Toen in 1998 de roman "Les Agneaux du Seigneur" van de Algerijnse auteur Yasmina Khadra bij een Franse uitgever verscheen, schreef de recensent van het Parijse weekblad ‘Le Nouvel Observateur’: "Een groot schrijfster". Niemand wist dat Yasmina Khadra de ‘nom de plume’ was van commandant Mohammed Moullessehoul, die er een lange carrière bij het Algerijnse leger had opzitten.
Moullessehoul had onder zijn vrouwelijk pseudoniem een reeks opgemerkte politieromans geschreven. In "Morituri", "Double Blanc", "L’automne des chimères" en "Le Dingue au Bistouri" voerde Khadra, alias Moullessehoul, commissaris Llob op. De verhalen speelden zich af tegen de achtergrond van het Algerije van het einde van de jaren ’80, begin van de jaren ’90, met een corrupt, maffieus ‘ancien regime’ van het FLN (Front de Libération nationale), het voormalige bevrijdingsfront dat in 1962 na een bloedige onafhankelijkheidsoorlog de Franse koloniale troepen en hun bestuur op de knieën had gekregen en een fundamentalistische beweging die aanstuurde op een gewelddadige confrontatie met dit regime. Deze confrontatie zou uitdraaien op terreur tegen de hele Algerijnse bevolking.
Dat klimaat van burgeroorlog en fundamentalistisch terrorisme inspireerde Yasmina Khadra tot twee opmerkelijke en ongemeen boeiende romans, die inmiddels ook in het Nederlands zijn vertaald: ‘Les Agneaux du Seigneur’ (De Lammeren Gods) en ‘A quoi rêvent les loups’ (Waarvan wolven dromen). Khadra hanteert een stijl, die herinneringen oproept aan de grote namen uit de Maghrebliteratuur: Rachid Mimouni, Rachid Boudjedra en de Marokkaan Mohammed Shoekri.
Khadra daalt af in "les bas-fonds" van de Algerijnse maatschappij en brengt met een gruwelijke precisie de waanzin, de gewelddadigheid, de vrouwvijandigheid en de fanatieke moraalridderij van de Algerijnse fundamentalisten in beeld.
In de ‘Lammeren Gods’ verandert het leven in het godverlaten gehucht Ghachimat plotseling als de jonge fundamentalist Abbas uit Afghanistan terugkeert. Samen met een stelletje marginalen en godsdienstfanaten sleept hij de jongeren mee in een orgie van geweld. Naarmate de fundamentalisten in Ghachimat terrein winnen en de oude dorpswijzen naar de kant duwen, nemen de spanningen toe. Persoonlijke geschillen en rancunes ontaarden in een godsdienstoorlog, gruwelijke bloedbaden en uiteindelijk in de totale vernietiging van het dorp en zijn inwoners.
"Waarvan wolven dromen" vertelt het verhaal van Nafa Walid. Een jongen uit een arm gezin uit de kasbah van Algiers. Hij droomt van een carrière als filmster, mislukt en treedt in dienst van een invloedrijke familie van nouveaux riches. Hij mag even proeven van de jetset van Algiers en is er getuige en medeplichtige van een moord op een hoertje. Hij neemt ontslag en sluit zich aan bij een fundamentalistische gewapende groep, waar hij weldra de perfecte en bigotte moordmachine wordt.
Yasmina Khadra stelde "Waarvan wolven dromen" voor tijdens het "Andere Boek" in Antwerpen. Een gesprek over het schrijversschap van een voormalige Algerijnse officier en over het door fundamentalistisch terrorisme geteisterde Algerije.
Vreemd dat een Algerijnse schrijver voor een vrouwennaam als pseudoniem kiest…
Yasmina Khadra: Voor mij was die keuze op de eerste plaats een hommage aan de vrouw. Dat pseudoniem is de naam van mijn vrouw en daardoor kreeg ik de kans om ze eens in de ogen te kijken zonder rood te worden. Ik kon eindelijk een poging wagen om met haar op gelijke hoogte te komen.
Voordat u definitief voor het schrijverschap koos, had u er een actieve carrière van zesendertig jaar in het Algerijnse leger op zitten.
