Laat op zondagavond 14 maart werden in de Zuidwestelijke Duitse deelstaten Rheinland-Pfalz en Baden-Württemberg nog stemmen geteld die per post waren ingestuurd, maar over de uitslag kon kort na het sluiten van de stemlokalen geen twijfel meer bestaan. Voor de zittende minister-presidenten in beide deelstaten een overwinning. Voor de christendemocraten een historische opdonder. En voor politici en commentatoren allerhande het uitgangspunt voor uiteenlopende bespiegelingen over de komende verkiezingen voor het federale Duitse parlement, in september.
Maar, zo liet een prominente Spiegel-journaliste te midden van al dat gekwetter opmerken: “iedereen heeft nu de mond vol over het forse verlies van de CDU, en dat is onmiskenbaar. Maar nog opvallender en in elk geval veel verheugender is het feit dat de grootste verliezen worden geboekt door de rechtse AfD”. Gelijk had ze.
Cijfers
Een blik op de cijfers. In Baden-Württemberg, waar de groene minister-president Kretschmann zich in de voorbije tien jaar tot een heuse Landesvater heeft ontpopt, konden de Groenen hun stemmenpercentage (met 2,3 %) nog verhogen tot 32,6 procent, en dat ondanks een concurrerende milieulijst, die Kretschmanns beleid te lauw vond. In deze historische burcht van de christendemocraten zakte de CDU (die in de voorbije legislatuur samen met de groenen regeerde in een ongebruikelijke coalitie) verder weg, verloor nog ‘s haast drie procent van de stemmen, en landde daarmee op 24,1 %. Waarmee meteen werd duidelijk gemaakt dat regeren niet per definitie verlies oplevert maar evenmin winst verzekert.
De sociaaldemocratische SPD haalde uit haar oppositiejaren geen vooruitgang, integendeel. Met haar 11 procent (min 1,7 %) behaalde de partij nauwelijks een derde van het groene stemmenaantal, en bleef ze zelfs behoorlijk onder het toch al meelijwekkende percentage (ongeveer 16 %) waarop de SPD zich thans bevindt in Duitsland als geheel. De liberale FDP, die in deze deelstaat ook altijd erg sterk stond, boekte 2,2 procent winst en landde op 10,5 %. En inderdaad: het meest krasse verlies was voor de AfD (Alternative für Deutschland): de extreem-rechtse partij verloor 5,4 % en zakte daarmee naar 9,7 procent.
In Rheinland-Pfalz, ooit ‘on-inneembare’ uitvalsbasis voor wijlen Helmut Kohl, ging de CDU nog dieper onderuit dan in het aanpalende Baden-Württemberg: ze verloor hier 4,1 % en viel terug op 27,7 procent. De SPD van minister-presidente Dreyer kon (met ‘slechts’ 0,5 % verlies) haar positie handhaven op 35,7 procent. Dreyer regeerde de voorbije legislatuur samen met FDP en Groenen in een zogenaamde ‘verkeerslicht-coalitie’. Merkwaardig: de liberale partner ging eveneens licht achteruit (met 0,7 % naar 5,5 procent), terwijl de Groenen met 4 % een forse winst boekten en uitkwamen op 9,3 procent. Ook hier ‘geween en geknars van tanden’ voor de AfD, die 4,3 % verloor en naar 8,3 % zakte.
Daarnaast komen ook in deze deelstaat de ‘Freie Wähler’ voor het eerst in het parlement (met 5,4 % van de stemmen, een winst van 3,2 %), nadat ze dat eerder al klaarspeelden in Beieren en Brandenburg. Die ‘vrije kiezers’ zijn een verschijnsel dat met name in het Westen van de bondsrepubliek al geruime tijd bestaat maar nog maar sinds kort op deelstaatniveau werkelijk meetelt. Voordien vormden die ‘vrije kiezers’ vaak een bont allegaartje, vooral geboren uit onvrede van ‘pragmatisch georiënteerde’ burgers over de ‘almacht’ van de traditionele partijen. Zij zijn vrijwel overal behoorlijk conservatief, maar beschouwen zichzelf wel als de ‘firewall’ tegen de AfD.
