‘Ware winst’ is enerzijds een goed doordacht studieboek waarin de Attac-stappen om te komen tot een helder en samenhangend alternatief voor het huidige economische systeem zorgvuldig worden uiteengezet, maar anderzijds ook een aanstekelijke inspiratiebron voor wie mee in het hic et nunc de uitgangspunten van ‘Ware winst’ wil realiseren.
Achter elk boek gaat ook een uitgever schuil. Meestal holt een auteur achter een uitgever aan, maar – en dat is zeer uitzonderlijk – soms is het andersom. Dat is het geval met ‘Ware winst’ van Christian Felber en Jan Van Arkel, maar dat is dan ook geen gewone uitgeverij. Ze werd in 1974 door milieu-activist Jan van Arkel opgestart onder de naam Ekologische Uitgeverij. Jan van Arkel was in de jaren ’70 en ’80 voor Aktie Strohalm (nu STRO) actief in de milieubeweging, o.a. in de acties tegen de kweekreactor(plannen) in Kalkar. Hij is momenteel penningmeester van het Nederlandse Transition Towns en al 43 jaar one man uitgever.
Zachte waarden: ‘Ware winst’
Ook de auteur van ‘Ware winst’ is een man met een zeer lange adem. De Oostenrijker Christian Felber (1972) is politiek wetenschapper en activist die sinds 2000 actief is in de Oostenrijkse tak van Attac. Daaruit groeiden de ideeën voor de Economie van het Gemene Goed, wat een vertaling is van het Duitse Gemeinwohl-Ökonomie. Daarmee begeeft de auteur zich op het terrein van de transitie waarop verschillende, min of meer verwante begrippen gelanceerd worden (commons, solidaire economie, economische democratie, geefeconomie en post-groeieconomie, enz.) door zeer verschillende auteurs waaronder Nobelprijswinnares voor de economie Elinor Ostrom en, dichter bij ons, Francine Mestrum (The Social Commons. Rethinking Social Justice in Post-Neoliberal Societies), François Houtart (Le bien commun de l’humanité), Riccardo Petrella (Au nom de l’humanité) en nog zovele andere auteurs die streven naar de reconquering of the commons.
Commons of Gemene Goed of Le bien commun blijft echter een vaag koepelbegrip en daarbij wil Christian Felber het voorlopig laten. Hij geeft alleen aan hoe belangrijk het welzijn en het welbevinden van alle mensen en de natuurlijke omgeving zijn en benadrukt dat de verdere invulling ervan via een democratisch proces van discussie en besluitvorming tot stand moet komen omdat, zoals hij terecht opmerkt, de term gemene goed door uiteenlopende actoren en regimes voor eigen doeleinden en belangen werd gebruikt.
De Economie van het Gemene Goed vertrekt van waarden zoals ook Hart boven Hard en vele bewegingen van onderuit dat doen. Zij constateren echter, zoals de Nederlandse experimentele dichter Lucebert ‘Alles van waarde is weerloos (wordt van aanraakbaarheid.
rijk. en aan alles gelijk.) En dat moet veranderen. Felber wil ‘Ware winst’ vooropstellen en dat is een heel ander verhaal. Dat blijkt uit de drie centrale doelstellingen van de gemene-goed-economie. Felber wil ten eerste de contradictie opheffen die momenteel heerst tussen de waarden die de economie domineren en de waarden die de samenleving in principe vooropstelt (vertrouwen appreciatie, samenwerking, verbondenheid met de natuur, solidariteit en delen). Ten tweede wil hij de waarden die in onze grondwetten staan systematisch in de realiteit van de economische praktijk brengen. Hij verwijst daarvoor onder meer naar de grondwet van de deelstaat Beieren (‘De gehele economische activiteit dient het gemeenschappelijk welzijn’), maar ook naar de Italiaanse constitutie (‘de publieke en private economische activiteit moeten zich richten op het gemene goed’), naar de Colombiaanse grondwet en zelfs naar de Verenigde Staten. Ten derde wil de Gemene-Goed-Economie meten wat echt van belang is. Ook ‘zachte waarden’ dus. Het Gemene-Goed-Product’ zou het Binnenlands product (BBP) vervangen en een Gemene-Goed-Balans’ zou de financiële balans aanvullen. Zeer belangrijk in heel de benadering van Felber is ook dat er een concrete procedure voor een democratische implementatie beschreven wordt, die tegelijkertijd ruimte laat voor combinatie en samenwerking met andere alternatieven.
Drie niveaus
Felber onderscheidt in het model van de Gemene-Goed-Economie drie niveaus. De nationale economie (macroschaal), de onderneming ( mesoschaal) en de investering (microschaal). Voor de evaluatie van de nationale economie – met behulp van het Gemene-Goed-Product – kan het basiswerk om dit Gemene-Goed-Product samen te stellen in de Gemene-Goed-Gemeenten gedaan worden. De beoordeling van investeringen zou gebeuren via de Gemene-Goed-Toets, die ontwikkeld wordt door de Bank voor het Gemene Goed in samenwerking met andere ethische banken.
