het Stasi-archief) een indrukwekkende reputatie als ‘democraat die boven de partijen staat’. Nogal wat liberalen en zelfs CDU’ers willen dus voor Gauck partij kiezen – zeker in de oostelijke deelstaten. Wanneer u dit stuk leest zal de beslissing gevallen zijn, maar zelfs indien Wulff wordt verkozen heeft deze hele episode Merkels autoriteit zwaar aangetast.
Daar komt bij dat de FDP in de komende maanden een moeilijk berekenbare coalitiepartner dreigt te worden. De partij behaalde vorig jaar een uitstekend resultaat door omvangrijke belastingverlagingen te beloven, maar heeft daarvan nog maar weinig waar kunnen maken. En aangezien nu vooral moet worden bespaard, had de FDP geen andere keuze dan te argumenteren dat zij door haar regeringsdeelname tenminste heeft belet dat er belastingverhógingen zouden komen… Maar in de partij rommelt het: vele lokale en met name jongere liberalen willen àf van de quasi automatische binding aan de CDU, en tonen zich niet afkerig van verkeerslicht-coalities met SPD en Groenen. Zelfs al is zoiets slechts een doorzichtige tactiek om de onderhandelingspositie tegenover de christendemocraten te verstevigen, dan nog doet het de greep van FDP-leider (en vice-kanselier) Westerwelle op zijn partij geen goed. Als dan door lokale afdelingen al om een buitengewoon partijcongres wordt gevraagd, waar ook de positie van Westerwelle ter sprake zou moeten komen, dan gaan in diverse hoofdkwartieren in Berlijn natuurlijk de alarmlichten knipperen.
Tot slot mag ook het wassende protest tegen de besparingsmaatregelen van de regering-Merkel niet worden onderschat. Natuurlijk gaan zowel SPD als Groenen en Linke tegen de voorgenomen besparingen tekeer; maar ze doen dat niet als front, laat staan rond één gezamenlijk pakket alternatieve voorstellen. Nu de regering haar meerderheid in de Bundesrat kwijt is, moet ze daar wel zoeken naar compromissen met de oppositie, en daardoor kan die allicht de een of andere anti-sociale maatregel wat afzwakken.
Maar dat zal weinig indruk maken het échte protest dat op gang komt: het straatprotest. Om dat protest in diskrediet te brengen, wordt teruggegrepen naar een beproefde maar bedenkelijke methode: het protest – ook van vreedzame betogers – wordt in één hoek geduwd met “daden van geweld, die herinneren aan de jaren van lood” (toen in de jaren ‘zeventig van vorige eeuw de bondsrepubliek zich met alle – ook pertinent ondemocratische middelen – teweer stelde tegen de “gewapende strijd” van de Rote Armee Fraktion. De hetze die midden juni (naar aanleiding van één incident tijdens een betoging) door sensatiepers én regeringsleden werd gevoerd tegen “protest dat aanleunt bij gewelddadige terreur” laat alvast weinig goeds vermoeden over de wijze waarop men met het straatprotest tegen antisociale besparingen denkt om te gaan.
(Uitpers nr. 122, 11de jg., juli-augustus 2010)