Op 22 april zijn ze in Zuid-Afrika voor de vierde keer vrij en met zijn allen naar de stembus getrokken en met 65,9% van de stemmen, goed voor 264 van de 400 zetels, is het ANC op een fractie van de twee derde meerderheid gestrand. Dat is na vijftien jaar regeerwerk een straffe prestatie.
Om verscheidene redenen. Ten eerste, omdat voor heel wat Zuid-Afrikanen, vooral die in de onderste lagen van de bevolking, te weinig veranderd is in hun dagelijkse bestaan en je dus kon verwachten dat ze zich door de sirenenzang van een andere partij zouden laten verleiden. Ten tweede, omdat het ANC (Afrikaans Nationaal Congres) voor het eerst met dissidentie in zijn gelederen te maken heeft. De Volkspartij, die onder de naam COPE (brings hope) naar de kiezer getrokken is, is met 7,42% niet echt doorgebroken. Zo kort voor de verkiezingen een nieuwe beweging uit de grond stampen en financiering vinden voor een campagne over het hele land is een te lastige opdracht gebleken.
Ten derde, omdat de kandidaat, die het ANC voor het presidentschap voorstelt, Jacob Zuma, erg controversieel is. De tijd dat het ANC de al tijdens zijn leven heilig verklaarde Nelson Mandela naar voren schoof, is al lang voorbij.
Ondanks zijn overwinning moeten de leiders van het ANC beseffen dat er in Zuid-Afrika anno 2009 flink wat misloopt. Er is zand gekomen in de geoliede machine, die hun land is, waardoor ze gaan knarsen is. Het ANC mag te recht fier zijn dat het de overgang van apartheid naar meerderheidsstelsel, waarvoor de hele wereld zijn hart vasthield, vlekkeloos tot een goed einde gebracht, zonder uitschuivers. Enkele jaren kon Zuid-Afrika zelfs de illusie wekken dat er een heuse regenboognatie geboren was. Maar de klad zit erin.
De manier, waarop er op het gerecht gewogen is, met beïnvloeding van rechters om Zuma te pakken in de corruptiezaak die tegen hem aanhangig was en de opruiing van zijn aanhangers door diezelfde Zuma om desnoods met geweld stokken in de wielen van de rechtsgang te steken, is ongehoord. Dat test de grondvesten van de rechtsstaat aan. Ook op de openbare omroep zit het niet bepaald snor. De SABC heeft de grootste moeite om op een afgewogen wijze dissidente en kritische stemmen te laten horen en dreigt af te zakken naar het niveau van staatsomroep, onzaliger gedachtenis. Idem dito in de politiek, waar het allesbehalve fraai eraan toegaat. Het gedwongen ontslag van Mbeki, minder dan een jaar voor zijn tweede en laatste ambtstermijn als president afliep, is – hoewel alle formele regels gerespecteerd zijn – een staaltje van een afrekening, zoals we er alleen tijdens de koude oorlog in communistische landen gezien hebben.
Over de economische balans van 15 jaar ANC-regering mogen de Zuid-Afrikanen nog het meest ontgoocheld zijn. In een globaliserende wereld, waarin de internationale financiële instellingen die in Washington gevestigd zijn, het IMF en de Wereldbank, en de grootmacht die daar resideert, dicteren dat de wetten van de markt alleenzaligmakend zijn, waren Mandela en Mbeki gedwongen om de puinhopen van de apartheid middels een liberaal gekleurde aanpak te ruimen. Het effect was hetzelfde als in andere opkomende landen, als Brazilië, Rusland, India en China: de economie floreert maar uitsluitend een kleine minderheid superrijken profiteert ervan.
75% van het gemeenschappelijke BBP van SADC, de Ontwikkelingsgemeenschap van Zuidelijk Afrika, komt in Zuid-Afrika tot stand. Daar zijn de helft van alle wegen, telefoonaansluitingen en flappentappen op het continent te vinden. Het is het enige Afrikaanse land dat deel uitmaakt van de G20. Kortom, de Zuid-Afrikaanse economie torent als een reus boven de Afrikaanse dwergen uit.
