‘Hedendaagse antiverlichting’ doet wat de auteur beoogt: niet alleen de lezer zicht geven op de politiek-historische scène waarbinnen zijn/haar leven zich voltrekt, maar hij nodigt ook uit om op een zindelijke en genuanceerde manier om te gaan met een stukje westerse ideeëngeschiedenis waarin ‘onze’ waarden en normen vorm hebben gekregen, maar op een andere manier dan waarop ze nu gretig worden boven gehaald. En er is meer. Op het ogenblik dat ik deze bespreking maak, komt het bericht binnen dat de Antwerpse sp.a-federatie, na een stevig intern dispuut, gekozen heeft om in een ‘Bourgondische coalitie’ met de NV-A van burgemeester Bart De Wever te stappen. De man die beweert ‘verbindend’ te willen optreden is nu net een notoire vertegenwoordiger van de antiverlichting waarover Ico Maly het heeft.
Ico Maly, docent Digital Media & Politics aan de Tilburgse Universiteit, is vooral gekend van enkele dikke en geleerde boeken, onder andere ‘N-VA, analyse van een politieke ideologie’ waarmee hij in 2012 promoveerde als doctor in de cultuurwetenschappen aan de universiteit van Tilburg en recent ‘Nieuw Rechts’, waarin hij Nieuw Rechts en haar rechts gramscianisme als een antwoord ziet op de New Left en het denken en handelen van de soixante-huitards van vijftig jaar geleden.
In die werken gaat deze geëngageerde wetenschapper op zoek naar de historisch-filosofische wortels van de verlichting en plaatst hij het denken van Bart De Wever en zijn N-VA, maar ook van de alt-right in de Verenigde Staten en bij ons – de werkzaamheden van Schild en Vrienden kwamen uitvoerig aan bod in zijn ‘Nieuw Rechts’ – in het kader van een eng begrepen en conservatieve lezing van de verlichtingsfilosofen. De N-VA is het voorbeeld van een Nieuw Rechtse antiverlichtingspartij geworden die de ideologische lakens uitdeelt in België. Nog geen alt-right zoals het Vlaams Blok, maar een alt-light versie ervan die met zogenaamd realistische standpunten voor de dag komt.
Deze goed onderbouwde analyse doet hij nu in ‘Hedendaagse antiverlichting’ nog eens dunnetjes – het gaat om een essay van niet meer dan150 bladzijden – , maar zeer heldere manier over. Daarmee richt Maly zich, zoals hij zelf zegt, uitdrukkelijk tot een ruimer publiek. ‘Met dit boekje wil ik lijnen trekken, ik wil de betrokken en de (nog niet) betrokken burger duidelijkheid verschaffen over het grotere historische frame waarbinnen de hedendaagse politiek afspeelt.’ (p.25)
De zelfverbeelde verlichting
Hij doet deze oefening in drie hoofdstukken. In het eerste ‘De claim op de verlichting’ focust hij op de steeds maar herhaalde claim van politici en opiniemakers die de verlichting begrijpen als een ondeelbare set waarden die ons ‘verlicht’ zouden maken en die daarom te allen prijze moeten verdedigd worden. Hij richt zich niet alleen tot een Bart De Wever, maar ook tot een zeer uiteenlopend gezelschap dat het debat vanuit een volgens hem eenzijdige kijk op de verlichting beheerst: Patrick Dewael, Leo Neels, Tinneke Beekman, Marc De Vos, Ivan Van de Cloot, Maarten Boudry, Gwendolyn Rutten en co worden in één adem genoemd. Volgens Maly wordt de verlichting gretig bovengehaald als er verwezen wordt naar de radicale islam. De verlichting dat zijn wij, westerlingen. ‘Ons land, ons model, onze normen, onze regels onze identiteit worden gekenmerkt door de verlichting.’ (p. 42) Dat noemt hij de zelfverbeelde verlichting.
Verlichtingen
Tegen dergelijke eendimensionale benadering van de verlichting reageert Maly. Het gaat niet over een eenduidige erfenis, maar over een complexe en veellagige beweging. In navolging van Jonathan Israel en Zeev Sternhell onderscheidt de auteur een radicale en een gematigde verlichting. De radicale verlichtingsdenkers zoals Nicolas de Condorcet, Denis Diderot, Jean Le Rond d’Alembert, Guillaume-Thomas François Raynal, Olympe de Gouges, Thomas Paine en Joel Barlow stellen de emancipatie van de hele mensheid centraal. De mensheid is één en ondeelbaar. Elk kind wordt geboren met dezelfde natuurlijke rechten en die zijn onvervreemdbaar.
Naast de meer gematigde filosofen onderscheidt Maly ook een conservatieve groep waartoe hij Edmund Burke (het grote voorbeeld van Bart De Wever) en Johann Gottfried von Herder rekent die hij eerder antiverlichtingsintellectuelen noemt die hun bron vinden in het nationalisme. Bij hen ligt de nadruk niet op het universele, maar op het particuliere, het unieke, op alles wat de mensheid verdeelt en isoleert. Elk individu heeft de plicht om het kostbare weefsel – niet toevallig de titel van een boek van Bart De Wever – van de natie te vrijwaren voor veranderingen, elke verandering kan immers het hele organisme in gevaar brengen.
