Zoetzuur mengpotje
De Antwerpse docent sociologie en cultuurkritiek waagt zich met dit onderwerp op glibberig terrein en dat gaat waarschijnlijk op voor vrijwel alles wat met ‘cultuurkritiek’ te maken heeft. Hoe benadert een academicus een vaag begrip waar rond zoveel controverses bestaan en wat denkt hij er zelf van? Ik wilde wel eens weten hoe hij in die conceptuele doolhof een wetenschappelijk aanvaardbare weg zou vinden om met ‘Wie, wat, woke?’ om te springen. Als je een boek schrijft over woke bevind je je algauw in een mijnenveld. Je kunt veel verkeerd doen, zeggen of schrijven, zowel in de ogen van de woke-beweging als in de ogen van haar critici. Zeker als je zoals Weyns naast socioloog óók een witte man bent.
‘Wokeness’ is een politiek vaak misbruikt begrip, zoals ook cancel culture of critical race theory, maar Weyns gaat daar in zijn studie op een heldere en samenhangende manier op in en maakt er een goed uitgebalanceerd zoetzuur mengpotje van met positieve en negatieve smaken, maar toch mis ik in zijn overigens uitstekende analyse één niet onbelangrijk element en dat is hoe extreemrechts met het fenomeen woke omspringt. Daarover gaat deze bespreking ook.
De sleutel die Weyns hanteert om ‘woke’ te benaderen zit al vervat in de ondertitel van het boek: ‘een cultuurkritische benadering van wat we (on)rechtvaardig vinden’. Wokers, volgens Weyns zijn mensen die woke zijn (van ‘woke’, de verleden tijd van ‘wake up’, wakker worden): zich scherp bewust van alles wat fout en onrechtvaardig is in de samenleving. Er bestaat geen vast omlijnde groep van mensen die woke zijn. Een woker kan iemand zijn die niet ‘he’ of ‘she’ zegt, maar ‘they’, of in het Nederlands niet ‘hem’ of ‘haar’ maar ‘hun’, omdat je mensen niet op een geslacht mag vastprikken.
Witheid, een prismatisch begrip
Weyns probeert een reconstructie te maken van de woke mentaliteit. Daarvoor plaatst hij het begrip ‘witheid’ op de voorgrond. Om de woke mentaliteit te begrijpen kun je volgens hem niet zonder inzicht in het denken en zijn van ‘de witte man’. Dat is ook het thema dat auteur Joris Luyendijk aansnijdt in zijn recent verschenen ‘De zeven vinkjes’ ( Hetero, wit, man, minstens één hoogopgeleide ouder, Aso gestudeerd, hogere studie gedaan, hier geboren) waarin hij aan de hand van zijn eigen levensverhaal aantoont dat de maatschappij geen eerlijke loopwedsstrijd is omdat mannen zoals hij nog altijd de spelregels bepalen.
Weyns pikt uit die zeven vinkjes vooral het wit-zijn op. In een interview over het thema zegt hij: ‘Wit’ is beter dan ‘blank’ omdat dat woord een soort van neutrale norm suggereert, waarnaast dan gekleurde rassen bestaan. Een witte mens is een kleurling tussen andere kleurlingen. Wokers vinden Zwarte Piet niet kunnen, verfoeien de erfenis van Leopold II, willen overal veel meer diversiteit forceren en reizen met een schip naar Zuid-Amerika, terwijl je er met het vliegtuig een stuk sneller bent. Wokers pleiten voor een nieuwe geschiedschrijving, want de oude is geschreven door de bril van een superieure blanke man. Ze zijn vaak links en klimaatbewust en hun felste tegenstanders zitten ter rechterzijde.’ (1) Tot die stroming behoren dus volgens Weyns zeer uiteenlopende emancipatorische bewegingen als Black Lives Matter, MeToo, de klimaatzaak, de acties tegen zwarte piet in Nederland, de dekolonisatiestroming (die met de witte westerse mentaliteit wil afrekenen), de kritiek op heteronormativiteit vanuit de LGBTQI+-gemeenschap et cetera. Het gaat vooral om een strijd van minderheden die voorheen onderdrukt werden of nog worden, op basis van etnische afkomst, ras, gender, seksuele voorkeur en dergelijke. Zij strijden tegen het onrecht dat hen aangedaan werd en wordt door… de witte man.