De Gemene-Goed-Balans meet dan het succes van een onderneming. Bij de meting van een succesvolle onderneming worden volgens Felber vaak middel en doel verwisseld. Dat is eigen aan het huidige economische systeem. Vandaag de dag kan een bedrijf ‘succesvol’ zijn terwijl het arbeidsplaatsen afbouwt, het milieu vernietigt, de democratie ondermijnt en zinloze dingen produceert. De Gemene-Goed-Balans kan een instrument worden om dat te verhinderen als de financiële balans tenminste herleid kan worden tot een nevenbalans. De Gemene-Goed-Balans meet hoe ondernemingen centrale grondwetwaarden die het ‘gemene goed’ omschrijven (menselijke waardigheid, solidariteit, ecologische duurzaamheid, sociale rechtvaardigheid en democratie) in realiteit omzetten. Deze benadering leunt sterk aan bij de werking van coöperaties die volgens de Rochdale-principes werken. Net zoals in het verleden zouden bedrijven in hun streven naar het gemene goed geen financiële verliezen mogen maken – zonder winst is een onderneming op de vrije markt immers niet leefbaar. Maar ‘winst maken om de winst’ zou niet mogen. Daardoor zou de groeidwang, die het resultaat is van succesmeting met een monetaire indicator, kunnen wegvallen.
TAPAS, geen TINA
In het voorgaande werd vaak de voorwaardelijke wijs gebruikt wat er – onterecht – zou kunnen op wijzen dat Christian Felber en de Gemene-Goed-Economie-Beweging uit zweverige figuren bestaan die alleen maar dromen van een andere economie en een andere wereld. Neen, de ambitie van dit boek reikt veel verder. Het verzet zich tegen het TINA-denken en komt op voor TAPAS (‘There Are Plenty of Alternatives’). ‘Ware winst’ is enerzijds een goed doordacht studieboek waarin de Attac-stappen om te komen tot een helder en samenhangend alternatief voor het huidige economische systeem zorgvuldig worden uiteengezet, maar anderzijds ook een aanstekelijke inspiratiebron voor wie mee in het hic et nunc ‘Ware winst’ wil realiseren. In de laatste hoofdstukken wordt er trouwens uitdrukkelijk verwezen naar praktijkvoorbeelden die aantonen dat de letterafkorting TAPAS staat voor alternatieven die hun degelijkheid al bewezen hebben: het Spaanse Mondragón, het Egyptische Sekem dat aan biolandbouw in de woestijn doet, Göttin des Glücks en Craft Aids die ecofaire textiel verspreiden, het Braziliaanse SEMCO, het wereldwijde netwerk van CSA-boerderijen (Community Supported Agriculture) en ga zo maar door. Het zijn allemaal voorbeelden van gesmaakte TAPAS.
Een groeiende beweging
De Gemene-Goed-Economie is geen eendagsvlieg, maar is intussen uitgegroeid tot een beweging met een uitgekiende strategie en een steeds maar uitbreidend internationaal netwerk. Na de opstart in 2010 door Attac-Oostenrijk is het snel gegaan. Wereldwijd waren er eind 2016 bijna 200 lokale ondersteuningsgroepen (‘energievelden’) opgericht, van Finland tot Servië, van Oostenrijk tot Chili en van Nederland tot de Verenigde Staten. Deze lokale groepen implementeren de Gemene-Goed-Economie in gemeenten, steden, provincies en grote regio’s. Einde 2016 waren al 400 balansondernemingen, maar ook op het niveau van voornamelijk de gemeentelijke politiek begint het ideeëngoed van de Gemene-Goed-Economie door te dringen waardoor er Gemene-Goed-Gemeenten (Weiz, Graz, Mannheim, Zaragoza,, Miranda de Azán, Carcaboza, enz.) en Gemene-Goed-regio’s (Mühlviertel, het Zwarte Woud, Grisson, Vinschgau, Apulia, Extremadura, Wales, enz.) konden ontstaan. Ook universiteiten verlenen intussen hun medewerking. Aan de universiteit van Valencia wordt op dit ogenblik een leerstoel ‘Economie van het Gemene Goed’ opgericht, de universiteit van Barcelona diende een aanvraag in voor een UNESCO-leerstoel ‘Economie van het Gemene Goed’ in Parijs en aan de universiteit van Santiago de Chile wordt het project ‘Gemene-Goed-Boekhouding’ voorbereid.
Met de uitgave van deze Nederlandstalige versie – met dank aan uitgeverij Jan Van Arkel – is ‘Ware winst’ nu in tien talen beschikbaar. De voorwaarden voor een wereldwijde verspreiding van dit ideeëngoed zijn dus voorhanden. Ik hoop dat geëngageerde mensen van overal die een bijdrage willen leveren aan de verandering naar een Gemene-Goed-Economie op eigen initiatief een lokale groep zullen opbouwen. Ze kunnen daarvoor terugvallen op een uitgebreid draaiboek dat door de Gemene-Goed-Economie-Beweging ontwikkeld werd.
Meer informatie:www.ecogood.org (algemene website in verschillende talen) en nederland.gwoe.net (website van de Nederlandse Gemene-Goed-Economie-Beweging)