De laatste tijd duikt in de berichtgeving over Cuba geregeld de naam Yoani Sánchez op, een Cubaanse blogster die over de “harde Cubaanse realiteit” schrijft, en daar zo goed in is dat ze verschillende prijzen wint, van de Universiteit van Columbia (VS) en van de Spaanse krant El País. Het maandblad Time zet haar zelfs in het lijstje van de 100 meest invloedrijke personen, hoewel ze zelf toegeeft dat ze in Cuba onbekend is. Er bestaan honderden Cubaanse blogs, maar het is Yoani die in de internationale prijzen valt, meer dan enige Cubaanse schrijver ooit. President Obama antwoordt zelfs op haar vragen, een eer die weinigen lijkt weggelegd.
Ook Belgische journalisten gaan Cubaanse persheldin Yoani opzoeken om hun interpretatie van de complexe Cubaanse realiteit te onderbouwen. En ze nemen klakkeloos over wat deze dame vertelt. Als het over Cuba gaat, is het blijkbaar niet nodig om even na te gaan of ook onafhankelijke bronnen een en ander bevestigen. Onlangs kwam ze nog op een bijzonder spijtige manier in het nieuws: ze beweerde dat de Cubaanse geheime politie haar had gemolesteerd. Wat is hier aan de hand?
(Media)oorlog tegen Cuba
Van zodra duidelijk werd dat de revolutionairen onder leiding van Fidel Castro erin geslaagd waren om Cuba te bevrijden van de door de VS gesteunde dictatuur van Batista, kregen ze te maken met moordplannen tegen Fidel, sabotageacties en terreuraanslagen, een militaire inval (Playa Girón of de Varkensbaai, 1961) en buitenlandse financiële en materiële steun aan de oppositie in Cuba. In 2007 stemde de Kamer van Volksvertegenwoordigers van de VS (het congres) een begroting (2007-2008) van 45,7 miljoen dollar voor de Cubaanse dissidenten (1), en recent nog pakte de Cubaanse politie een VS-agent op die in Cuba satelliettelefoons verdeelde onder opposanten.
In 1960 kondigde de VS een blokkade af, die alle handel met en kredieten voor Cuba extreem bemoeilijkt en het eiland al meer dan 93 miljard dollar heeft gekost (2), geld dat verloren ging voor de Cubaanse bevolking.
Naast de financieel-economische oorlog en andere ondermijningsacties vormen de media wellicht het meest gebruikte wapen in deze strijd voor de vernietiging van de Cubaanse revolutie. We hebben het hier over miljoenen dollars waarmee men wereldwijd journalisten, kranten, internetproviders, radiostations, televisiezenders en elke mogelijke activiteit financiert om negatieve berichtgeving over Cuba te verspreiden. In 2007 keurde het VS-Congres 33,5 miljoen dollar goed voor Radio en TV Martí (3), zenders die Cuba bestoken met antiregeringspropaganda. In 2006 lekte uit dat een 50 tal journalisten in Florida rechtstreeks betaald werden voor anti-Cubaanse propaganda. Zelfs de rechtse krant “El Nuevo Herald” van Miami zag zich verplicht drie journalisten te ontslaan (4).
Het gaat hier om een complex netwerk dat de propagandaoorlog tegen Cuba betaalt en stuurt, met verschillende doelpublieken. Het netwerk bestaat uit de vroegere handlangers van dictator Batista – de “Miamimaffia” – en via de geheime diensten georganiseerde en betaalde individuen en organisaties binnen en buiten Cuba. De doelpublieken zijn zowel de voor-als tegenstanders van de Cubaanse revolutie, waar ook ter wereld.
De VS is wellicht de belangrijkste staat die, zowel openlijk als in het geheim, deze propagandaoorlog leidt, hierin in verschillende gradaties bijgetreden door de Europese Unie, met Tsjechië en het Spanje onder de vorige premier Aznar als uitschieters. Binnen alle landen, ook in de VS en de EU, bestaan natuurlijk ook krachten die normale relaties met Cuba nastreven, maar die komen veel minder aan bod.