Yasmina Khadra: Ik ben in 1955 geboren in de Algerijnse Sahara in de buurt van Bechar – het jaar nadat het FLN de onafhankelijkheidsoorlog tegen de Franse koloniale aanwezigheid was begonnen. Enkele jaren na de onafhankelijkheid in 1962 – ik was toen negen jaar oud – stuurde mijn vader me naar de kadettenschool om me voor te bereiden op een officierscarrière in het Nationaal Volksbevrijdingsleger. Mijn vader was zelf militair. Op die leeftijd heeft geen enkel kind de mogelijkheid om zich tegen een ouderlijke beslissing te verzetten. Laat het me zo stellen: ik heb mijn lot gedragen tot op het einde. Ook mijn moeder droomde in mijn plaats van een militaire carrière voor mij. Ik heb eigenlijk voor haar een groot stuk van mijn leven opgeofferd. In september 2000 liep mijn contract met het Algerijnse leger ten einde. Ik had toen de keuze: doorgaan en generaal worden of stoppen en kiezen voor het schrijversschap.
Vanaf 1991-1992 was het Algerijnse leger in een uiterst bloedige confrontatie verwikkeld met de gewapende moslimfundamentalisten. Hoe komt een Algerijnse officier er in die omstandigheden toe om romans te gaan schrijven?
Yasmina Khadra: Ik ken niet echt veel Algerijnse militairen die voor een literaire carrière hebben gekozen. Ik heb deze droom gekoesterd van in mijn kinderjaren. Ik heb nooit gehouden van het gevangenissysteem en de kadaverdiscipline, waarin ik als militair moest leven. Door boeken te lezen kon ik af en toe uit mijn universum wegvluchten om de wereld te ontdekken die men mij had afgepakt. Ik wilde ooit op al die fenomenale schrijvers lijken, die ik ontdekte. Toen ik dertien jaar oud was, ben ik beginnen schrijven. Eerst in het Arabisch. Ik had een leraar Frans, waar ik veel aan heb gehad. Hij was trouwens Fransman. En onder zijn invloed ben ik in het Frans gaan schrijven. Ik heb er nog geen ogenblik spijt van gehad.
Uw romans "De Lammeren Gods" en "Waarvan wolven dromen", vertellen het verhaal van de opkomst van de moslimfundamentalisten en de spiraal van geweld die ze in Algerije in gang hebben gezet. Hoe kon een militair, die toch een kazerneleven leidt, voeling houden met wat er in de samenleving gebeurde?
Yasmina Khadra: In het leger word je voornamelijk van je fantasie beroofd. Maar telkens als ik naar de stad en het burgerleven terugkeerde, werd mijn aandacht op allerlei dingen gevestigd. Dingen die voor anderen misschien onopgemerkt bleven, bleken voor mij een revelatie te zijn. Ik heb nogal snel oog voor elke trilling of schok die door de samenleving gaat. Ik leefde als waarnemer van een maatschappij, die mij angst inboezemde. Ik leefde in de afgeschermde wereld van de militair en pas na mijn huwelijk, dank zij mijn vrouw, kwam ik meer met mensen van buitenaf in contact. Ik ging op familiebezoek. Ik begon met de gewone mensen uit het burgerleven te praten. De veranderingen binnen de Algerijnse maatschappij begonnen zich voor mij vrij scherp af te tekenen en die waren beangstigend.
