Ton Lemaire, De val van Prometheus, over de keerzijde van de vooruitgang, Ambo, Amsterdam, 2010, 375 blz, ISBN 9789026322891
Een boek van de eigenzinnige Nederlandse filosoof en antropoloog Ton Lemaire die al jaren ergens in de natuur op het Franse platteland woont, is steeds opnieuw een belevenis. Nu ook weer met “De val van Prometheus”. Volgens recensent Walter Lotens is ‘De val van Prometheus’ à la Ton Lemaire een rijk, maar toch geen puntgaaf boek. Het is een ecologisch-filosofische poging om een winst-en verliesrekening op te maken van de moderne tijd.
Ton Lemaire (°1941) is, evenals zijn leeftijd- en vakgenoot Hans Achterhuis, een van de boeiendste figuren van zijn generatie, die vanaf de jaren zestig met de regelmaat van een klok publiceerde over vaak zeer uiteenlopende onderwerpen. Op mijn rekken zie ik ‘De tederheid’ (1968), ‘Filosofie van het landschap (1970), De indiaan in ons bewustzijn’ (1986), ‘Twijfel aan Europa’ (1990) en ‘Wandelenderwijs’ (1997) staan. Dit is slechts een greep uit zijn oeuvre waarin de mens in zijn verhouding tot de natuur meestal prominent aanwezig is. Ook nu weer in ‘De val van Prometheus’. Het verhaal van deze halfgod, zoon van de Titaan Lapetos is bekend. Hij stal het vuur van de goden en schonk het aan de mensen. Volgens de Griekse mythe waren de goden furieus. Ze ketenden Prometheus aan een rots en bevalen een adelaar iedere dag zijn snelgroeiende lever weg te vreten. Lemaire gebruikt het beeld van deze mythische Griekse held om te filosoferen over de keerzijden van de vooruitgang.
Vooruitgang en progressisme
Hij maakt in het boek een duidelijk onderscheid tussen ‘vooruitgang’ en ‘progressisme’. Wanneer aan het begrip ‘vooruitgang’ een bijna metafysische dimensie wordt toegekend – vooruitgang als een kernbegrip van een nieuwe geschiedenisopvatting die de geleidelijke verlichting van de menselijke geest en een toenemende natuurbeheersing als historische wetmatigheid claimt – dan is Lemaire niet meer mee en spreekt hij over ‘progressisme’. Ter verduidelijking verwijst hij naar ‘de wet van de remmende voorsprong’ van de Nederlandse historicus Jan Romein. Het hebben van zogenaamde ‘achterstand’ kan juist een voordeel blijken, terwijl ‘voorsprong’ een nadeel kan worden. Op die manier probeert hij een winst- en verliesrekening op te maken van de moderne tijd. Een mooi voorbeeldje van deze aanpak geeft hij in een stukje dat als titel draagt ‘Progressie, regressie en dualiteit’. Hij verzet zich zowel tegen wat hij de instrumentele, technische en bureaucratische rationaliteit noemt als tegen de reactie daarop die vaak leidt tot een vorm van neoarchaïsme of neoprimitivisme. Anders, en door Lemaire gezegd: ‘de erfenis van de verlichting én van de romantiek kunnen naast elkaar voortleven als kennelijk de januskop van de moderniteit’. (p. 108)
De indiaan in ons
‘De val van Prometheus’ bestaat uit acht grote hoofdstukken met titels die aan duidelijkheid niets te wensen overlaten: ‘Illusies en desillusies van de vooruitgang, ‘De tragiek van de geschiedenis’, ‘Destructieve groei’, ‘Op grote voet’, ‘Vrijwillige eenvoud’, ‘Boeren tussen verdwijning en verzet’, ‘ecologie en spiritualiteit’ en ‘De nadagen van Prometheus’. Die hoofdstukken zijn dan nog eens opgedeeld in korte stukjes van enkele bladzijden die het midden houden tussen een essay en een column. In heel zijn betoog klinkt de stem door van de bezorgde ecoloog die zegt: ‘Al geruime tijd hebben we de ecologische draagkracht van de aarde overschreden en verbruiken dus al het erfdeel van toekomstige generaties, we lenen van onze kleinkinderen en leven als het ware ‘op afbetaling’’. (p. 57)
Lemaire verwerpt het antropocentrisch wereldbeeld waarin de mens de maat van alle dingen zou zijn. De mens is niet het centrum van het universum maar een deel ervan. Dat vraagt een soort van kosmisch bewustzijn met het diepe besef van de verbondenheid van het menselijk leven met de aarde. Daarvoor verwijst hij, zoals in ‘De indiaan in ons bewustzijn’ naar de inheemse levens- en denkwijze en naar hun verbondenheid met pachamama, met moeder aarde. Met instemming citeert hij vertegenwoordigers van de inheemse beweging: ‘We kunnen niet van ons land verwijderd worden. Wij, inheemse volken, zijn door de kring van het leven verbonden met onze grond en omgeving.’ Toch gaat Lemaire niet zo ver dat hij de indiaan verheerlijkt als de wijze ecoloog. Zoals ook in ‘De indiaan in ons bewustzijn’ is hij op zijn hoede voor vormen van neoprimitivisme. ‘Het is de vraag in hoeverre de indiaanse houding tegenover de natuur niet enigszins is geïdealiseerd door goedwillende westerlingen en wellicht door hedendaagse indianen zelf’. (p. 290) Toch legt hij een link tussen inheemse, tribale volken en boerengemeenschappen in het Westen waarvoor hij vooral voorbeelden uit Frankrijk aanhaalt. Volgens hem hebben zij een gemeenschappelijke problematiek. Zij strijden namelijk vanuit hun premoderne, prekapitalistische mens- en wereldbeeld voor het behoud van hun (gemene) gronden.