Maar wat voor impact heeft dat succesverhaal op de doorsnee Zuid-Afrikaan gehad Te weinig. Tijdens een verblijf onlangs in Namakgale, de township van Phalaborwa, in de provincie Limpopo, heb ik dat met eigen ogen vastgesteld en aan de lijve ondervonden. Gezinnen die leven van een sociale uitkering, vrouwen die dagelijks ervaren hoe kort de touwtjes zijn die ze aan elkaar willen knopen, jongeren zonder werk, een huis zonder toilet. Je wilt het niet meemaken in het meest welvarende land van Afrika.
De erfenis van bijna 350 jaar apartheid hangt het ANC als een molensteen om de hals en allemaal, van Betty in Phalaborwa (ze heeft geen baan maar volgt een schriftelijke cursus aan Unisa, de Universiteit van Pretoria) tot Mandela, hebben ze de factor tijd onderschat, de decennia, die het neemt om historisch geworteld sociaaleconomisch onrecht ongedaan te maken. Toegegeven, dat is een flink excuus. Maar het had een ietsepietsie meer mogen zijn. Als Zuid-Afrika het niet redt, welk Afrikaans land dan wel ?
Dat laat vragen rijzen naar hoe je daarmee in een partnerrelatie omgaat. Wat moet je met zo’n land dat binnenkort vanwege zijn economische status geen recht meer heeft op ontwikkelingssamenwerking maar in gebreke blijft om de onderlaag van zijn bevolking op te stuwen in de vaart der volkeren? Een recent rapport van het Steunpunt Buitenlands Beleid van de Universiteit van Antwerpen werpt licht op de zaak. Streef nieuwe vormen van samenwerking na, internationale en regionale, is hun aanbeveling. Het is al te duidelijk dat Zuid-Afrika te weinig capaciteit in huis heeft om de beschikbare budgetten naar behoren ten uitvoer te leggen. De ongelijkheid in de samenleving en het onderwijs blijven problematisch. Geleidelijke omschakeling i.p.v. stopzetting is de boodschap. Aan de Vlaamse ontwikkelingssamenwerking, die van Zuid-Afrika een doelland gemaakt heeft, om ze op te pikken.
Onderhuidse spanningen komen boven water
Een maatschappij, die aan spanningen als die in Zuid-Afrika onderhevig is, is rijp voor hevige uitbarstingen. Het beste bewijs daarvan zijn de migrantenrellen die zich verleden jaar in verscheidene steden voorgedaan hebben, een uiting van ontgoocheling die zich op de zwaksten uit de samenleving richt. Daarbij is het niet gebleven. Tot op het hoogste echelon zijn de schokgolven voelbaar geweest. De linkerzijde binnen de regerende coalitie, de vakbondskoepel Cosatu en de communistische partij, willen van het te liberale beleid weg en hebben op Zuma ingezet. Nog voor de verkiezingen moest Mbeki wijken voor overgangspaus, Mothlanthe. Nog voor de verkiezingen moesten de laatste juridische hinderpalen voor Zuma’s aanstelling als president op 6 mei opgeruimd zijn.
Hij, Zuma, krijgt een ondraaglijk zware last op zijn schouders: het roer omgooien tegen de marsbevelen van de westerse kapiteins in. Hij, Zuma moet dat doen, die zes jaar lang als vice-president onder Mbeki zonder verpinken het liberale beleid van de regering mee vorm gegeven heeft. Hij, Zuma, die ook in recente uitspraken niet te betrappen was op een vorm van revolutionair taalgebruik, dat ze hem in de hoogste financiële en zakenkringen kwalijk zouden nemen. Hij, Zuma, die de 4,6 miljoen aidspatiënten in zijn land shockeerde door na een nummertje met een seropositieve vriendin luidop te verklaren dat hij zich, door achteraf een douche te nemen, geen zorgen hoefde te maken.