Ik begon onder mijn echte naam te schrijven. Als officier heb ik zes boeken geschreven. Vier zijn in Algerije gepubliceerd, twee in Frankrijk. Mijn statuut van militair liet mij echter niet toe de echte vragen te stellen over wat er in Algerije aan het gebeuren was. Voor mij was dit echter een leerperiode. Ik wilde leren schrijven en tegelijk deed ik aan zelfcensuur in de keuze van mijn thema’s en de uitwerking van mijn teksten. Wat normaal is, want ik schreef met het zwaard van Damocles boven mijn hoofd. In 1989 kreeg ik een bescheiden literaire prijs in Frankrijk. De militaire hiërarchie kon dit maar matig appreciëren. Vanaf dat moment werd mijn doen en laten goed in de gaten gehouden. En ik werd aan de militaire censuur onderworpen. Kunt u het zich voorstellen? Ik was officier, deed flink aan zelfcensuur, haalde elk van mijn manuscripten door een fijne filter. En toch kreeg ik af te rekenen met de militaire censuur. Op dat ogenblik besloot ik te stoppen met schrijven. Maar ik was doodongelukkig. Mijn leven was overhoop gehaald. Ik was het noorden kwijt. Mijn vrouw zei me toen: "Als je dan toch zin hebt om te schrijven, doe het onder een pseudoniem". Dat was niet makkelijk. Je kan onder een pseudoniem een boek schrijven, maar de inlichtingendiensten hebben niet de minste moeite om in de laden van een uitgever rond te neuzen om de identiteit van een schrijver te achterhalen. Mijn vrouw heeft toen beslist dat zij de touwtjes in handen zou nemen. Zij ondertekende de contracten met de uitgever, zij stond journalisten te woord. Ik vond dat bijzonder moedig van haar en ik ben nog steeds erg trots op haar. Yasmina Khadra zijn twee van de drie voornamen van mijn vrouw. Zij heeft me toen iets onvergetelijks op het hart gedrukt: "Jij hebt mij jouw naam gegeven voor het leven, ik geef jou mijn naam voor het nageslacht."
Vanaf 1989 werkte ik dus vanuit de clandestiniteit en kon ik vrijuit mijn romans rond de figuur van commissaris Llob schrijven: Morituri, Double Blanc, L’Automne des Chimères, Le Dingue au Bistouri.
De Algerijnse maatschappij veranderde zeer snel en stelde mij voor belangrijke vragen. Ik voelde dat er een oorlog op komst was. In 1989 schreef ik mijn boek "Les Califes de l’Apocalypse". Maar geen enkele Franstalige uitgever was bereid om het uit te brengen. We hadden net de fatwa tegen Salman Rushdie meegemaakt en uitgevers waren bang voor nieuwe rellen. Geen enkele uitgever wilde geloven wat ik in dat boek had neergeschreven en het was nochtans niets meer of minder dan wat er enkele tijd later in Algerije echt zou gebeuren. In die roman had ik het onder meer over de dreiging die de buitenlanders en de katholieke kerk in Algerije boven het hoofd hing. In 1993 was er in Frankrijk dan plots wel belangstelling om deze roman uit te geven. Maar ik heb toen nee gezegd met het argument: enkele jaren geleden was dit boek een duidelijke waarschuwing, vandaag heeft dit verhaal geen enkel nut meer.
Nadien ben ik als officier acht jaar betrokken geweest bij de oorlog tegen het fundamentalisme. Ik ben daar niet echt trots op – want het is een oorlog die Algerijnen tegen andere Algerijnen opzet, omwille van belangen die ons allen ontsnappen. Wij zijn het slachtoffer geworden van een immense machinatie, die de militairen tegen de terroristen het veld injoeg. De militairen deden dat om hun land te redden, de terroristen om een internationaal platform te veroveren, waarvan vandaag de draagwijdte eindelijk duidelijk is geworden.
U behoorde niettemin tot de talrijke Algerijnen – denk maar aan de leden van de vakbond, de vrij sterke vrouwenbeweging en nog een reeks andere belangrijke maatschappelijke krachten – die het optreden van het Algerijnse leger hebben toegejuicht, meer bepaald de ingreep van het leger om de tweede verkiezingsronde in januari 1992 stop te zetten en de fundamentalistische partij FIS buiten de wet te stellen?
Yasmina Khadra: U stelt de vraag niet helemaal correct. Heb ik het optreden van het leger gesteund? Dat is wat veel gezegd. Ik beschikte als officier over geen enkele macht. Meer nog, ik was op dat ogenblik een anonieme Algerijn. Wat wel waar is, toen ik later in Frankrijk aankwam, vroeg men mij of het Algerijnse leger er goed had aan gedaan om tussenbeide te komen. Ik heb toen geantwoord dat ik de tussenkomst van het leger goedkeurde. Want als het FIS aan de macht was gekomen, zou Algerije vandaag een tweede Afghanistan zijn geweest. In een interview met Le Monde heb ik zelfs gezegd: "Als de Duitse officieren hetzelfde hadden gedaan op het ogenblik van de machtsgreep van Hitler, dan hadden ze de jodenvervolging kunnen vermijden. Onze burgeroorlog heeft onze buurlanden gespaard: de fundamentalisten hadden namelijk een gigantische zuivering geprogrammeerd".
