Het initiatief in het Ecuadoraanse oerwoud om de olie niet te ontginnen heeft met enige moeite de eerste drempel van 100 miljoen gehaald. Er is wel een controverse ontstaan over mogelijke pogingen van Chevron om via dit initiatief aan een hoge schadevergoeding te ontsnappen.
Uitpers berichtte er al eerder over. Ecuador houdt de olie van het Ishpingo-Tiputini-Tambococha gebied in het Yasuní Nationaal Park in de grond op voorwaarde dat de rijke landen de helft van de geschatte opbrengst betalen. De doelstellingen zijn duidelijk: behoud van bio-diversiteit, vermindering van de CO2 uitstoot, en respect voor de rechten en de leefwijze van de inheemse bevolking. De olievelden in kwestie zouden zo’n 846 miljoen barrel vertegenwoordigen. Door ze niet te ontginnen wordt 400 miljoen kubieke meter CO2 niet geproduceerd, zowat de hoeveelheid die Frankrijk jaarlijks uitstoot. “Wil de wereld er niet van weten, dan gaan we over tot ontginning”.
Op 2 augustus 2010 tekende president Correa een akkoord met het VN Ontwikkelingsprogamma (UNDP) voor een beheerfonds van het Yasuní-ITT Initiatief. Hij stelde er wel uitdrukkelijk de voorwaarde bij dat er tegen eind december 2011 een eerste schijf van 100 miljoen dollar moet zijn bijeengebracht om de leefbaarheid van en de internationale steun voor dit initiatief te testen. Met dergelijk startbedrag zou de regering meer tijd verwerven om het totaal bedrag van 3,6 miljard dollar (350 miljoen jaarlijks gedurende 10 jaar) bijeen te krijgen.
Tijdens een high level meeting over dit project tussen de VN algemeen-secretaris en de Ecuadoraanse president Correa in september 2011, werd gemeld dat er net geen 53 miljoen was toegezegd onder meer door Italië, Australië, Turkije, Colombia en Peru. Het grootste deel betreft een schuldomzetting vanwege Italië. De president bleef verwijzen naar het zogenaamde plan B, met name de ontginning. Begin december 2010 verklaarde Ivonne Baki, de Ecuadoraanse Gevolmachtigde voor het Yasuní-ITT beheerfonds, echter triomfantelijk dat de 100 miljoen werd bereikt.
Tijdens de Klimaattop in het Zuid-Afrikaanse Durban heeft de Waalse minister van milieu, Philippe Henry van Ecolo, naast de initiële 300.000 euro nu ook 1,2 miljoen euro beloofd voor 2012. Er zijn donaties van verschillende Franse regio’s. Er komen belangrijke bedragen uit Duitsland. Deze gaan echter niet naar het speciale UNDP-fonds maar naar de technische coöperatie. Duitsland geeft inderdaad 47 miljoen dollar voor milieubeheer, herbebossing en sociale programma’s voor de gemeenschappen die in het nationaal park Yasuní wonen. Ook Australië en de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank storten extra bijdragen via de technische coöperatie. Het is geweten dat de Duitse minister van Ontwikkelingssamenwerking, net zoals verschillende andere regeringen, deze eigen manier van financiering voor de niet-ontginning van olie niet ziet zitten. Hij vreest met name dat ook andere landen dergelijke werkwijze zouden gaan toepassen, waarbij het Noorden geld moet ophoesten voor regenwoudbescherming zonder er koolstofcertificaten voor te krijgen, wat wel het geval is bij het REDD-systeem, Reducing Emissions from Deforestation and Degradation.
Naar verluidt is het inderdaad ook zo dat heel wat ‘ontwikkelingslanden’ de Yasuní-zaak van nabij volgen. Mocht de vereiste eerste schijf niet volgestort geraken zullen vele leiders uit het ‘Zuiden’ ontmoedigd worden om zelf betekenisvolle en kostelijke klimaatmaatregelen in praktijk te brengen. Een Yasuní-akkoord is natuurlijk totaal onvoldoende om de huidige klimaatevolutie te keren, maar het heeft een bijzonder grote morele en politieke betekenis wat het concrete engagement betreft dat eenieder bereid is op te brengen.
Op het ogenblik dat dit artikel wordt geschreven heeft president Correa nog geen officiële verklaring over de toekomst van het Yasuní-ITT initiatief gegeven. Het project staat nu zo’n vier jaar in de steigers en het lijkt toch maar met heel veel moeite te zijn gelukt om de eerste schijf vol te krijgen. Bovendien menen waarnemers dat het merendeel wel van overheden komt, maar dat de rest door acties van de civiele samenleving is bijeengebracht en van privé-ondernemingen. Inderdaad de financiële en economische crisis kaapt alle aandacht weg in de potentiële donorlanden die nu nog minder dan vroeger bereid lijken te zijn aan regenwoudbescherming te doen zonder er rechtstreeks iets voor in de plaats te krijgen, namelijk koolstofcertificaten. Maar zegt Ivonne Baki in de pers, de oproep naar de privé-sector om te doneren heeft een groot succes gekend.
Volgens Mitch Anderson op de Huffingtonpost.com knijpt hier echter mogelijks het schoentje. Hij wijst op de goede contacten die Ivonne Baki in het verleden had met oliegigant Chevron. En laat Chevron nu precies dit jaar veroordeeld zijn geweest door het Ecuadoraans gerecht tot een schadevergoeding aan Ecuadoraanse dorpelingen van 18 miljard dollar. Het Hof achtte de bewijzen overduidelijk dat Chevron toxische oliedrab in het regenwoud had gedumpt die nog steeds het grondwater contamineert. Deze zaak is voor het ogenblik in beroep.
Volgens Mitch Anderson zou Chevron bij Ivonne Baki gaan aankloppen zijn om 1 miljard dollar te doneren gedeeltelijk voor de Ecuadoraanse ontwikkelingshulp enerzijds en gedeeltelijk voor het Yasuní-ITT initiatief anderzijds. De voorwaarde zou echter zijn dat de Ecuadoraanse regering ervoor zorgt dat de rechtszaak tegen Chevron en de 18 miljard schadevergoeding zou worden ingetrokken. Om aan te tonen dat het niet zo maar om een veronderstelling gaat, verwijst Anderson in zijn blog ook naar een Wikileaks bericht van april 2008. De VS-ambassadeur in Quito stuurde toen volgende uitleg naar Washington: “Chevron is zachtjes aan begonnen de Ecuadoraanse regering te benaderen om in ruil voor financiering van sociale projecten in het concessiegebied de steun van de regering te krijgen om de rechtszaak te beëindigen.” Wat Chevron vandaag aan het proberen zou zijn, ligt volledig in het verlengde van wat Wikileaks uitbracht, is de redenering in de Huffington Post.
Ivonne Baki weerlegt met de grootste stelligheid deze aantijgingen. Ze zegt dat op 23 december het Yasuní-initiatief reeds 116 miljoen dollar heeft verzameld, en dat ze dus zeker geen contacten met Texaco-Chevron nodig had om het UNDP-fonds te spijzen.
Het is afwachten hoe Ecuador officieel de zaken in verband met het Yasuni-ITT initiatief ziet nu kennelijk op de valreep de eerste drempel is genomen. Maar vergeten we niet dat de uitdaging draait om 350 miljoen per jaar gedurende 10 jaar. Om een intussen bekend gezegde te parafraseren: was Yasuní een bank geweest dan was het geld al lang gestort.
(Uitpers, nr. 138, 13de jg., januari 2012)