Die ‘witheid’ is volgens Weyns een prismatisch begrip. ‘Zoals het prisma helpt te begrijpen wat licht is, zo is whiteness een middel om sociale onrechtvaardigheid te begrijpen. Een prisma toont dat er twee kanten zijn aan licht: aan de ene kant een witte lichtbundel, aan de andere kant de kleuren van de regenboog. Nochtans gaat het om hetzelfde licht. Prismatische breking zet het ene om in het andere. Het begrip whiteness doet iets gelijkaardigs. Aan de ene kant zie je de witte mensen (onderling verwisselbare types), aan de andere kant zie je mensen van kleur, een divers gezelschap waarin voortdurend nieuwe types opduiken.’ (p. 33) En nu komt het: ‘Zoals breking de relatie tussen wit en gekleurd is, zo is onderdrukking de relatie tussen witte mensen en mensen van kleur.’
Het is met die metafoor in het achterhoofd dat Weyns het woke-begrip doorheen heel zijn boek benadert. Belangrijk hierbij op te merken, zegt de auteur, is dat het om meer dan de huidskleur ‘wit’ gaat – zie de zeven vinkjes van Joris Luyendijk – maar om de maatschappelijke voorrechten die daaraan verbonden zijn en waarvan de drager zich vaak niet bewust is. Wokers zijn dat wel. Zij strijden voor rechtvaardigheid en daar is niks mis mee. Dat deed en doet elke emancipatiebeweging en dat brengt radicaliteit met zich mee. Weyns verwijst daarvoor naar Stokeley Carmichael en de Black Power beweging uit de jaren zestig die de voorlopers waren van de Black Lives Matter-beweging. Kleurenblind zijn voor verschillen tussen mensen is geen progressief standpunt. Integendeel. Integratie heeft niets met de emancipatie van de zwarte gemeenschap te maken. Volgens Carmichael is het een trucje om de zwarte getto’s te beroven van de mensen met talent en energie. Als alles en iedereen wit schildert, komt er weinig kleur in je palet – mooie diversiteit is dat. De bestaande instellingen moeten niet worden opgevuld met witgemaakte niet-witten. Ze moeten worden afgebroken. Aldus Carmichael, aldus woke. Een campagne als die van de stad Antwerpen ‘Allemaal anders. Allemaal Antwerpenaar’ is vanuit de woke-optiek een brave, consensuele, niet langer strijdvaardige diversiteit. Voor woke is diversiteit een prismatisch begrip, een conflictbegrip. Hoe omgaan met diversiteit – een streven dat vaak met de mond wordt beleden – dat niet uitmondt in homogeneïsme? Dat is een zeer belangrijke discussie die al zeer lang ook in onze kontreien gevoerd wordt. Ik verwijs hiervoor naar de studie van Jan Blommaert en Jef Verschueren van 1992, Het Belgische migrantendebat, dat binnenkort opnieuw verschijnt bij uitgeverij EPO. Hun conclusies waren niet mals. Zeker niet voor progressief Vlaanderen. Uit hun analyse blijkt dat de kern van de ideologie van waaruit tolerante Vlamingen spreken over de vreemdelingenproblematiek nauwelijks afwijkt van het gedachtengoed van extreems rechts. Die ideologie noemen de auteurs het zogenaamde homogeneïsme. Wij prediken openheid, verdraagzaamheid en pluralisme,- dat is de retoriek van de tolerantie- maar in feite vinden we dat de normale samenleving een homogene samenleving is. Een groot aantal aspecten van het woke– ideeëngoed zijn dus helemaal niet nieuw en passen in een lange traditie hoe maatschappelijke minderheden op een strijdbare manier opkomen voor hun rechten.
Contradicties
Weyns wijst in zijn boek ook op een aantal contradicties in het optreden van wokers. Het is volgens hem opmerkelijk dat de wokers zich met ongelijkheden op het vlak van (trans)gender, huidskleur, seksuele voorkeur enz. bezighouden, maar dat ze zich niet uitspreken over sociale klasse en onrechtvaardigheid. Weyns: ‘Woke personen hebben de mond vol van sociale rechtvaardigheid maar hun simpel wit-zwarte prismatische wereldbeeld maakt het hen onmogelijk om iets te zeggen over de complexe oorzaken van armoede. De reden hiervoor ligt voor de hand: deze ongelijkheid kun je niet prismatisch duiden als ‘wit’ tegen ‘minderheden’. Sociale klassen snijden dwars door de witte meerderheid heen. Wokers werpen zich op als felle tegenstanders van het binaire denken. Zij komen op voor het erkennen van het fluïde, voor tussenvormen zoals demi-boy, demi-girl, genderqueer of theyby’s (non-binaire baby’s). Ook die woke-strijd tegen het binarisme is paradoxaal. Woke personen hanteren zelf een prismatisch wereldbeeld dat zo binair is als wat: ‘wit’ versus ‘gekleurd’.
