De tussentijdse verkiezingen in de VS vertonen een niveau van woede, angst en desillusie in het land zoals ik die nooit heb meegemaakt in mijn leven. Sinds de Democraten aan de macht zijn, dragen zij de schuld voor de walging over onze huidige socio-economische en politieke situatie.
In een opiniepeiling door Rasmussen (Amerikaans bedrijf gespecialiseerd in het organiseren van opiniepeilingen, lv) van vorige maand geeft de helft van de doorsnee Amerikanen te kennen dat zij de Tea Party een goed hart toedragen – een weerspiegeling van de huidige sfeer van ontgoocheling.
Hun grieven zijn legitiem. Meer dan 30 jaar al stagneren of verminderen de reële lonen voor de meerderheid van de bevolking terwijl werkuren en onveiligheid toenemen, samen met de schuldenlast. De welvaart is toegenomen, maar enkel in een beperkt aantal geldbeugels terechtgekomen, wat tot een nooit voorheen geziene ongelijkheid heeft geleid.
Dit zijn hoofdzakelijk de gevolgen van de toenemende greep van de financiële sector op de economie sinds de jaren ’70 en de daarbij horende uitholling van de binnenlandse productie. De motor achter dit proces is de manie voor deregulering door Wall Street met steun van economisten die blindelings de mythes van de efficiënte markt geloven.
De gewone man en vrouw in de straat zien dat de bankiers die zelf grotendeels verantwoordelijk waren voor de financiële crisis en werden gered van het bankroet met hun belastingsgeld nu in recordwinsten en enorme bonussen zwemmen. Ondertussen staat de officiële werkloosheid op 10% en de productiviteit op het niveau van de Depressie (van de jaren ’30, lv): één op zes heeft werk en de goede banen komen meer dan waarschijnlijk niet terug.
Natuurlijk willen de mensen antwoorden en die krijgen ze niet, tenzij van zij die verhaaltjes vertellen met een zekere interne samenhang – als je tenminste je ongeloof opzij zet voor een wereld van irrationaliteit en misleiding.
Het is nochtans fout die kerels van de Tea Party te ridiculiseren. Beter is te trachten te begrijpen wat er achter de populaire aantrekkingskracht van die beweging zit en onszelf de vraag te stellen waarom de mensen zich aangesproken voelen door extreemrechts en niet door het constructieve activisme van de Depressie, zoals het Congress of Industrial Organizations (een vakbond actief in die periode, lv). Nu krijgen de aanhangers van de Tea Party enkel te horen dat alle instellingen – regering, bedrijven en de beroepssectoren – verrot zijn en dat niets nog werkt.
Te midden van de werkloosheid en de inbeslagnames van woningen kunnen de Democraten niet klagen over het beleid dat tot deze ramp heeft geleid. President Ronald Reagan en zijn Republikeinse medeplichtigen mogen dan wel de ergsten geweest zijn, maar dit beleid begon met President Carter en werd nog versneld onder President Clinton. De voornaamste achterban tijdens Barack Obama’s presidentiële campagne waren de financiële instellingen, zij die sinds een generatie zoveel macht hebben gekregen over de economie.
De onverbeterlijke 18de eeuwse radicaal Adam Smith observeerde – hij had het over Engeland – dat de voornaamste architecten van de macht de eigenaars van de maatschappij waren. In zijn tijd waren dat de handelaars en de fabrikanten. Die zorgden er voor dat het regeringsbeleid scrupuleus hun belangen zou vrijwaren, hoe wreed de gevolgen voor de bevolking van Engeland ook zou zijn, of, erger nog, hoe wreed het onrecht van de Europeanen in het buitenland zou zijn.
Een moderne meer gesofisticeerde versie van de stelling van Smith is de ‘investeringstheorie’ van Thomas Ferguson die verkiezingen ziet als gelegenheden waarbij groepen investeerders samenspannen om de staat te controleren door de architecten van het beleid te selecteren volgens hun bereidheid hun belangen te dienen. De theorie van Ferguson blijkt een goede voorspeller te zijn voor het beleid over lange periodes. Dat moet ons niet verbazen. Het ligt in de natuur zelf van concentraties van economische macht om hun invloed te laten gelden over het politieke proces. Die dynamiek is in de VS wel veel extremer.