Beide deelstaten zijn socio-economisch overigens (afgezien van mega-bedrijven als Daimler-Benz in B-W of BASF in Rh-Pf) vooral gekenmerkt door kleine en middelgrote ondernemingen; dan verbaast het niet dat ‘Die Linke’ hier – met 3,6 % in Baden-Württember en 2,5 % in Rheinland-Pfalz – steevast onder de vijf-procent-kiesdrempel blijven. Voor de echte paleo-linksen is de droefenis nog groter: in Baden-Württemberg verloor de DKP (Deutsche Kommunistische Partei) zelfs 37 stemmen van de 144 die ze vorige keer behaalde. Dat is een verlies van 25,7 %; maar dat ontsnapte blijkbaar aan de aandacht van de Spiegel-journaliste.
Speculaties
In ernst dan. Dat beide zeer populaire minister-presidenten zouden standhouden werd algemeen verwacht. Evenzeer werd verwacht dat de CDU in beide voormalige burchten behoorlijke klappen zou krijgen nadat bekend was geraakt hoe enkele christendemocratische parlementsleden (op federaal niveau) grof geld hadden verdiend aan de leveringen van mondmaskers. De deelstaat-CDU-leiders deden er dus alles aan om te beklemtonen dat in deze verkiezingen niet het – in vele opzichten – ergerlijke federale beleid inzake corona-bestrijding moest worden beoordeeld, maar het werk in de deelstaat. Ze hoopten echter vooral soelaas te vinden bij de kiezers die per brief stemden (van ongeveer 50 % in B-W tot meer dan 60 % in Rh-Pf) en van wie velen al hadden gestemd voor de corruptieschandalen aan het licht kwamen. Die hoop bleek echter volstrekt ijdel.
In feite was de ravage strikt mathematisch – met ongeveer drie tot ongeveer vier procent – al bij al niet eens zó katastrofaal. Maar het psychologisch effect was dat in elk geval wél. Want nu blijkt overduidelijk dat de Duitse christendemocraten er maar belabberd voorstaan, een half jaar voor de bondsdagverkiezingen waarin ‘Mutti Merkel’ niet meer zal aantreden. Daar zijn redenen te over voor, maar bitter weinig remedies.
Natuurlijk is er breed-verspreide onvrede over de aanpak van de corona-crisis. Nu eens te weifelend, dan te hard; nu eens overijld, dan veel te laat… dat liedje is bekend, en het valt ook in vele andere EU-lidstaten te horen. Daar staat tegenover dat de AfD, die vulgair-populistisch op die onvrede speculeerde, daar blijkbaar geen baat heeft bij gevonden. De uitslag leert veeleer dat mensen in deze onzekere en onoverzichtelijke situatie liever voor ‘rustigende vastheid’ kiezen, die in dit geval echter niet werd belichaamd door de conservatieve CDU maar door de zittende deelstaatregeringen, van welke kleur ook.
Dat de CDU (en slechts in mindere mate de CSU) met haar traditionele paternalistische aanpak van politiek en beleid dat zekerheid-zoekende vertrouwen is kwijtgeraakt, dàt is wat de partijstrategen de grootste zorgen baart.
Het schandaal met zichzelf schofterig verrijkende ‘vertegenwoordigers des volks’ kon en kan de partij daarbij missen als kiespijn. En niemand gelooft dat het daaropvolgende paniekvoetbal daaraan iets zal verhelpen, aangezien het volstrekt ongeloofwaardig is. Als je jarenlang systematisch alle mogelijke initiatieven hebt tegengehouden om m.b.t. lobbywerk bij – én ‘bijverdiensten’ van – parlementsleden duidelijke regels in te voeren, dan helpen ook holderdebolder voorgelegde ‘verklaringen op eer’ geen zier. En al helemààl niet wanneer de partij dan een eigen voorstel naar voren schuift waarin die ‘bijverdiensten’ slechts dienen aangegeven vanaf 100.000 euro. Je hoeft echt geen rode of groene ‘Fundi’ te zijn om dan te vragen hoe flagrant een partij elk realiteitsbesef kan verliezen.
Geloofwaardigheid is het enige echte kapitaal waarop een partij kan bouwen; dat is bekend. Maar wàt, wanneer die geloofwaardigheid niet alleen door schandalen wordt aangevreten, maar wanneer ook twee andere pijlers daarvan uitgehold geraken? Een geloofwaardig ‘verhaal’ ofte ‘discours’? Een geloofwaardig leiderschap? Het gebrek aan beide steekt de ogen uit.