Maar goed, laten we Zuma op zijn politieke wapenfeiten afrekenen en niet op zijn privé-leven. Hij gaat tenslotte voor president en niet voor predikant, de wereld heeft genoeg aan één Obama. Bill Clinton is niet de slechtste Amerikaanse president geweest, ook al heeft er tegen hem een afzettingsprocedure gelopen omdat hij geen seks met Monica Lewinsky gehad heeft.
Hij heeft recht op vijf jaar, Zuma, om zijn landgenoten diets te maken dat ze met hem beter af zijn dan met eender wie. Vijf jaar, niet meer dan dat. In april 2014 heeft hij rendez-vous met de geschiedenis. Zuma heeft het voordeel dat dank zij de crisis de staat weer in is. Aan hem om van dat wapen gebruik te maken. Het nadeel is dat de gestage groeier, die de Zuid-Afrikaanse economie de voorbije jaren was, ondanks het hoofd dat het bankensysteem de financiële crisis geboden heeft, het laatste kwartaal van verleden jaar, met een terugval van 1,8%, in een recessie terechtgekomen is.
Een tweede gevolg van de vloedgolf, die over de Zuid-Afrikaanse politiek gestroomd is, is de afsplitsing van COPE. Die volkspartij, zo heet ze letterlijk, heeft, na het opstappen van Mbeki, gewezen Minister van Defensie, Lekota, in het leven geroepen. Nooit tevoren is de onenigheid binnen het ANC op die wijze openlijk naar buiten gekomen. Frappant is ook dat Lekota samen met een aantal oudgedienden van het UDF, het Verenigd Democratisch Front, de deur achter zich dichtgetrokken heeft. In de jaren tachtig trokken de militanten van het UDF binnen Zuid-Afrika aan het voortouw van de struggle, met boycots in scholen en bedrijven, acties tegen winkels en betaalstakingen voor water en stroom, vaak ten koste van hun vege lijf. Pas na Mandela’s vrijlating kwamen de ballingen terug naar Zuid-Afrika en namen ze het ANC weer in handen, alsof de interne oppositie geen gewicht in de schaal geworpen had. Die frustratie, die daaruit voortvloeide en is blijven bestaan, ligt mee aan de basis van de breuk. Het is het zoveelste bewijs van de arrogantie van wie er in het ANC de lakens uitdeelt.
Het beste wat de Zuid-Afrikanen hadden kunnen verhopen, was dat de verkiezingsuitslag een krachtige oppositie op de politieke kaart zou zetten. Maar de kiezer heeft altijd gelijk en vooral de arme Zuid-Afrikanen hebben in overgrote mate hun vertrouwen bevestigd in de partij die voor hen de bevrijding van een nietsontziend, misdadig regime betekent. COPE is waarschijnlijk te zwak om de kar te trekken en het programma van de liberaal geïnspireerde Democratische Alliantie, met 16,66% ’s lands officiële oppositie, heeft eenzelfde soortgelijk gewicht als het regeringsbeleid, dat de voorbije jaren zijn diensten niet bewezen heeft.
Hopelijk begrijpt het ANC toch de les en negeert het de signalen niet. Het heeft een stamboom en een palmares om u tegen te zeggen maar is hoognodig aan een luis in de pels toe. Een effectief debat kan de bedreigingen voor de democratische verworvenheden die van de partij de laatste tijd uitgegaan zijn, aan banden helpen leggen, zodat het gros van de Zuid-Afrikanen, in afwachting van meer voorspoedige tijden, de politieke oogst van 1994 niet weg ziet rotten onder de stralen van zonnekoning Zuma.
(Uitpers, nr. 109, 10de jg., mei 2009)