Toch kan men stellen dat de geldschrapers van de grote bedrijven een geldig argument hebben tegen de beschuldigingen van ‘hebzucht’ en ‘misprijzen voor de gezondheid van de maatschappij’. Het is hun taak om winst en marktaandeel te maximaliseren: meer nog, het is hun wettelijke plicht (mijn onderlijning, lv) Als ze dat mandaat niet vervullen, worden ze vervangen door iemand die dat wel wil doen. Ze gaan dus ook systeemrisico’s negeren: onder andere de waarschijnlijkheid dat hun transacties de economie in het algemeen zullen schaden. Deze ‘externe gevolgen’ zijn hun zorg niet – niet omdat zij slechteriken zijn maar om institutionele redenen.
Als de zeepbel barst kunnen de risiconemers vluchten naar de bescherming van moedertje staat (‘the nanny state’, letterlijk de ‘kinderoppasstaat’, lv). Openbare financiële reddingsoperaties – in feite een verzekeringspolis van de regering – zijn slechts enkele van de perverse stimuli die de marktinefficiëntie vergroten. De economisten Peter Boone en Simon Johnson schreven in de Financial Times van januari: “De erkenning neemt toe dat ons financieel systeem in een verdoemeniscyclus zit. Telkens het systeem faalt, kunnen we rekenen op gemakkelijk geld en een fiscaal beleid dat ons er uit haalt. Daar leert de financiële sector uit dat het OK is grote risico’s te nemen om veel binnen te rijven en zich over de kosten geen zorgen te maken – die worden toch betaald door de belastingbetaler door middel van reddingsoperaties en andere middelen, waarna het financieel systeem weer uit zijn as verrijst om te herbeginnen en weer te falen.”
Die metafoor van de verdoemenis geldt ook buiten de financiële sector. Het American Petroleum Institute, de Chamber of Commerce en andere zakenlobbies hebben hun inspanningen vergroot om het publiek er van te overtuigen dat ze zich geen zorgen hoeven te maken over de door de mens veroorzaakte opwarming van de aarde – trouwens met succes als je de recente opiniepeilingen volgt. De Republikeinse kandidaten voor de tussentijdse verkiezingen van het Congres verwerpen bijna allen het idee van de opwarming van de aarde.
De leiders van deze propaganda weten dat de opwarming van de aarde een realiteit is en dat de vooruitzichten slecht zijn. Maar het lot van de diersoort ‘mens’ is een externaliteit die zij moeten negeren, omdat de markt voor alles gaat. De bevolking zal niet in staat zijn om dan nog hulp te bieden wanneer het slechtst mogelijke scenario waarheid wordt.
Ik ben net oud genoeg om me de kille dreigende dagen te herinneren van de ontaarding van Duitsland van waardigheid naar nazibarbarisme – om de woorden te gebruiken van Fritz Stern, de eervolle onderzoeker van de Duitse geschiedenis. In een artikel van 2005 geeft hij aan dat hij de toekomst van de VS in het achterhoofd heeft wanneer hij een historisch proces (in Duitsland) analyseert dat van walging over een ontgoochelende seculiere wereld overging in de ontketening van een extatische escapade naar de onredelijkheid (‘unreason’).
De wereld is te complex om zomaar een herhaling van de geschiedenis mee te maken maar we moeten toch een aantal lessen onthouden als we de gevolgen van deze verkiezingen vaststellen. Er is geen tekort aan opdrachten voor zij die een alternatief zoeken voor deze misleide woede en verontwaardiging en de ontelbare teleurgestelden willen organiseren en naar een betere toekomst willen leiden.
(Uitpers nr. 126, 12de jg., december 2010)
Noam Chomsky, 5 november 2010
Originele tekst in dit
ZNet artikelVertaling Lode Vanoost