Twee gezichten
Het goed onderbouwde boek van Weyns valt uiteen in twee grote delen die hij met een knipoog naar de christelijke leer opdeelt in ‘Het woke geloof’ en ‘De woke werken’. Dat typeert ook een beetje het naar mijn smaak ambigue karakter van zijn benadering. In hetzelfde interview (3) noemt hij ‘woke’ een term met twee gezichten, maar dat kan je ook een beetje zeggen van zijn benadering van het fenomeen: aan de ene kant geeft hij een eerder afstandelijke analyse van het ‘wie en wat van woke’, maar soms valt hij als wetenschapper wel eens uit zijn rol wanneer hij op een weliswaar onderkoelde, maar toch zeer duidelijke manier kipkap maakt van woke-uitwassen. Volgens hem menen woke-personen, net als gelovigen over inzichten te beschikken die niet ontwaakte zielen missen. Ze hebben altijd gelijk, want ze zien de diepere samenhang der dingen. Ze weten dat de weg nog lang is en een volgehouden inspanning vraagt. Stay woke betekent in dit opzicht niet alleen ‘blijf waakzaam’, maar ook: ‘geen tijd om te slapen, er moet nog veel worden verzet.’ Dat is herkenbaar en zeker aanwezig bij vele mensen die ver gaan in hun engagement.
‘Kun je dan te veel naar rechtvaardigheid streven? vraagt Weyns zich retorisch af. ‘Ik denk het niet. Als onder woke verstaan wordt: een verscherpt besef van (on)rechtvaardigheid zou je hopen dat alle mensen woke zijn. Waar loopt er dan iets mis? Dat heeft te maken met het dubbele aangezicht van woke. ‘Aan de ene kant staat het voor mensen met een groot sociaal bewustzijn, die bezig zijn met ecologie en feminisme, en tegen racisme, seksisme, homofobie en transfobie zijn. Maar als je op elke slak zout gaat leggen, iedereen met de vinger wijst als xenofoob, en ieder klein onrecht de moeite vindt om je in op te winden, dan wordt het al snel belachelijk.’ (2) Neem nu het voorbeeld van de kus in het Sneeuwwitje-verhaal. Er is al een tijdje commotie over de prins die Sneeuwwitje wakker kust. Dat kan niet meer door de beugel, vinden sommigen, omdat Sneeuwwitje niet bij bewustzijn is en dus haar toestemming niet kon geven. Te onnozel voor woorden? Walter Weyns: ‘Dit soort discussies begint vaak over iets triviaals, omdat achter dat triviale het monsterlijke, foute wereldbeeld schuilgaat waar de wokers tegen strijden.’ De witheid en vooral de witte man moet eraan geloven. Pas als witte mensen zich van hun verdorven, witte, dus racistische inborst bewust zijn, kan er – zoals bij een religieuze bekering – sprake zijn van hoop.
Woke en extreemrechts
Geen kus aan Sneeuwwitje! Kan het nog gekker! Extreemrechts vindt heel dat woke-gedoe echter uitstekend want daardoor kan het gemakkelijk scoren. In zijn lijfblad ’t Pallieterke haalt Vlaams Blok-voorman Tom Van Grieken met heel veel plezier een voorbeeld uit zijn eigen leven aan om het te kunnen ridiculiseren. “Toen ik vader werd, moest ik een papier invullen met een vakje voor de naam van de ‘moeder’, en daarnaast een vakje ‘ouder 2’. Ouder 2!? Wie verzint het eigenlijk?” Op de achtergrond hoort de VB-man al heel de westerse beschaving in elkaar storten.
Wat nu wokeness of cancel culture wordt genoemd, luisterde vroeger naar de naam ‘politieke correctheid’, ‘identity politics’ of ‘cultuurmarxisme’ en dat wordt zo geframed door extreemrechts dat het een scheldwoord is geworden. Daarover schrijft filosoof Thomas Decreus: ‘Het dienstdoende narratief van extreemrechts is kinderlijk eenvoudig. Het gaat ongeveer als volgt: er bestaat een kleine minderheid van ‘woke’ extremisten die alles wat ‘ons’ – de aard van dat ons mag u zelf invullen – lief is wil vernietigen, afnemen, wijzigen en censureren. Die extremisten houden zich schuil in de donkere krochten van (doorgaans Amerikaanse) campussen alwaar ze zich elkaar onderwijzen in schimmige (doorgaans van oorsprong Franse) theorieën. Met hun doorgeslagen dogmatiek vormen ze een bedreiging voor vrijheid en democratie. Waar ze op uit zijn, is de vernietiging van de Westerse beschaving. (3) Dat vindt ook Tom Van Grieken. Hij laat in ’t Pallieterke ook even de achterkant van zijn tong zien wanneer hij zegt: ‘Het hele woke-verhaal is niet iets wat plots is opgekomen. Het is een zoveelste facet van een ziekte waar het hele Westen mee geconfronteerd wordt: zelfhaat. Dát is de grootste bedreiging voor onze samenleving, niet massa-immigratie of islamisering.’