De propagandaoorlog, of beter gezegd mediaterreur, moet de internationale publieke opinie – waaronder wij dus – ervan overtuigen dat de mensen op Cuba geen welvaart, vrijheid en democratie kennen, en dat er bijgevolg een ander systeem (een kapitalistisch) moet komen (“regime change”). Hoe meer men de wereld ervan kan overtuigen dat het leven in Cuba een echte hel is, hoe meer steun men kan verwachten voor alle initiatieven waarvan men beweert dat ze daar iets willen aan doen.
Is het u nog niet opgevallen hoeveel wij via onze klassieke media over de economische problemen van Cuba, een landje met amper 11 miljoen inwoners, lijken te weten? Aan de andere kant horen we dan weer bijzonder weinig over de successen en de brede internationale steun die het eiland geniet, vooral vanuit andere derdewereldlanden. Er is ongetwijfeld een band met het feit dat de media wereldwijd voor 90% in handen zijn van westerse multinationals.
Maar de propagandaoorlog mikt niet alleen op de internationale publieke opinie. Ze heeft ook “binnenlandse” doelpublieken. Het eerste binnenlandse doelpubliek is de publieke opinie in de VS zelf. Het moet de politiek van de regering en het belastingsgeld dat daarvoor ingezet wordt rechtvaardigen. Het tweede binnenlandse doelpubliek bevindt zich in Cuba, het land dat het doelwit is van de propagandaoorlog. En daar gaat de aandacht vooral uit naar de jongeren, waarbij internet het medium bij uitstek lijkt om die te bereiken.
In deze media-oorlog spelen de volgende elementen een belangrijke rol: het juiste moment, gevoelige thema’s en geloofwaardigheid.
Timing
Een goede timing is altijd belangrijk. Komt Cuba positief in de media, bijvoorbeeld omdat de algemene vergadering van de VN voor de 18e keer op rij massaal de blokkade veroordeelt, dan verschijnt er toevallig wel een mensenrechtenrapport dat Cuba aanvalt. Is het Internationale dag van de mensenrechten? Dan bericht de internationale pers hoe de ‘Damas de Blanco’ – in het wit geklede echtgenotes van gevangen ‘dissidenten’ – op straat kwamen en over hoe ze door ‘regeringsgezinde’ Cubanen uitgescholden werden. Ik plaats dissidenten tussen haakjes, en wel om de volgende reden: dissidenten zij mensen die een afwijkende mening uiten. Maar in dit geval gaat het om mensen die door de VS worden betaald om hun eigen overheid aan te vallen. De Cubaanse wetten stellen, zoals dat in alle andere landen het geval is, deze door buitenlandse vijanden betaalde subversie strafbaar. Het is ook niet verwonderlijk dat vaderlandslievende Cubanen soms heel kwaad worden op dergelijke mediastunts.
Thema’s
Van alle mogelijke thema’s behoren mensenrechten, democratie en vrijheid (waaronder de vrije meningsuiting en de persvrijheid) tot de meest gebruikte alibi’s om zich te gaan inmengen. Het zijn natuurlijk belangrijke thema’s, ook in Cuba, maar het punt is dat hun verdedigers ze nogal gemakkelijk invullen volgens hun belangen, en dat meestal ook nog verzwijgen. Als de VS en zijn bondgenoten het over mensenrechten op Cuba hebben, bedoelen ze eigenlijk het recht om tegen de door de meerderheid van de bevolking gesteunde overheid te handelen, en met hun democratie en vrijheid willen ze dat Cuba via een westers politiek-economisch model weer onder de voogdij van de VS komt.
