Bij de val van Bagdad kraaiden Washington en Londen victorie. De oorlog leek voorbij. De VS hadden met hun militair machtsvertoon de wereld perplex geslagen en ze hadden Irak kennelijk stevig onder controle.
Sommige uiterst-linksen in de anti-oorlogsbeweging hadden voordien opgeroepen voor steun aan Saddam als ‘anti-imperialistisch strijder’. De enigen die zich nochtans serieus hadden verzet tegen de invasie waren de gewone soldaten en de bevolking. Het corrupte regime van Saddam en zijn gevreesde elitetroepen kozen het hazenpad zodra het Amerikaanse leger te dicht naderde. Blijkbaar dienden die speciale troepen enkel om ingezet te worden tegen de Iraakse bevolking wanneer ze protesteerden tegen Saddam…
Flagrant kolonialisme
Washington heeft een koloniaal regime geïnstalleerd in Bagdad. Hoewel ze democratie en vrijheid hadden beloofd – dat was toch een van de doelen van de oorlog, niet? – spreken ze nu over een overgangsperiode van verscheidene jaren alvorens Irak een democratische regering krijgt. Genoeg tijd om het land leeg te roven. In de Britse krant The Guardian stelt men het als volgt:
“De antidemocratische en flagrant koloniale aard van de nieuwe macht wordt niet verborgen. Terwijl Iraakse partijen vragen om een breed gedragen conferentie voor de verkiezing van een overgangsregering, tolereert de nieuwe Amerikaanse proconsul Paul Bremer enkel een zelfgekozen Iraakse adviesraad. Intussen wroet zijn bezettingsmacht verder aan de vormgeving van de pro-westerse vrije-marktorde, die de VS op de ruïnes van een onafhankelijk Irak willen bouwen.”
Vooraleer ze klaar zijn met de ‘reconstructie’ van Irak willen Bush en zijn corrupte kliek de genationaliseerde Iraakse olie-industrie volledig privatiseren. De autoriteiten verklaarden pas nog dat ze in het komende jaar tientallen overheidsbedrijven willen verkopen aan de privé, met andere woorden overleveren aan de Amerikaanse oliemultinationals. Zij hebben immers veel betaald om de ploeg van Bush in het Witte Huis te duwen en willen nu die positie verzilveren in contracten en Iraakse bedrijven aan spotprijzen.
Om dat te bereiken aarzelden Bush en zijn poedel Blair niet om te liegen over de massavernietigingswapens. Paul Wolfowitz, onderminister van Defensie en een van dé neoconservatieve ideologen, heeft zelfs in de pers toegegeven dat ze het argument van de massavernietigingswapens gewoon hebben gebruikt om de bevolking achter zich te krijgen. In Groot-Brittannië heeft dit al geleid tot de grootste crisis in de regering van Blair. De ministers Clare Short en Robin Cook hebben ontslag genomen en ontmaskeren nu de leugens die Blair de Britten heeft voorgehouden.
Nieuw Vietnam-scenario in de maak?
In Irak zelf slagen de Amerikaans-Britse troepen er niet in rust en een beter leven te brengen, hoewel er voor de media een hele show wordt opgevoerd. Toen de Romeinen Schotland binnenvielen, schreef de geschiedkundige Tacitus daarover: “Ze scheppen een woestenij en noemen dat vrede.” Geen woorden passen vandaag beter. Irak is bezaaid met bommen, overal staan controleposten die niet aarzelen om onschuldige mensen neer te schieten, er heerst hoge werkloosheid, de ziekenhuizen en watervoorziening werken niet naar behoren, soldaten schieten regelmatig op betogers, kunstschatten zijn geplunderd enzovoort. Het aantal gedode Iraakse burgers wordt tussen 5.500 en 7.200 geschat, terwijl het aantal gesneuvelde Iraakse militairen oploopt in de tienduizenden. Het gedrag van de Amerikaanse soldaten doet steeds meer denken aan Vietnam. In Rawah bijvoorbeeld bestookten ze in hun klopjacht op guerrilla huizen van burgers met tanks en helikopters, waarbij verschillende tientallen om het leven kwamen. Ze vallen dorpen en steden binnen en behandelen daar iedereen als een mogelijke vijand. Bij betogingen – toch een democratisch recht? – opent het leger regelmatig het vuur, met talloze doden en gewonden tot gevolg. Wegens hun arrogantie hebben ze niet de minste basis onder de bevolking, die hen als buitenlandse bezetters beschouwt. Integendeel, ze creëren zo een basis voor de guerrilla en voor massaprotesten.