Wij kregen regelmatig televisiebeelden te zien over de ondraaglijke realiteit van een islamitisch regime. Ik ben een moslim, ik doe sinds mijn negende jaar mijn dagelijkse gebeden. Ik ben een gelovige. Omdat ik van de mensen hou, geloof ik in god. Niemand kan van god houden zonder van de mensen te houden. Omdat de mens de mooiste uitvinding van god is. Zo eenvoudig is mijn boodschap.
Ik stelde de vraag gewoon, omdat te veel mensen bij ons vergeten zijn dat een groot deel van de Algerijnse maatschappij de opschorting van het verkiezingsproces in 1992 meer dan genegen was. Vakbonden en vrouwenbewegingen wilden niet dat het FIS aan de macht kwam.
Yasmina Khadra: Ook alle seculiere en republikeinse partijen waren tegen de machtsovername door de fundamentalisten. De Algerijnse maatschappij was heel bang en iedereen hoopte op een tussenkomst, omdat de arrogantie van de fundamentalisten met de dag duidelijker werd. Voor de meerderheid van de Algerijnen waren zij echt heel bedreigend. Zij waren heel ongerust en wilden dat er een einde werd gemaakt aan deze dreiging. Het leger heeft toen gedaan wat het voor juist hield. Het probleem is dat zeer vele mensen, die deze tussenkomst van het leger hadden geëist, zich naderhand hebben teruggetrokken en het terrein helemaal aan de militairen hebben overgelaten. Maar ik voel mij niet geroepen om het leger te verdedigen.
Hebben al deze Algerijnen zich dan samen met de militairen niet vergist in hun overtuiging dat het fundamentalistische terrorisme met louter militaire middelen kon worden uitgeschakeld? De harde kern van het Algerijnse fundamentalisme had toch zijn sporen verdiend tijdens de oorlog in Afghanistan?
Yasmina Khadra: U mag zich daar toch niet op verkijken. Vergeet niet dat Algerije na de onafhankelijkheid vele jaren geregeerd werd door een maffia van zeer onaangename lieden met een zeer grote appetijt. Zij stonden aan het hoofd van een uiterst repressief regime, dat elke verzuchting van de Algerijnen miskende of de kop indrukte. Omdat dit regime zo pervers was, kregen de fundamentalisten, toen ze de kop opstaken, zo veel bijval. Zij staken redevoeringen af over sociale gerechtigheid, verandering, gelijke kansen, nieuwe initiatieven. En de mensen toonden zich enthousiast. Ook 40% van de militairen zagen wel wat in deze integristische beweging, omdat ook zij genoeg hadden van dat nihilistische fossielenregime.
U schetst dat heel goed in uw jongste boek "Waarvan wolven dromen". Het hoofdpersonage, Nafa Walid, is opgegroeid in een talrijk, arm gezin in de kasbah van Algiers. Hij lijkt wel voorbestemd om te mislukken in de maatschappij. Hij wordt chauffeur bij een invloedrijke familie. Wordt medeplichtige van een moord in deze betere kringen. Neemt ontslag en wordt een tijd later één van de perfecte moordmachines van de fundamentalistische milities.
Yasmina Khadra: Voorbestemd, zou ik het niet willen noemen. Wij komen met zo vele Algerijnen uit arme of heel modale gezinnen. Ik ben zelf een telg van een verpauperde stam uit de Sahara. Mijn vader had het geluk dat hij heelhuids uit de onafhankelijkheidsoorlog is gekomen en nadien officier in het leger kon worden. Maar de meerderheid van de Algerijnen stamt af van straatarme gezinnen. Vele Algerijnen zijn er in geslaagd om de overgang te maken van ellende naar fatsoen en waardigheid. Anderen niet. Maar u heeft gelijk, Nafa Walid is een soort incarnatie van vele jonge Algerijnen. Een jonge Algerijn staat open voor de wereld, heeft appetijt, wil samen met de anderen de wereld ontdekken, wil verleiden. Nafa Walid droomde ervan een gevierd filmacteur te worden, in het voetlicht te staan. Hij droomde van vele vrouwen. Maar die droom is niet te realiseren in een land als het onze, waar zelfs de muzen van de dichters gemuilkorfd worden.
