President Emmanuel Macron is niet de enige om de lof te zingen van zijn illustere voorganger Jacques Chirac. W ie zoals ik in 2003 samen met tientallen miljoenen anderen wereldwijd betoogde tegen de aankomende Amerikaans-Britse oorlog in Irak, herinnert zich met sympathie een Franse president die zich hardnekkig tegen die oorlog keerde. Het jaar daarvoor was hij met 83% herkozen – in de tweede ronde, want in de eerste haalde hij als uittredend staatshoofd slechts 19.88%! In 1995 had hij in die eerste ronde iets meer, 20.84 %. Chirac was dus lang niet die populaire president over wie men het nu heeft.
Rechts
Als president stak hij wel met kop en schouder boven zijn opvolger Nicolas Sarkozy die veel slaafser was tegenover Washington. Maar ze waren beide politici die zonder enige schroom een neoliberaal beleid voerden, waar het kon ook een neokoloniaal. Want ondanks zijn verzet tegen de oorlog in Irak, was en bleef Chirac een uitgesproken rechtse politicus.
Hij was de verkiezingen van 1995 dan wel ingegaan met een campagne rond “la fracture sociale”, waarmee hij vooral naar de problemen in de banlieues verwees. Daarmee sloot hij aan bij wat het ‘sociaal gaullisme’ was genoemd – in het gaullisme was er altijd wel een “sociale componente” geweest, iedereen behoort immers tot le peuple de notre Patrie, la France.
Neoliberalen
Zodra hij echter verkozen was, werd er over die ‘fracture sociale’ niet meer gesproken, Hij nam Alain Juppé als premier om een neoliberaal beleid van sociale afbraak te voeren. Waar trouwens massaal protest tegen kwam, de grootste protestgolf na 1968 en vóór de gilets jaunes. Dat diezelfde Juppé nu een bondgenoot is van Macron, hoeft niet te verbazen. Chirac-Juppé-Macron, één rechte lijn.
Toch zag Chirac toen het ongenoegen niet. Hij schreef in 1997 onverhoeds vervroegde verkiezingen uit in de overtuiging die glansrijk te zullen winnen . Het viel anders uit, links won en Lionel Jospin van de PS werd eerste minister. Chirac werd meer dan vier lang lang gedwongen tot een cohabitation, waardoor hij alleen nog kon wegen op diplomatie en militaire zaken.
Vadsige koning
Na zijn herverkiezing in 2002, liet Chirac vooral betijen, zeker op binnenlands vlak, wat hem de benaming opleverde van ‘le roi fainéant’, de vadsige koning. Hij liet de touwtjes in handen van o.a. premier Raffarin, nu ook een van de bondgenoten van Macron.
In 2007 volgde Nicolas Sarkozy hem op, beslist geen vriend van hem. Sarkozy had in 1995 de grote rivaal van Chirac, Edouard Balladur, gesteund; in de ogen van Chirac was Sarkozy een verrader die men “met de linkervoet moet vertrappelen, dat brengt geluk”. Toen Sarkozy in 2012 kandidaat was voor een tweede ambtstermijn, amuseerde de wegkwijnende Chirac zich door sluiks de socialist en streekgenoot François Hollande te steunen.
Zoals Chirac de naam van de ‘gaullistische’ partij van UDR naar RPR had veranderd, om er zo zijn persoonlijke stempel op te drukken, zo wijzigde Sarkozy de partijnaam in Les Républicains, na een tussenperiode van UMP. Bij zowel Chirac als zijn opvolger was persoonlijke ambitie de sterkste motivatie om aan politiek te doen. De macht om de macht. Maar dan wel ten dienste van de grote ondernemers, hun beste vrienden, en van zichzelf.
Eind 2011 werd Chirac veroordeeld tot twee jaar met uitstel wegens fraude toen hij burgemeester van Parijs was. Daar had hij er nogal een potje van gemaakt: fictief personeel, fraude bij aanbestedingen, valse kiezerslijsten, gebruik van openbare gelden voor privégebruik enz.
Gemengd beeld
Chirac laat in feite maar een magere balans na. Met enkele momenten die dan toch een gemengd beeld achterlaten.
Er was natuurlijk de historische afwijzing van de oorlog in Irak in 2003. Maar ook het feit dat hij met zijn toespraak als kersverse president in 1995 in de Velodrôme d’Hiver in Parijs de verantwoordelijkheid van Frankrijk in de massadeportatie van joden tijdens de bezetting erkende. Een moedige uitspraak die zijn voorganger, de socialist François Mitterrand niet had aangedurfd. En Chirac was ook meer dan zijn voor- en nagangers uitgesproken voorstander van een Palestijnse staat, nogal een verschil met de slaafde pro-zionistische houding van o.a. Macron.
Europa
Inzake Europa heeft hij radicaal zijn kazak gekeerd. Toen zijn grote rivaal Valéry Giscard d’Estaing president was (1974-1981) viel hij die scherp aan voor zijn pro-Europese houding. Hij kreeg het verwijt de nationale belangen te braderen en Europa te onderwerpen aan de Amerikaanse belangen.
Omdat dit electoraal niet loonde en de RPR verdeeld was, werd het thema Europa lang weggemoffeld. Tot er in 1992 moest gestemd worden over het Verdrag van Maastricht. Het was schoorvoetend dat hij opriep tot goedkeuring, terwijl een deel van de RPR opriep voor verwerping. Pas als president zou hij zich vanaf 1995 opwerpen als een felle voorstander van verdere Europese samenwerking, maar dan wel rond de as Frankrijk-Duitsland.
Smetten
Als president werd hij een “nieuwe Chirac”. Want in zijn begindagen als politicus trok hij aandacht met ronduit racistische uitspraken. In 1976 had hij het erover dat Frankrijk zoveel werklozen had omdat er meer dan één miljoen migranten waren. In 1988 had hij het bij de revolte van de Kanaken op Nieuw-Caledonië over “de barbaarsheid van die mensen, als we dat tenminste mensen kunnen noemen”. Bij de onderdrukking van die revolte werden 19 Kanaken gedood.
En in 1991 hield hij voor de RPR-militanten een ronduit racistische toespraak. Tijdens zijn presidentschap van 14 jaar zou hij die uitspraken doen vergeten. Hij werd een humanistisch staatshoofd naar wie het Musée Branly is genoemd. Branly is een groot etnografisch museum in Parijs waar ook al eens kunstwerken an Kanaken worden getoond.
Of hoe een professionele politieke communicatie een imago kan scheppen van ‘globaal genomen positief’.