Die situatie beïnvloedt niet alleen de Iraakse bevolking, ze heeft eveneens een vernietigend effect op het moreel van de buitenlandse troepen. Washington had haar soldaten immers beloofd dat de Irakezen hen met open armen zouden ontvangen als bevrijders. In realiteit vrezen Amerikaanse soldaten voortdurend een aanval vanuit een steeg of vanachter een hoek. Het verzet doodt gemiddeld één Amerikaanse soldaat per dag. Van begin mei tot half juni kwamen er al een vijftigtal Amerikanen om, ongeveer de helft van de gesneuvelden in de oorlog zelf. Bijgevolg zijn de troepen heel nerveus. Dat verklaart ten dele hun gedrag van “eerst schieten en dan vragen stellen”. Zelfs van kinderen hebben ze schrik. Volgens de New York Times verklaarden verscheidene soldaten dat ze gekweld worden door de doden die ze maakten én incasseerden. Allemaal leken ze vermoeid. Het artikel citeerde een infanterist die zei: “Bel Donald Rumsfeld en zeg hem dat we naar huis willen… Zeg hem dat hij eens een nacht komt doorbrengen in ons gebouw.” Dergelijke uitlatingen drukken de gevoelens uit van duizenden Amerikaanse militairen op dit moment. Onvermijdelijk zal die stemming ook binnensijpelen in de VS zelf, onder de bevolking. Bush & co mogen zich aan iets verwachten als voor miljoenen gewone Amerikanen duidelijk wordt wat ze allemaal uitspoken.
Bevrijdingsstrijd
We stelden voordien al dat een langgerekte guerrillaoorlog, gevoerd met primitieve methoden zoals scherpschutters, hinderlagen en zelfmoordbommen, een vernietigend effect zal hebben over een lange periode, als ze de ruggesteun heeft van het volk. Het Amerikaanse establishment doet de guerrilla af als ‘overblijfselen van het Ba’ath-regime’ en zelfs ‘terroristen’. Dat is echter oorlogspropaganda. Het verzet voert een rechtvaardige bevrijdingsstrijd tegen een imperialistische macht en velen van hen zijn geen aanhangers van Saddam, zoals The Guardian weet te vertellen. Wij steunen de zelfverdediging van de Irakezen tegen de bezetters. Tegelijk willen wij ervoor waarschuwen dat de guerrilla zich niet mag isoleren van de massa. Een zuivere guerrillastrijd riskeert om te vervallen in individueel terrorisme. Gewapend verzet kan enkel succesvol zijn als het een hulpmiddel is voor de massabeweging zelf. Als de strijd zich beperkt tot sporadische schermutselingen, dan kunnen de VS met hun ontzaglijke vuurkracht terugslaan, zoals ze al doen, en zo honderden en zelfs duizenden Irakezen de dood in jagen.
De uitdaging voor het verzet is om een massabeweging op te bouwen van arbeiders, boeren, studenten en armen, tot zo’n omvang dat militaire macht niets meer kan doen. Die massabeweging is zich al aan het vormen. Over heel Irak hebben grote betogingen plaats, waarbij het volk moedig de schietgrage soldaten trotseert.
Dat de Irakezen wel degelijk naar democratie verlangen en niet opgezet zijn met een dictatuur is recent al verschillende keren gebleken. Aan de Mustanseriyya Universiteit in Bagdad bijvoorbeeld betoogden de studenten tegen de frauduleuze verkiezing van de decaan, die een volgeling van Saddam is. Zij slaagden met hun acties erin de decaan van zijn post te verjagen. Een ander voorbeeld deed zich voor bij een oliebedrijf in Basra, de South Refineries Company. Daar eisten de arbeiders het recht om zelf managers te verkiezen omdat de huidige bedrijfsleider een vertrouweling van de Ba’ath is. Het Britse commando houdt er evenwel een andere opinie op na. Zij zijn alleen geïnteresseerd in het oppompen van olie, en democratische controle van arbeiders gaat uiteraard niet samen met megawinsten voor oliemultinationals.