In de VS, maar ook in Frankrijk is er veel meer te doen geweest rond ‘woke’ dan bij ons. In Frankrijk is dat zeker het geval naar aanleiding van de moord op de Franse geschiedenisleraar Samuel Paty door een moslimterrorist. Daarover heeft Weyns het ook in een korte passage onder de titel ‘Islamgauchisme of woke?’ Uitpers-journalist Freddy De Pauw legt ook een verband tussen de twee. (4) ‘“Islamo-gauchisme” is de nieuwe vijand waarmee de Franse president Emmanuel Macron stemmen bij rechts en uiterst-rechts wil halen. Islamo-gauchisme, alle rechtse media pakken er al een tijdje mee uit, al gooien ze daarbij veel zaken door elkaar – niet alleen het samenwerken van een deel van links met islamistische groepen, maar ook postkoloniale studies, onderzoek naar ras, gender enz… , vaak aangeduid als ‘woke’-cultuur. Minister van Hoger Onderwijs Frédérique Vidal heeft nu een storm ontketend door een onderzoek te vragen naar de invloed van het “islamo-gauchisme” aan de universiteiten.’
Verwarring alom. Extreemrechts plukt er dankbaar de vruchten van.
Woke en het vrije woord
Ook in academische kringen en bij auteurs boven alle verdenking trekt men aan de alarmbel. Woke wil ‘foute’ dominante witte stemmen cancelen, smoren dus en dat wordt gevaarlijk. ‘Bestrijd racisme, maar kom niet aan het vrije woord.’ Dat is de titel van een open brief tegen ‘afnemende tolerantie in het publiek debat’ van Harry Potter-auteur J.K. Rowling en schrijver van o.a. ‘De duivelsverzen’ Salman Rushdie. Samen met ruim 150 schrijvers en academici ondertekenden zij een brief waarin ze zich afzetten tegen wat zij een afrekencultuur noemen. Ze schrijven: ‘Ook al zijn we die censuur gaan verwachten van radicaal-rechts, ze verspreidt zich ook breder in onze cultuur: een onverdraagzaamheid jegens andersdenkenden, een mode van publieke schandpalen en verkettering, en de neiging complexe beleidskwesties in verblindende morele zekerheid te laten oplossen. Wij eren de waarde van stevige en zelfs vinnige tegenspraak van alle kanten. Maar inmiddels horen we maar al te vaak oproepen tot snelle en strenge vergelding in reactie op vermeend ontoelaatbare uitingen en meningen.’
De cancelcultuuur heeft dus, aldus Weyns, ook als pendant ‘een sorrycultuur, dat wil zeggen ‘een geritualiseerde zelfverlaging die tot doel heeft om de toorn af te wenden’, want intussen werden redacteurs ontslagen omdat ze omstreden stukken plaatsten, boeken teruggetrokken wegens vermeende onwaarachtigheid, journalisten mogen niet over bepaalde onderwerpen schrijven, hoogleraren krijgen last omdat ze in hun colleges uit bepaalde romans citeren, etc.
Tja, dat ‘woken’ toch. In het interview met Humo naar aanleiding van zijn boek ‘De zeven vinkjes’ zegt Joris Luyendijk laconiek dat hij in ‘De zeven vinkjes’ nergens over woke spreekt: ‘Het is een waardeloze term die alleen dient ter sabotage van een inhoudelijk gesprek.’
.
(1) Dirk Hendrikx, Sneeuwwitje en de wokers: verboden kus of verboden discussie?
Gazet van Antwerpen 15 mei 2021
(2) idem als (1)
(3) De ‘war on woke’: het tegenoffensief van rechts na Black Lives Matter, In: www.dewereldmorgen.be van 21 juni 2021
(4) Freddy De Pauw, Franse heksenjacht tegen heksenjacht. In: www.uitpers.be
van 21 februari 2021
(5) ‘De zeven vinkjes’: Joris Luyendijk kijkt in de spiegel en ziet een hoogopgeleide witte man. In: Humo van 8 februari 2022