Uw hoofdpersonage komt als chauffeur wel eens in gelegenheden waar de jetset graag vertoeft. Op een bepaald moment raakt hij er in gesprek met een collega-chauffeur, een getalenteerd traditioneel muzikant, die een genadeloze afrekening maakt met alles waarvoor het FLN-regime staat. De man is geen aanhanger van de fundamentalisten, maar zegt: ik heb nog liever dat ze aan de macht komen, dan verandert er tenminste wat, ook al zal ik dan nooit meer kunnen musiceren. De malaise zat diep bij de Algerijnen.
Yasmina Khadra: De muzikant in kwestie is niet eens een jong heethoofd. Hij is een getrouwde man, met volwassen kinderen, maar hij is wel de vertegenwoordiger van de echte roeping van de Algerijn. Een Algerijn heeft de blik op de toekomst, hij communiceert graag. Een Algerijn is een buitengewoon wezen. En ik zeg dat niet om mijn landgenoten te vleien. De Algerijn is bijzonder moedig. Neem het vliegtuig naar Algiers en u zal uw eigen ogen niet geloven. De Algerijnen hebben leren leven met de terreur, die uiterst absurd is. Een absurditeit die ons is opgedrongen door de heersende incompetentie en een niet te stillen eigen belang van de hogere regionen in het land, die volledig afgesneden zijn van de dagelijkse realiteit, waarin het volk leeft. Om even terug te komen op onze muzikant. Om een artiest te vermoorden, hoef je hem niet echt de keel af te snijden. Je krijgt hem kapot door hem met totale onverschilligheid te bejegenen. Dat is de grootste vijand van elke artiest. En in Algerije werd een heel volk door de machthebbers met de grootste onverschilligheid behandeld. Je mocht de beste architect, dokter of schrijver van de wereld zijn, voor de machthebbers betekende je niets. Op het laatste begint iedereen aan zichzelf te twijfelen. Tot op de dag dat er iemand opstaat en zegt: nee, jullie zijn groot en ik zal het bewijzen. Die man krijgt ogenblikkelijk de status van goeroe. En hij doet met iedereen wat hij wil, want iedereen wil graag geloven echt tot iets in staat te zijn. Tot wat? Dat vernemen ze later wel.
Hoe verklaart u die vreemde Algerijnse paradox? Aan de ene kant rekruteerde het fundamentalisme zijn voetvolk uit de armste lagen van de bevolking uit de sloppenwijken. Aan de andere kant waren de leiders van deze beweging – ook van de militaire vleugel later – heel vaak zeer goed opgeleid mensen, die er zelfs warmpjes inzaten. Nafa Walid, eens hij zich heeft aangesloten bij de fundamentalistische terreurgroepen, komt op een bepaald moment terecht in een gevechtseenheid van rijkeluiszoontjes. Zij moorden erop los, maar blijven netjes bij mama en papa wonen, lopen universiteit alsof er niets aan de hand is. Van waar komt die paradox?
Yasmina Khadra: Die vloeit rechtstreeks voort uit de strategie van de fundamentalisten. Ze hebben lang de tijd genomen om de mensen te verleiden, te sensibiliseren en te rekruteren. De Arabische taal is op dat vlak buitengewoon. Die taal heeft een kosmisch karakter. Ze oefent een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit op de mensen. Voor de fundamentalisten kwam het erop aan de mensen in te pakken, vooraleer ze mee te trekken in hun oorlog. Daarvoor spiegelden ze de mensen een betere toekomst voor. En om dat te doen lieten ze het woord aan mensen die hun vak kennen en weten te fascineren. Daarom vind je – niet echt rijken – maar wel zeer goed opgeleide mensen onder hun tribunen. Dat merk je ook aan het personage van imam Younes in "Waarvan wolven dromen". Dat is een charmante, zelfs integere man. Maar eens hij zijn mannetjes gerekruteerd heeft, hoeft hij niet langer te fascineren. Dan begint hij hen uit te buiten en te manipuleren. Dan vallen de mooie woorden plots weg en volgen de bevelen. De Algerijnen waren heus niet zo stupide om zich achter het extremisme te scharen. Hieraan is een lang werk van indoctrinatie vooraf gegaan, waarbij elke notie van individualiteit werd vernietigd, om plaats te ruimen voor het collectivisme van het internationale fundamentalisme.