Mensenrechten gaan over heel veel zaken: recht op leven, op onderwijs, op gezondheidszorg, enz. Er zijn collectieve en individuele mensenrechten. Iedereen is het erover eens dat rechten nooit absoluut zijn, dat het altijd een kwestie is van een afweging maken, van materiële mogelijkheden, van rechtsregels. Net zoals ook in België sommige mensenrechten geschonden worden, moet men Cuba op dat vlak ook niet gaan idealiseren. Toch bevestigen internationaal erkende instanties zoals de VN dat iedereen er de basisrechten geniet, behalve op één plaats: de gevangenis op de VS-basis in Guantánamo! Hetzelfde geldt voor democratie en vrijheid, waarvan niemand op Cuba zal beweren dat ze er perfect zijn. Alleen maakt de permanente oorlogstoestand die de VS Cuba opdringt het allemaal veel ingewikkelder.
Geloofwaardigheid
Tot slot is er het aspect van de geloofwaardigheid. Eerst en vooral beschouwt men alle informatie van de Cubaanse regering, of van hen die niet tegen de revolutie ageren, als propaganda en dus per definitie ongeloofwaardig. Er zijn op Cuba ongeveer 150 buitenlandse correspondenten actief, en de diverse Cubaanse media behandelen de meest uiteenlopende problemen. Toch worden die hoofdzakelijk geciteerd als ze iets negatiefs of controversieels melden, zelden als ze berichten over de manier waarop men problemen oplost.
Wat de ‘moedige, onafhankelijke dissidenten’ ter plaatse betreft: in de meeste gevallen zijn ze in eigen land totaal onbekend of vertegenwoordigen ze enkel zichzelf. Via internationale media zoals het Spaanse persagentschap EFE krijgen ze een stem, een gezicht én geloofwaardigheid.
Yoani Sanchez, de nieuwste cyberheldin uit Cuba
En zo belanden we bij Yoani Sánchez. Yoani María Sánchez is in 1975 in Havana geboren. Naar eigen zeggen studeert ze in 2000 af als filologe. Ze werkt een tijdje voor een uitgeverij, maar laat die job vallen om taallessen te geven aan toeristen, wat ook veel beter betaalt. Ze is de echtgenote van Reinaldo Escobar, niet onbekend in oppositiekringen. In 2002 vertrekt ze met een Duitser naar Europa. Na een verblijf in Zwitserland, waar ze moeite heeft om werk te vinden en deftig te leven, keert ze in 2004 naar Cuba terug. Ondertussen heeft ze ook Spanje bezocht, waar ze in contact komt met contrarevolutionaire Cubaanse ballingen. Hebben zij haar overtuigd om terug naar Cuba te gaan en (tegen betaling) opposant te spelen?
In april 2007 beslist ze toe te treden tot het universum van de oppositie en richt ze de blog Generación Y op. Hoewel ze zichzelf “a-politiek” noemt, laat ze geen gelegenheid voorbijgaan om te verkondigen dat Cuba een andere leiding moet krijgen en “een specifiek kapitalisme” moet ontwikkelen, een “injectie creativiteit” en “vrijheid om te produceren”. “Het socialisme is een dwangbuis voor dat alles.” In een reeks vragen die ze aan Obama richt verwijst ze slechts zijdelings naar de blokkade, maar wel rechtstreeks naar de Cubaanse ballingen en de binnenlandse oppositie. Nochtans is de opheffing van die blokkade de prioritaire eis van zowat alle Cubanen… Aan de Vijf Cubanen – die nu al elf jaar in de VS gevangen zitten voor hun strijd tegen terreur – besteedt Yoani trouwens geen woord. Het blijft natuurlijk wel een hele stunt: vragen stellen aan Barack Obama. Het feit dat ze er antwoord op kreeg ook zet haar meteen op een voetstuk.
Internet in de hel
Yoani is druk bezig met haar blog en haar website, waarin ze Cuba als een hel afschildert. Ze schrijft (in het Italiaans) een boek “Cuba libre: vivere e scrivere all’Avana” dat ze ook via haar site verkoopt. Terwijl de VS-regering in 2009 meer dan 80 internetsites sloot omdat ze de handel met Cuba ondersteunden, kan Yoani zonder problemen het Amerikaanse Paypalsysteem voor elektronische betalingen gebruiken. Haar website, die uitermate gesofisticeerd is en vertaald in maar liefst 18 talen, wordt gehuisvest door het in Duitsland gevestigd bedrijf Cronos AG Regensburg. De bandbreedte van de server Strato die Yoani huisvest is zestig keer groter dan die voor heel Cuba.