Hedendaagse antiverlichting
Over welke invulling van ‘de’ verlichting hebben die dames en heren politici en opiniemakers het dan wel? Op die vraag gaat Ico Maly door in hoofdstuk twee ‘De hedendaagse antiverlichting’ door in te zoomen op het debat en het beleid rond migratie dat in de huidige Belgische politieke context actueler is dan ooit. Wie vandaag de nadruk legt op de universaliteit van mensenrechten wordt spottend als een gutmensch afgeschilderd, die tracht te deugdpronken en die zijn eigen superioriteit wil bewieroken. Eigenlijk zijn het niet meer dan naïeve idioten, gevaarlijke dromers – soixante-huitards oei, oei! – die niet in de werkelijkheid leven. Daarmee zetten die zelfverklaarde hoeders van de verlichting de belangrijkste philosophes neer als utopische radicalen die de wereld naar de verdoemenis helpen. Neen, beweren zij, de rechten van het individu moeten ondergeschikt zijn aan het belang van de groep, van de natie. Daarmee plaatsen deze ‘realisten’ zich in een antiverlichtingstraditie. Universele en afdwingbare mensenrechten worden beschouwd als het begin van het verval, als de fase van de decadentie die onvermijdelijk tot de ondergang van de natie zal moeten leiden.
In naam van de natie opent de antiverlichting steeds fellere aanvallen op het migratiebeleid, de zogenaamde opengrenzenpolitiek en op de mensenrechten die ineens niet universeel meer mogen zijn. Vandaar ook de stekelige opmerkingen van figuren als Bart De Wever om de Conventie van Genève te herzien die alleen maar het ‘aanzuigeffect’ van migranten zou versterken. Vandaar ook de pleidooien voor pushbacks, het inperken van de Schengenzone, het herinstalleren van de Dublinakkoorden en de omstreden Turkijedeal.
Ico Maly ziet de aanval op de verlichting ook duidelijk in ons onderwijssysteem dat almaar minder gericht is op het vormen van jongeren tot kritische, democratische burgers. In plaats van emancipatorische doelstellingen na te streven worden er eerder pleidooien gehouden voor een beter marktgericht onderwijs.
En nu?
In een laatste hoofdstukje ‘En nu?’ probeert Maly enkele elementen aan te dragen voor een offensief toekomstproject. Het is slechts een bescheiden en algemene aanzet die binnen het bestek van dit essay maar enkele bladzijden beslaat. Om dat antiverlichtingsdenken te bestrijden moet er volgens hem resoluut uitgegaan worden van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, die nog steeds aanzet tot het ontplooien van een politiek-emancipatorisch project voor de toekomst. Het zijn ‘rechten’ die moeten worden afgedwongen, niet als ‘waarden’ die ons eigen zouden zijn. Ze vormen een goede basis om verschillende deelstrijden met elkaar te verbinden: ‘Ze verbinden het lokale met het globale, de onderdaan met de migrant, ze verbinden de strijd voor de gelijkheid tussen man en vrouw met de strijd tegen racisme. Ze verbinden de strijd voor werkbaar werk met de sociale zekerheid en een goed leven hier.’ (p. 125)
En nog veel meer
‘Hedendaagse antiverlichting’ doet wat de auteur beoogt: niet alleen de lezer zicht geven op de politiek-historische scène waarbinnen zijn/haar leven zich voltrekt, maar hij nodigt ook uit om op een zindelijke en genuanceerde manier om te gaan met een stukje westerse ideeëngeschiedenis waarin ‘onze’ waarden en normen vorm hebben gekregen, maar dan op een andere manier dan waarop ze nu gretig worden bovengehaald.
En er is meer. Op het ogenblik dat ik deze bespreking maak, komt het bericht binnen dat de Antwerpse sp.a-federatie, na een stevig intern dispuut, gekozen heeft om in een ‘Bourgondische coalitie’ met de N-VA van burgemeester Bart De Wever te stappen. De man die beweert ‘verbindend’ te willen optreden is nu net een notoire vertegenwoordiger van de antiverlichting waarover Ico Maly het heeft. Het is goed dat al de ja-stemmers weten dat zij in zee willen gaan met iemand die zich met alle politieke middelen verzet tegen het kosmopolitisme en de universalistische aanspraken van de radicale verlichting, want die sfeer ademde Antwerpen uit vóór 1585, de datum van de sluiting van de Schelde door de Spaanse Habsburgers. Dus nog lang vóór de verlichting was Antwerpen al een open, gastvrije stad. In 1993, twee jaar na de doorbraak van het Vlaams Blok op die onheuglijke Zwarte Zondag, was de Engelse historicus Peter Burke in Antwerpen om zijn essay Antwerp, a metropolis in comparative perspective voor te stellen. Antwerpen, zei hij in zijn besluit, moest kiezen tussen de ‘naar buiten gerichte, vrij-denkende, kosmopolitische, onafhankelijke stad van vóór 1585 en de meer naar binnen gekeerde, orthodoxe gemeenschap, die deel uitmaakte van een hoofse katholieke cultuur’.
Die keuze is intussen gemaakt: om ‘het kostbare weefsel’ van deze stad te kunnen herstellen, zal de ‘verbindende’ antiverlichtingsburgemeester alle politieke machtsmiddelen aanwenden, ook als het even kan via het torpederen van de conventie van Genève, om het eigen zogenaamd Vlaamse karakter te doen uitstijgen boven de kosmopolitische microkosmos die Antwerpen in werkelijkheid al heel veel jaren is.
Bij deze mijn dank aan Ico Maly om de actuele N-VA- politiek, die van een alt-light almaar meer begint op te schuiven naar een alt-right versie à la het Vlaams Belang, in een ruimer historisch-filosofisch kader te hebben geplaatst. Á bon entendeur salut.