De ontwikkelingslanden hebben zich hard geweerd op de bijeenkomst in december van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) in Hong Kong. Ze hebben de handen in elkaar geslagen en zich niet laten verdelen. De samenwerking tussen de verschillende groepen, G20, G33, G90 onder het label G110 was een van de meest hoopgevende gebeurtenissen hier in Hong Kong. Toch blijft het resultaat een mager beestje met weinig pluimen, die vooral Europa op de eigen hoed probeert te steken.
Ontwikkelingslanden hebben niet veel om mee naar huis te nemen als ze straks terug naar huis vliegen. Ze zeiden het zaterdag, 17 december, al in een plenaire vergadering: eigenlijk zit er niet veel ontwikkeling in de slottekst van de ministerconferentie. Wat er vooral inzit zijn allerlei liberaliseringformules die de rijke landen er hebben ingestoken, en waarbij de ‘ontwikkeling’ er dan uit bestaat dat er van die formules iets wordt afgedaan om de ontwikkelingslanden ter wille te zijn. Een echte doordachte aanpak om van handel een ontwikkelingsinstrument te maken zit er niet in.
Nochtans hebben de rijke landen er alles aan gedaan om te doen uitschijnen dat ontwikkeling hier wel op de voorgrond stond, maar in feite is dat veel minder belangrijk dan op het eerste zicht lijkt.
Afschaffing van de exportsubsidies
Tegen 2013 moeten alle vormen van exportondersteuning afgeschaft zijn. Een deel van de vermindering zal al gebeuren tegen 2010. Hoe groot de eerste vermindering zal zijn is nog niet geregeld. Bovendien zijn de exportsubsidies eigenlijk niet zo belangrijk meer. Dank zij de invoering van directe inkomenssteun aan de boeren kan de EU exporteren aan een prijs die zo laag is dat er geen exportsubsidies meer voor nodig zijn. Gesubsidieerde exporten blijven dus bestaan, alleen zijn het andere subsidies.
Vermindering van de industriële invoertarieven.
De ontwikkelingslanden hebben een tariefvermindering formule moeten aanvaarden die hun invoertarieven drastisch kunnen verlagen. Ze zijn er niet in geslaagd om in ruil daarvoor de nodige uitzonderingen en beschermingsmaatregelen op papier te krijgen. Ze zullen volgend jaar nog hard moeten onderhandelen om daar nog iets aan te doen.
Liberalisering van de diensten
De rijke landen, en vooral de EU, wilden in Hong Kong een nieuwe onderhandelingsmethode invoeren om de dienstensector te liberaliseren, en die veel meer druk zou zetten op de ontwikkelingslanden om hun markten te openen voor ingevoerde diensten. De ontwikkelingslanden hebben deze poging kunnen afzwakken, maar zullen volgend jaar op hun hoede moeten blijven.
Bijzondere ontwikkelingsmaatregelen:
Het meest belangrijke voor de ontwikkelingslanden is dat zij in de onderhandelingen over landbouw, industrie en diensten niet onder druk gezet worden om meer liberaliseringen door te voeren die niet aangepast zijn aan hun ontwikkelingsniveau, en dat ze tegelijk mogelijkheden krijgen voor hun eigen uitvoer… tot zover de theorie. In Hong Kong stonden nog een aantal bijzondere maatregelen op de agenda waarmee door de rijke landen sterk is uitgepakt om de WTO een ontwikkelingsvriendelijker imago te geven. Helaas valt er uiteindelijk ook hier niet veel te rapen:
– Vrije markttoegang voor de minst ontwikkelde landen: de rijke landen zullen veel producten kunnen uitzonderen en er is ook geen kalender om die uitzonderingen uit te doven.
– Katoen: de USA heeft geen engagementen genomen om de directe steun aan de Amerikaanse katoenboeren te verminderen. Enkel de export subsidies voor Amerikaans katoen worden afgeschaft, maar die zijn maar voor 15% verantwoordelijk voor de schade aan de Afrikaanse katoenboeren.
– Patenten en geneesmiddelen. De WTO is er trots op dat de voorlopige regeling voor de invoer van generische geneesmiddelen die dateert van 2003 definitief heeft vastgelegd. Maar die regeling is niet echt werkbaar en is nog nooit toegepast. Men had dat eerst moeten evalueren en verbeteren.
– Verlenging van de overgangsperiode voor de invoering van het patentenverdrag in minstontwikkelde landen. De minstontwikkelde landen hadden 15 jaar gevraagd, maar slechts 7,5 jaar gekregen met veel beperkingen er bovenop.
– Hulp voor handel: rijke landen hebben in Hong Kong geld beloofd om ontwikkelingslanden te helpen met hun handelsbeleid, maar het grootste gedeelte is eigenlijk geen vers geld, en het overige is wel beloofd maar nog lang niet vastgelegd.
Het beste wat ontwikkelingslanden uit Hong Kong meenemen is de vastlegging van de mogelijk om een aantal van hun landbouwproducten, die belangrijk zijn voor hun voedselzekerheid en plattelandsontwikkeling, te beschermen. Maar zelfs hier is het nog niet zeker over hoeveel producten het dan wel zou gaan.
Onze conclusie: de ontwikkelingslanden hebben het verlies beperkt, niet veel gewonnen en nog veel zorgen.
Koepel van de Vlaamse Noord-Zuidbeweging – 11.11.11 vzw
(Uitpers, nr. 71, 7de jg., januari 2006)