Amper een paar weken nadat Yoani haar blog start, wordt ze in de westerse pers opgevoerd als de dappere dissidente die geen blad voor de mond neemt. Vreemd genoeg houdt diezelfde pers niet op te herhalen dat wie in Cuba kritiek levert in de gevangenis verdwijnt. Sommigen klagen dat de Cubanen geen toegang tot internet hebben. Ze vertellen er niet bij dat dit vooral komt omdat internet er zeer beperkt is, doordat de VS-blokkade geen internetverbinding via de glasvezelkabel die langs de Cubaanse kusten loopt toestaat. Cubaanse surfers moeten het bijgevolg met een dure en tragere satellietverbinding doen.
Twee miljoen Cubanen (op een bevolking van 11 miljoen) volgden een internetcursus, via computerclubs en de scholen. Om het probleem van het gebrek aan bandbreedte op te lossen heeft de Cubaanse overheid in een uitgebreid intranet geïnvesteerd. Op die manier kunnen een maximaal aantal mensen toch van internet gebruik maken. Zo worden bijvoorbeeld medische en wetenschappelijke publicaties centraal gedownload en via intranet ter beschikking gesteld aan elke arts over heel het land, ondanks de beperkte toegang van Cuba tot het www. Niet slecht voor een regering die door organisaties als Journalisten zonder Grenzen (Reporters sans Frontières, RSF) als een “vijand van internet” beschouwd wordt.
Blauwe plekken
Begin november 2009 verspreidt de buitenlandse pers in een ijltempo en massaal het bericht dat Yoani werd gemolesteerd door de geheime politie. Ze zouden haar op klaarlichte dag op straat hardhandig hebben aangepakt. Op weg naar een manifestatie zou ze op 6 november hardhandig in een wagen gesleurd zijn door agenten in burger, geslagen en 25 minuten vastgehouden opdat ze niet zou kunnen deelnemen aan de actie. Er zijn wel geen onafhankelijke getuigen of foto’s die haar verhaal bevestigen. Wanneer ze, drie dagen na dit ‘incident’, de buitenlandse pers ontvangt, merkt een BBC-journalist op dat ze geen schrammetje of blauwe plek heeft, ondanks haar horrorverhaal, waarin ze zichzelf ook op verschillende punten tegenspreekt. Het Spaanse medium La Republica gaat zijn licht opsteken in de polikliniek waar ze zich op 7 november voor onderzoek aanbood. De dokters konden ondanks haar blanke huid geen enkel objectief letsel vaststellen. Ook verder onderzoek naar interne verwondingen of breuken bleek negatief.(5)
Obama haast zich om de Cubaanse regering op te roepen haar de nodige medische zorgen te geven. Toen in 2008 de religieuze politie van Saoedi-Arabië een VS-burger arresteerde omdat ze met een mannelijke collega in een koffiehuis zat, en haar daarbij sloeg, bedreigde en een valse verklaring liet ondertekenen (The Independent, 8 februari 2008) beschouwde de VS dat als een binnenlandse aangelegenheid waarover ze geen commentaar wou geven… Twee maten en twee gewichten?