Communisten tegen fundamentalisten
Wegens het gebrek aan een degelijk georganiseerde arbeidersbeweging op socialistische basis winnen de sjiïtische fundamentalisten zeker en vast terrein. Toch zijn ze nog ver verwijderd van controle over het verzet in heel Irak of zelfs nog maar in de belangrijkste steden. Bovendien staat het fundamentalisme in hun moederland Iran de laatste weken weer sterk onder vuur van de eigen bevolking. Ze pikken de aartsreactionaire dictatuur van de ayatollahs niet. Daarom staan de fundamentalisten in Irak nog ver van een overwinning. Het burgerlijke weekblad The Economist publiceerde half juni een interessant artikel waarin ze stellen dat vooral de communisten in Irak een tegenwicht vormen voor de fundamentalisten.
"Het falen van Amerika’s regimewissel om orde op te leggen zorgt ervoor dat vrouwen verborgen moeten gaan onder de sluier of de zelfopgelegde purdah binnenshuis. Het heeft de weg geëffend voor hardliners om patriarchale gebruiken op te leggen. Meisjes worden uit de scholen gehaald, mannen doen het winkelen en bruiloften en cafés worden gesloten voor de schemer invalt. (…) Jongeren zijn het beu om te horen welke films ze wel mogen bekijken en welke niet. Vrouwen eisen gelijke erfenisrechten en de afschaffing van wetten die ‘eermisdaden’ bestraffen en hen verbieden om Irak te verlaten zonder mannelijke bewaker."
In datzelfde artikel lezen we:
“Terwijl de andere seculiere partijen in Irak bij de clerus in het gevlij willen komen, vecht de Communistische Arbeiderspartij van Irak tegen het afglijden van Irak naar een islamitische staat. Zij houden ‘coming-out parties’ voor meisjes van Bagdad die hun sluier afwerpen en, onder invloed van de berichten over vrouwen die worden aangevallen, hebben een toevluchtsoord geopend.”
De communistische beweging krijgt een nieuwe historische kans. Momenteel zijn ze nog relatief klein en is het voordeel aan de mullahs. In het huidige klimaat doen zich evenwel diverse mogelijkheden voor om hun invloed uit te breiden. We moeten altijd in het achterhoofd houden dat de fundamentalisten hoogstwaarschijnlijk geen leidende rol zullen spelen wanneer de arbeidersbeweging in opstand komt. Tijdens de Iraanse revolutie van 1979, toen de Shah werd verjaagd, was de aanvankelijke impact van Khomeini klein. De beweging werd in haar beginfasen gedragen door de arbeiders zelf. Zij zetten raden op om de strijd te coördineren en te leiden. Pas later kon Khomeini de macht grijpen, mét de steun van de Communistische Partij en de andere grote linkse organisaties. Zij steunden hem omdat ze in hem een ‘anti-imperialist’ zagen. Na die machtsgreep keerden de fundamentalisten zich tegen de arbeiders en de linkse organisaties kregen zware repressie te verduren. De fundamentalisten konden de revolutie kapen door de fouten van de arbeidersleiders. Laat de Iraakse communisten daar lessen uit trekken.
We mogen in België niet stoppen met de hypocrisie van de imperialisten te ontmaskeren. De anti-oorlogsbeweging heeft over heel de wereld miljoenen mensen op straat gebracht, mensen die het criminele beleid van Bush en Blair veroordelen. Hoewel het tij van die beweging momenteel voorbij is, heeft de arrogantie van het imperialisme bij veel mensen iets losgemaakt. Wij kunnen samen de Irakezen helpen in hun strijd door te tonen dat zij niet alleen staan, door campagne te voeren tegen de bezetting, door acties te doen tegen de militarisering van de wereld en vooral door te bouwen aan een echte anti-imperialistische beweging. Daarmee tonen we hen dat zij kameraden hebben in het ‘Westen’ en niet moeten geloven in de ‘botsende beschavingen’ die Bush en de fundamentalisten bepleiten.
(Uitpers, nr. 44, 4de jg. Juli-augustus 2003)
Wim Benda, 20/06/03, redacteur voor www.vonk.org