CDU-voorzitter Laschet, nauwelijks twee maand in functie en bepaald niet on-omstreden, geniet de steun van Merkel en doet zijn best om de scherpe ideologische meningsverschillen in de partij te overbruggen of tenminste te overpleisteren; maar Rijnlandse jovialiteit volstaat niet om een nationale en zelfs mondiale gezondheidscrisis te lijf te gaan, of om steeds existentiëler wordende politieke keuzes te blijven omzeilen. Op beide terreinen geniet de Beierse CSU-leider en minister-president Söder tenminste een krachtiger imago. Maar kennelijk wil de opperste partijleiding de keuze van een kandidaat-kanselier zo lang mogelijk uitstellen … voor zo ver ze al niet op zoek is naar een ‘reddende derde’.
Met wat voor ‘verhaal’ de christendemocratische kandidaat dan naar de kiezer (m/v/x) moet trekken in september is nog een andere heikele vraag. Moet men proberen Afd- kiezers en ‘vrije kiezers’ terug te winnen door een ondubbelzinnig conservatieve maar sociaal-paternalistische koers, zoals die allicht beter zou geïncarneerd worden door Söder dan door de strenge Merz ? Of moet men met Laschet dichter aansluiten bij een kennelijk eerder terug naar centrum-links evoluerende opinie zoals die in de jongste deelstaatverkiezingen tot uiting kwam? Maar hoe groot is dan het gevaar dat men de AfD nieuwe munitie geeft, die al geruime tijd de baarlijke duivel oproept met haar slogan dat “wie CDU kiest, Groen krijgt”?
Nachtmerrie
Want owee … die slogan is zelfs niet helemaal onzin. Indien beide partijen in september ongeveer de stemmenpercentages behalen waarrond ze zich nu in opiniepeilingen bewegen (grofweg 30 % voor de CDU-CSU en 20 % voor de Groenen) dan is dat zeker genoeg voor een mathematische meerderheid. Politiek ondenkbaar? Kretschmann bewees en bewijst in Baden-Württemberg dat “het onwaarschijnlijke toch mogelijk kan worden”; in ‘zijn’ deelstaat vinden zelfs 70 % van de CDU-ers hem de ideale minister-president. Voorlopig is het echter hoogst onwaarschijnlijk dat het Kretschmann-verhaal zomaar voetstoots kan worden herhaald op federaal niveau … op de eerste plaats omdat die formule voor zeer vele groenen elders in Duitsland een nachtmerrie is. Wellicht zelfs méér dan voor nogal wat CDU-ers, die liever met al-bij-al eerder burgerlijke Groenen in zee gaan dan in een zoveelste ‘GroKo’ met de SPD .. die wellicht toch niet eens zou volstaan om een meerderheid te vormen.
Aan speculaties waarachtig geen gebrek dus. Alleen aan dat soort speculaties – zeg maar: wensdenken – is dan ook toe te schrijven dat de SPD-top de resultaten in de zuidwestelijke deelstaten bejubelde: tegen de weliswaar beperkte verliescijfers in wenste ze die vooral te zien als een breuk in de steevast neergaande lijn van de voorbije jaren. Zodat een zg. ‘verkeerslicht-coalitie’ (van SPD, FDP en Groenen) op federaal niveau alvast mathematisch mogelijk wordt. Dat in zo’n formule de glorierijke SPD kleiner zou zijn dan de Groenen werd in dit wensdenken nauwelijks waargenomen. In zo’n formule zou de SPD immers ‘in het midden van het bed’ liggen, tussen FDP en Groenen, die qua beleidsopties mijlenver van elkaar staan.
Daarmee is echter ook meteen gezegd waarom dergelijke speculaties door iets sceptischer waarnemers worden afgedaan als ‘een spelletje in de zandbak’. Wellicht niet als nachtmerrie, maar zeker als onheilspellend spook duikt immers de herinnering op aan de regeringsvorming in 2017. Aangezien de fel aangeslagen SPD toen lange tijd niet wou weten van regeringsdeelname probeerde Merkel dan maar een zg ‘Jamaica’-coalitie op de been te brengen van christendemocraten, liberalen en Groenen. Die poging mislukte in extremis omdat FDP-partijleider Lindner toen plots meende dat zijn partij beter niet in een regering stapte dan in een slechte regering. Dat werd hem toen door velen in de partij zwaar aangerekend. Maar volstaat zoiets om dan in september mee te stappen in een (althans in liberale ogen) veel linksere coalitie? Lindner maakte zondagavond in elk geval duidelijk dat met de FDP in een regering hoegenaamd geen sprake zou zijn van een ‘ruk naar links’. Hoe zwaar SPD en Groenen aan dat taboe zouden tillen is zeer de vraag; maar die zal pas na september te berde komen.