Het commentaar van de Cubanen
Cubaanse media als Cubadebate en Granma Internacional en Cubaanse bloggers bespreken gedetailleerd het “fenomeen” Yoani. Ze beschouwen haar als een zoveelste internethuurlinge, betaald door de grootmacht die het rebelse eiland intussen al sinds 51 jaar op de knieën wil krijgen. Ze noemen haar “de dochter van PRISA”, de mediamultinational die o.a. El País uitgeeft en die geen kans onbenut laat om de Cubaanse problemen uit te vergroten of desnoods uit te vinden. Via internet voeden anti-regeringsgezinde websites de desinformatie over Cuba. Ook het Venezuela van Chávez en het Bolivië van Morales kunnen rekenen op de banbliksems van PRISA. Aan het hoofd van hun audiovisuele afdeling staat Rodolfo Martín Villa, een oud-gediende van Franco, de fascistische dictator die Spanje van 1939 tot aan zijn dood in 1975 met ijzeren hand regeerde. Toeval?
Berichtgeving uit en over Cuba
Vóór de revolutie waren de Cubaanse media in handen van het pro VS-establishment (6). Na de revolutie vertrokken de perseigenaars één na één naar de VS en namen journalisten en werknemers uit de sector de zaak over. De berichtgeving zou voortaan een emanciperende rol spelen aan de kant van de bevolking en de revolutie, zonder winstmotieven of reclame-inkomsten. Dankzij de massale alfabetisering konden miljoenen Cubanen trouwens voor het eerst kranten en boeken lezen… Het is voor een Cubaanse journalist niet altijd gemakkelijk te beoordelen of wat men publiceert niet in de kaart van de vijand zal spelen, en soms is men ongetwijfeld een beetje te voorzichtig.
Er verschijnen verder in de Cubaanse pers regelmatig oproepen om de problemen openlijker te bespreken en (zelf)kritischer te zijn. Het gaat er niet om nog meer te klagen – iets wat Yoani bijna tot een echte kunstvorm heeft verheven – maar om oplossingen te zoeken. In de Cubaanse pers zal je tevergeefs zoeken naar smeuïge roddels of privézaken van BC’s (7). Tegelijkertijd geeft de Cubaanse pers informatie over wat het dagelijkse leven van miljoenen mensen echt beïnvloedt: de activiteiten van regerings- en partijverantwoordelijken, sport en cultuur, tot de economische crisis op wereldvlak en de politieke ontwikkelingen in alle hoeken van de wereld (met Latijns-Amerika op kop). Cuba telt verschillende radio- en televisiekanalen, inclusief de Cubaanse versies van “Thuis” of “Familie”, duizenden sites van nationale en lokale organisaties en groepen en gespecialiseerde tijdschriften, tot en met het lokale parochieblad.
Wanneer men vaststelt dat de berichtgeving over Cuba zo sterk gemanipuleerd wordt, zou men kunnen verwachten dat journalisten er zich bewust van zijn dat men hen misschien probeert te misleiden. Yoani Sánchez en haar echtgenoot afschilderen als “invloedrijke internetactivisten” of zelfs “het koningskoppel van de democratiseringsbeweging” (8) is niet ernstig. Het toont misschien wel welke kant men kiest in het dispuut VS-Cuba. De meerderheid van de Cubanen weet perfect aan welke kant ze staan.
(Uitpers nr. 117, 11de jg., februari 2010)
Bronnen:
Cubadebate, Granma Internacional, Rebelión, http://2006-2009.cafc.gov/index.htm
Aanbevolen lectuur:
– “Terrorisme sur les ondes”, door Omar Pérez Salomón – uitgegeven door ICS
ics@cubanismo.net – over de radio- en tv-oorlog tegen Cuba.– “Cuba, ce que les médias ne vous diront jamais”, door Salim Lamrani, over de berichtgeving over Cuba, met o.a. een vernietigende analyse over de echte agenda en minder fraaie standpunten van RSF.
– “Ontmoetingen met Fidel Castro”, door Katrien Demuynck en Marc Vandepitte, EPO 2009.
Noten:
(1) Vermeld boek van Salim Lamrani, blz. 79
(2) Idem, blz. 132
(3) Idem, blz. 80
(4) Idem, blz. 159-160
(5)
www.larepublica.es(6) Vermeld boek van Katriek Demuynck en Marc Vandepitte, blz. 133
(7) Bekende Cubanen (grapje)
(8) De Morgen, 23.11.2009