De overwinning van alles wat irrationeel is blijft toch verbazen, voor wie naar het fundamentalisme kijkt.
Yasmina Khadra: De irrationaliteit die Algerije door elkaar heeft geschud heeft te maken met feit dat de Algerijnen echt de grens van het lijden hadden overschreden. De ellende was zo groot geworden dat ze ondraaglijk werd en wie een straaltje hoop gaf aan dit volk, zorgde niet alleen voor een bundeltje licht, maar ineens voor een hele uitslaande brand.
Wie de voorbije vijftig jaar van de Algerijnse geschiedenis overschouwt, valt het toch op dat dit land een onvoorstelbaar gewelddadig verleden achter de rug heeft. De onafhankelijkheidsstrijd heeft aan meer dan een miljoen Algerijnen het leven gekost. De burgeroorlog in de jaren negentig was van een zelden geziene brutaliteit. Waar komt dit geweld vandaan?
Yasmina Khadra: Die burgeroorlog heeft 200.000 doden gemaakt en een miljoen indirecte slachtoffers, mensen die voor lange tijd in het ongeluk werden gestort.
Heeft dit geweld niet te maken met de marginaliteit waarin het Algerijnse volk meer dan eeuw lang is geduwd? Het Franse kolonialisme was toch heel bijzonder. Het was een bevolkingskolonialisme dat de Algerijnen gedegradeerd heeft tot rechteloze tweederangsburgers?
Yasmina Khadra: We moeten ophouden met zondebokken te zoeken. Het klopt dat wij 130 jaar lang gekoloniseerd werden en dat heeft zware sporen nagelaten. Maar niet in die mate dat de ene groep Algerijnen de andere naar het leven zou staan. Het kolonialisme heeft van Algerije een land zonder houvast gemaakt. Sinds mensenheugenis was dit nooit een onafhankelijk land. We werden gekoloniseerd door de Feniciërs, de Romeinen, de Vandalen, de Ottomanen, de Fransen. Dat heeft ons zeer zeker diep getekend. Maar wij, Algerijnen, moeten de verantwoordelijkheid voor het recente geweld vooral bij onszelf zoeken.
Als resultaat van de oorlog werd Algerije in 1962 onafhankelijk en het land werd bestuurd door revolutionairen, door soldaten. Zij deden niet aan opbouw maar aan afbraak. Dat waren echt soldaten, zonder enige cultuur. Zij hadden het land bevrijd en dus hadden ze het gelijk aan hun kant. Zij gingen in naam van het land de beslissingen nemen en lieten geen enkele ruimte voor debat of dialoog met de rest van de Algerijnen. Het land was van hen. Punt. Zij waren misschien excellente soldaten geweest, maar geen architecten. Zij hebben nooit tegenspraak geduld, laat staan inspraak. En dat is op een catastrofe uitgedraaid.
Een schitterend figuur in "Waarvan wolven dromen" is de dichter en vrijdenker Sid Ali. Op het moment dat hij door de fundamentalisten wordt vermoord, zegt hij tegen zijn beulen: "Steek mij in brand, zodat mijn lijk tenminste nog enig licht brengt in jullie duisternis…" Staat hij symbool voor het "andere" Algerije?
