In juni 2008 alweer hebben de Amerikaanse United Steelworkers en het Engelse Unite the Union een nieuwe internationale vakbond opgericht, Workers Uniting. Volgens de voorzitter van de United Steelworkers Leo Gerard is “deze vakbond cruciaal om de strijd aan te gaan met de groeiende macht van het internationaal kapitaal”.
De oprichting in Las Vegas van “de eerste internationale vakbond”, dixit Leo Gerard, heeft indertijd de kolommen van de Belgische kranten niet gehaald. Opvallender is dat óók het ACV en het ABVV er geen tot nauwelijks aandacht aan hebben besteed. Workers Uniting zelf vindt “het meest overtuigende argument om een internationale vakbond op te richten het feit dat zonder een dergelijke organisatie groepen arbeiders in hun respectieve landen veroordeeld zijn tot het bijeengraaien van de kruimels die van de tafel van de reuzen vallen.” Inderdaad niet een heel origineel motto en bij de cynici onder ons zullen de mondhoeken al iets omhoog zijn gegaan. Maar zij hebben de veel geciteerde woorden van SEIU-voorzitter Andy Stern: “‘proletariërs aller landen, verenigt u’ is niet ideologisch meer, maar praktisch” wel als eerste omgezet in daden.
3 miljoen leden
Laten we eens kijken wat Workers Uniting is: officieel is het een nieuwe vakbondsorganisatie met twee lidorganisaties, de Engelse Unite en de Amerikaanse Steelworkers. Tot 2010 blijven beide organisaties als aparte entiteiten bestaan terwijl de nieuwe structuur wordt opgebouwd en nieuwe partners worden gezocht. De Duitse industriebond IG Metall was bijvoorbeeld lange tijd betrokken bij de onderhandelingen. Waarom de samenwerking niet is doorgegaan, wordt niet duidelijk. Het lijkt te maken te hebben met de machtswisseling in de top van de IG Metall waarbij de linksleunende Jürgen Peters is vervangen door Berthold Huber.
Met de IG Metall zou de internationale bond zo’n 6 miljoen leden hebben gehad. Maar vooralsnog blijft de teller steken op het – nog steeds respectabele aantal van – 3 miljoen arbeiders, arbeidsters en gepensioneerden. De leden zijn verspreid over de Verenigde Staten, Canada, de Cariben, Engeland en Ierland en werkzaam in meer dan 30 industrieën. Op termijn wil de bond erkend worden in alle landen waar ze leden heeft om ook daadwerkelijk als internationale vakbondsorganisatie aan de onderhandelingstafel te kunnen zitten, zowel op nationaal als internationaal niveau. Workers Uniting benadrukt ook dat het ondersteunen van vakbonden in de ‘global south’ om internationale solidariteit te kunnen organiseren prioritair is: “het organiseren van arbeiders over de landsgrenzen heen is de enige manier om de onrechtvaardigheid van de globalisering het hoofd te bieden”.
Sinds de oprichting in juli heeft de bond geen verdere een publieke stappen ondernomen.
Fuseren als strategie
Zowel de Amerikaanse als Engelse fusiepartners zijn zelf het product van samenwerkingsverbanden. Zo is het Engelse Unite het frisse product van een fusie tussen Amicus en de Transport and General Workers Union (mei 2007). Amicus bestond óók nog niet lang: in 2002 besloten een aantal bonden uit de elektronica, de financiële en grafische sector de handen in een te slaan om de teruggang van leden en politieke invloed te counteren. Met Amicus als resultaat.
Ook de Noord-Amerikaanse partner, de United Steelworkers, is de som van vele delen. Al vanaf haar ontstaan in 1942 hebben de Steelworkers om de zoveel jaar een andere kleinere bond aan haar rangen toegevoegd, resulterend in haar huidig ledenaantal van 1,2 miljoen. Buiten de Verenigde Staten hebben in 2004 en 2005 twee Canadese bonden zich bij USW gevoegd, gevolgd door de Arubaanse Independent Oil Workers Union in 2006.
De verregaande samenwerking tussen de Engelsen en de Amerikanen is dan ook eerder regel dan uitzondering. Vakbondsfusies zijn een trend: denk aan de Engelse openbare dienstenbond Unison, die tot het ontstaan van Unite de grootste vakbond in Groot-Brittannië was; aan Ver.di, de Duitse dienstenvakbond die er met 2,6 miljoen leden prat op gaat de grootste vrije vakbond ter wereld te zijn; en aan onze eigen FNV Bondgenoten natuurlijk. De afgelopen jaren hebben verder in Finland, Noorwegen, Denemarken, Hongarije, Oostenrijk, Zweden, Slovenië en Roemenië fusies plaatsgehad –en dan beperken we ons enkel tot Europa. De recente fusie tussen de twee internationale vakbondskoepels in oktober 2006 hoort ook in dit rijtje thuis.
Deze fusies hebben allerlei redenen, maar geen van allen is offensief van aard.
Veel vakbonden noemen het verhogen van het ledental en het vergroten van de financiële en organisatorische slagkracht als belangrijke reden voor de fusie. Onderzoek naar fusies in geïndustrialiseerde landen lijkt er echter op te wijzen dat dit geen doorslaggevende reden is; er vonden niet beduidend minder fusies ten tijde van de opgang van de vakbeweging plaats dan daarna.
De daling van de organisatiegraad wordt ook steevast genoemd. Werkgevers zetten steeds vaker vragen bij de centrale rol die vakbonden stellen, zeker in sectoren waar de organisatiegraad sterk is verminderd of in nieuwe sectoren waar er nog weinig leden zijn. Het bij elkaar brengen van leden over sectoren en grenzen heen is dan één van de antwoorden. Een reden voor fusies die vooral in de academische wereld veel aanhang kent is dat vakbonden meer fuseren als de mores van de onderhandelingen veranderen en als de dominante productiewijze wijzigt. Ook het terugwinnen van meer invloed op de politiek en het wegvallen van politieke verschillen kan een rol spelen bij fusies.
Internationale samenwerking
Al deze redenen kunnen in meer of mindere mate worden terug gevonden bij Workers Uniting. Groot-Brittannië en de Verenigde Staten, als de twee belangrijkste landen in de nieuwe bond, kennen beide een sterke terugloop in leden, zowel in absolute als relatieve aantallen. Beide landen kennen nauwelijks de Europees-continentale traditie van het algemeen verbindend verklaren van cao’s. Wat maakt dat het aantal leden doorslaggevend is voor de concrete macht en kracht van de vakbond. De flexibilisering van de arbeidsmarkt is in de hele wereld doorgevoerd, maar misschien wel het succesvolst in de VS en Groot-Brittannië. Werknemers zijn nu veel minder gebonden aan één beroep of industrie. Jobhoppende of uitzendarbeiders houd je niet als lid als ze om de haverklap van bond moeten veranderen. Bovendien zijn de grenzen tussen veel beroepen verwaterd door automatisering en multi-skilling. Ook is de band tussen de vakbonden en de sociaal-democratie, hun historische politieke partner, de afgelopen tien jaar verslechterd. Dit geldt voor veel landen in het Westen, maar zeker voor de Engelse bonden en Labour.
(Uitpers, nr. 107, 10de jg., maart 2009)