In een conflict treedt er bij mensen volgens Friedrich Glasl ‘sociaal autisme’ op. De betrokkenen zien niet of beperkt hoe de omgeving op hun gedrag reageert en zijn niet instaat daarop gepast in te spelen. Externe bemiddeling is dan nodig.
Door het bijvoorbeeld met een expert aan te pakken en het niet langer uit de weg te gaan, kunnen vastgelopen patronen aan het schuiven gaan. “Er komt energie vrij. Mensen genezen langzaam. Dat zie je aan cijfers van het ziekteverzuim, de burn-outs en de exits die geleidelijk afnemen. De gesprekken gaan opnieuw over wat er echt toe doet.”, schrijft Fanny Matheusen in haar nieuwe boek ‘Van zondebok naar zebra’.
Daarin bespreekt ze tools eigen aan ‘deep democracy’. Deze methode is volgens haar tevens een filosofie met een heel andere kijk op groepen en op de interactie tussen mensen.
Uit haar ervaring blijkt dat er behoefte is aan kennis over de werking van groepen. “Op dit moment benutten we het potentieel van het collectieve, van het leven in groep niet optimaal. In goed functionerende groepen stijgen mensen uit boven wie ze zijn. Creatieve en innovatieve ideeën worden geboren.”, vervolgt ze.
Conflicten kunnen voor Matheusen een kans op groei en verandering zijn. Zij kunnen helpen te verbinden, want ze “zetten ons aan er iets mee te doen”. Het probleem is dan niet dat er een conflict is, wel dat we niet vaardig zijn om ermee om te gaan.
De meerwaarde van ‘deep democracy’ is dat het een methode is die verschillen helpt uit te spreken en dus aan te pakken. Daarbij is het de bedoeling de nee-stem uitdrukkelijk te horen om te vermijden dat die onzichtbaar blijft en zich vertaalt in niet-coöperatief gedrag, spanning en conflict.
Er is niet altijd ruimte voor de nee-stem. Mensen hebben het niet leren zeggen, hebben het verleerd of vinden het te onveilig om het niet eens te zijn. Toch is stilstaan bij de behoefte en wijsheid van de minderheid van belang voor reële gedragenheid van beslissingen binnen een groep.
De tools uit ‘deep democracy’ zijn volgens de auteur eenvoudig in hun opzet, “zodat ze bruikbaar zijn in ons dagelijks leven: op het werk, in ons gezin en in de bredere samenleving.”
Voorbeelden van tools zijn “amplificeren”, het gebruik van gespreksrituelen, van magische vragen, van geestrollen en van energievelden.
Bij “amplificeren” haalt de bemiddelaar (in het boek: facilitator) de indirectheid of beleefdheid uit de gesproken woorden en benadrukt de emotionele lading. Iemand zegt bijvoorbeeld: ‘In deze groep zijn er mensen die soms roddelen’ en de facilitator zal dit dan herhalen als ‘Ik ben het spuugzat dat jullie achter mijn rug praten.’
Gespreksrituelen zijn gestructureerde manieren om met elkaar in dialoog te gaan en in alle veiligheid te zeggen wat er leeft.
“Magische vragen” helpen om met “rollen” om te gaan. Rollen kunnen op zo’n wijze interageren dat ze een patroon vormen dat zich op verschillende manieren binnen de organisatie opnieuw manifesteert.
Een individu neemt bijvoorbeeld de rol van dwarsligger in een groep op. Als die de groep verlaat, blijft de rol bestaan en kan een ander die opnemen. Het spreekt dan voor zich dat een lastige individu verwijderen geen oplossing is. Magische vragen helpen dan wel.
De eerste is: ‘Wie herkent dit?’ Misschien zijn er nog mensen in de vergadering die overwegend voor zijn en toch bedenkingen hebben en zich dus kunnen vinden in een aantal tegenargumenten. De tweede magische vraag is: ‘Wat heb je nodig om mee te gaan?’ Deze vraag helpt iedereen aan boord te krijgen, ook zij die het idee niet zo genegen zijn.
Met geestrollen kan een deelnemer aan een bemiddeling spreken uit naam van iemand die niet aanwezig is. Bijvoorbeeld als iemand een racistische uitspraak doet, waarop de groep anders niet weet hoe te reageren.
Met energieveld bedoelt de auteur de context, waarin een groep zich bevindt. Als leden herhaaldelijk afspraken vergeten, ontstaat een energieveld – een cultuur – van verwaarlozing.
‘Van zondebok naar zebra’ is een goed leesbaar boek. Met metaforen (waterlijn, energieveld, …) maakt Matheusen haar punt duidelijk. Een minpunt vind ik het gebruik van moeilijkere termen her en der zoals “fractaal”, een wiskundig patroon in een patroon, uit de kwantumfysica. Daardoor staan in het boek – gelukkig beperkt in aantal – zinnen met een duistere betekenis: “een conflict met een collega is een fractaal van de oorlog in Syrië.” Of “al jouw gevoelens en ideeën zijn onderdeel van een fractaal in een groep.”