Yasmina Khadra: De Algerijnse dichters hebben mij de inspiratie gegeven om dit personage te creëren. Dichters zijn bij ons gedegradeerd tot de status van clochards. Veel van de schrijvers en dichters die mijn idolen waren zijn geëindigd in bittere armoede. De nationale televisie had voor hen slechts belangstelling als ze al in hun lijkwade waren gewikkeld, alsof de andere artiesten moest duidelijk gemaakt worden: "kijk eens wat jullie te wachten staat…" Ik heb ooit in een gesprek met een Algerijnse krant gezegd: "Het land dat zijn dichters de rug toekeert, stapt regelrecht de duisternis van de nacht in." Algerije heeft geweigerd om naar de muzen te luisteren, om zijn kunstenaars te aanhoren. Algerije had slechts oor voor demagogie, had alleen belangstelling voor de cultuur van de oorlog en de begraafplaats. Van in de kleuterschool werd de kinderen geleerd hoe groot de moedjahedin, de strijders van het FLN, wel waren en wat een eer het was voor het vaderland te sterven. Een kind heeft geen tijd om te sterven, het moet leren leven. Het grootst denkbare offer is niet te sterven voor een ideaal, maar er voor te leven en ondanks alles van het leven te houden. Dat is de echte roeping van de mens en van de schrijver. Ik ben uit het leger gegaan om een officier van de literatuur te worden. Waartoe dient het om de lezer te mobiliseren voor een boek dat geen enkele inhoud heeft? Ik ben echt bang van de lezers. Niet van mijn teksten of mijn personages. Ik stel mij voortdurend de vraag: ben ik de kostbare tijd van mijn lezers niet aan het verbeuzelen. Ik ben bovendien een Algerijnse schrijver en ik heb niet het geluk John of Jean te heten. Een Mohammed heeft het iets moeilijker om een lezerspubliek te overtuigen. Daarom ben ik erg blij met het succes van "Waarvan wolven dromen". In Europa zijn er meer dan 200.000 exemplaren van verkocht. Waarom? Omdat een Oostenrijker of een Griek zich even goed terugvindt in dit boek van een Arabier. Het is de taak van de schrijver om de mensen dichter bijeen te brengen en ze niet uit elkaar te drijven of te isoleren.
Hebben de Algerijnen de boodschap na twaalf jaar genadeloze
burgeroorlog begrepen?
Yasmina Khadra: De Algerijnen hebben alles snel begrepen. Helaas beschikken ze over zeer weinig middelen om te vechten tegen wat er in hun land gebeurt. Ze zijn de gijzelaars van een repressief regime dat niet wil toegeven of opstappen, dat zich vastklampt aan zijn eigen belangen, ook al moet hiervoor een heel volk naar de slachtbank worden afgevoerd. En ze zijn de gijzelaars van een fundamentalisme dat ook niet weg wil.
Tijdens gesprekken met jonge Algerijnen – en bij ons met jongeren uit het Marokkaanse migrantenmilieu – hoor je wel eens zeggen: "We hebben een identiteitsprobleem". Is uw keuze om in het Frans te schrijven een middel om het debat over deze identiteitscrisis wat breder open te trekken?
Yasmina Khadra: Ik ben daar heel voorzichtig in. De Maghrebijnen hebben niet echt een identiteitsprobleem. Een Algerijn is een Algerijn, of hij nu Arabier of Kabyliër is. Het echte probleem is: bij welk maatschappelijk project wil hij zich aansluiten? Het identiteitsprobleem stelt zich eerder in de keuze die hij moet maken tussen een religieuze staat of een seculiere staat. En tussen deze twee keuzes zwalpt hij. Op dit vlak verliest hij zijn houvast. In zijn diepste binnenste stelt zich het identiteitsprobleem niet echt. De Marokkaan die al veertig jaar in Antwerpen woont levert daar het bewijs van: hij is nog altijd een Marokkaan. Hij heeft nog altijd dezelfde reflexen, dezelfde appetijt en dezelfde dromen. Ik heb de indruk dat dit probleem voornamelijk in de verbeelding van universitairen bestaat. Wie op een bepaald moment een gebrek aan ideeën heeft, is wel eens geneigd dingen te verzinnen om zijn potje klaar te stomen. Het probleem is dat dit potje niet bestaat.
Hoe verklaart u dan de hardnekkige pogingen om Algerije te "arabiseren" – inmiddels ook een geliefd thema van de fundamentalisten?
Yasmina Khadra: Die arabisering heeft niets vandoen met de Algerijnse identiteit. Het is pure recuperatie. Bij de onafhankelijkheid waren heel wat Algerijnen "verwestert" – zonder dat ze evenwel hun zeden en gebruiken hadden opgegeven. Met "verwestert" bedoel ik dat zij een aantal taboes uit de Arabische tradities overboord hadden gegooid. Zij toonden zich open voor de wereld, wilden moderniseren, zich emanciperen, een spitstechnologie ontwikkelen. De andere Arabieren keken naar dit raadselachtige land en zijn heroïsch verzet. Want Algerije had een zeer hoge prijs betaald voor zijn vrijheid. En de Arabieren zegden: Algerije mag zich niet naar het Westen keren, het moet volledig opgaan in de Arabische entiteit. En dus moest Algerije maar "arabiseren". Maar de arabisering had niet tot doel de Arabische taal en cultuur te bevorderen of om de Arabieren te arabiseren. Het eerste doel was de vernietiging van de Franse taal in Algerije. Wat niet te verdedigen is. De arabisering was op de eerste plaats een agressie en zeker geen oplossing voor een reëel bestaand probleem. Het belangrijkste gevolg van deze agressie was dat de Algerijnse scholen en universiteiten zware klappen kregen en steil bergafwaarts gleden.
Bent u ooit nog van plan in het Arabisch te schrijven?
Yasmina Khadra: Kijk, trouw speelt een heel belangrijke rol in mijn leven. Ik heb geen zin om de taal ontrouw te worden, die mij alles heeft geleerd in mijn leven. Ik schrijf beter in het Frans dan in het Arabisch, ook al ben ik in het Arabisch opgevoed en opgeleid. Ik meen dat echt.
Vorig jaar hebben we de aanslagen van 11 september beleefd. Wij worden van alle kanten aangespoord om "de Arabier" en "de moslim" als vijand te beschouwen. Houdt de ervaring, die de Algerijnen hebben doorgemaakt tussen 1992 en vandaag, voor andere volkeren een aantal belangrijke lessen in?
Yasmina Khadra: Ik denk het wel. Wie "Waarvan wolven dromen" gelezen heeft, weet al dat lieden als de kamikazepiloten, die Amerikaanse doelwitten aanvielen, aan belangrijke universiteiten hebben gestudeerd en zonen zijn van invloedrijke bourgeoisfamilies. De Algerijnen hebben met hun tragedie voor andere volkeren belet dat ook hun land met deze pest zou besmet raken. Tegelijk stel ik vast dat 11 september niet veel veranderd heeft, zeker niet voor de Algerijnen. Wij zijn nog steeds geïsoleerd, niemand verontrust zich over ons, niemand lijkt wat te geven om ons ongeluk. Wij hebben geen medelijden nodig. Wij willen alleen maar dat de rest van de wereld eindelijk begrijpt dat wij tegen een monster aan het vechten zijn dat onze regio, maar ook Europa bedreigt. Ik hoop alleen maar dat in Europa de wil bestaat om iets te willen leren uit onze tragedie. 11 september was heel spectaculair, maar de Algerijnen beleven al tien jaar zo’n nachtmerrie. Elke nacht worden er hele families uitgemoord: vrouwen, kinderen, zuigelingen, mensen die in extreme armoede leven en die niet eens weten waarom ze de voorbije dag niet hebben gegeten, waarom ze geen licht of stromend water hebben. Ze worden door god en de mensen vergeten en ze worden aangevallen door echte monsters. Het is hoog tijd dat Europa wat meer aandacht heeft voor Algerije.
Zijn er volgens u vandaag in Algerije krachten aanwezig die een einde kunnen maken aan die verschrikkelijke geweldspiraal en die voor een reële verandering kunnen zorgen?
Yasmina Khadra: Die krachten waren aanwezig bij het begin van de jaren negentig, tot op het moment dat deze oorlog losbarstte. Er waren seculiere, democratische partijen, die komaf wilden maken met het ancien regime. Maar ze werden ofwel gemanipuleerd door het Westen ofwel door die krachten die tegen de Algerijnse belangen ingingen. Op het einde van de rit waren deze krachten uitgeput en hebben ze toegegeven aan de chantage van de huidige machthebbers. Zij begonnen ook de smaak van de privilegies te pakken te krijgen.
Daarom blijf ik ook steeds opnieuw herhalen dat de Algerijnse vrouwen de grootste hoop bieden voor ons. De mannen hebben voor oorlog gezorgd en de vrouwen hebben het verzet in het leven geroepen. Ik hoop dat ook zij niet in de steek zullen worden gelaten.
(Uitpers, nr. 35, 4de jg. november 2002)
Yasmina Khadra: "Waarvan wolven dromen", uitgeverij Atlas, Amsterdam, 2002, 301 blz., 18,5 euro. Vertaling Floor Borsboom, ISBN 90 450 0793 2.
Yasmina Khadra: "De Lammeren Gods", uitgeverij Atlas, Amsterdam, 1999, 223 blz., 18,11 euro. Vertaling Marianne Kaas, ISBN 90 450 0376 7.