Prometheus en Orpheus
In een zeer boeiend hoofdstuk ‘Ecologie en spiritualiteit’ verklaart hij zich een voorstander van wat hij een ecologische spiritualiteit noemt. Wat bedoelt hij daarmee? Hier een staaltje van zijn dialectisch denken: ‘In de variant van ecologische spiritualiteit die ik voorsta, geldt weliswaar het belang van intrinsieke waarde en participatie, maar ook van afstand, zowel van verbondenheid als ook van scheiding. Deze afstand is voorwaarde voor kritisch denken en kan ons behoeden voor een onkritisch holisme, terwijl de verbondenheid ons helpt een objectiverend instrumentalisme te vermijden.’ (p. 303) In dit hoofdstuk stelt hij ook dat het ecologisch wereldbeeld dat hij voorstaat tegengewerkt wordt door het monotheïsme. Volgens hem zou een exploiterende en heerszuchtige houding tot de natuur met onze geschiedenis verweven zijn en in de kiem al aanwezig zijn in de Grieks-Romeinse en de joods-christelijke traditie. Alleen een vorm van pantheïsme of polytheïsme kan, dixit Lemaire, het kader bieden voor een ecologisch gezinde samenleving. Zijn boek is ook een lang pleidooi voor vrijwillige eenvoud. In een stukje ‘Nooit genoeg’ schrijft hij: ‘Het is mijn overtuiging dat eenvoud heel goed verenigbaar is met genot, vreugde en geluk en bij uitstek samengaat met zelfontplooiing en levenskunst.’(p. 196) Op een andere plaats werkt hij dat thema verder uit: ‘Relatieve onafhankelijkheid van materiële behoeften voor een bestaan dat rijk is in sociale, artistieke, intellectuele en spirituele dimensies. Eenvoudig leven is méér dan het residu dat overblijft als men minder consumeert. Het is mijn opvatting een toegang – misschien dé toegang – tot het ‘goede’ leven, en is dus een kernelement van elke levenskunst.’ (p. 217) Met deze opvatting benadert Lemaire naar mijn gevoel zeer dicht het concept van vivir buen – het goede leven – zoals het onlangs, geïnspireerd op de inheemse levenswijze, opgenomen werd zowel in de Ecuadoraanse als in de Boliviaanse nieuwe grondwet.
Als tegenhanger van de mythische Prometheus haalt Lemaire Orpheus uit de antieke kast. Deze zoon van Apollo staat anders dan Prometheus niet bekend om zijn overmoed en heerszucht, maar om zijn muzikale kwaliteiten. Volgens de antieke volksverhalen bedwelmde hij met zijn lier bomen, dieren en zelfs de bewakers van de onderwereld. Als het noodlot toeslaat en zijn vrouw Eurydike sterft, mag hij haar uit de onderwereld meenemen. Voorwaarde is dat hij niet omkijkt. Orpheus doet dit toch en verliest daarop zijn vrouw voor de tweede keer. Volgens Lemaire symboliseert het orphisme de beschouwelijke, belangeloze, esthetische, poëtische verhouding tot de natuur. Het orphisme is een wijkplaats geworden voor een esthetische en muzische werkelijkheidsbeleving die in duidelijk contrast staat tot de prometheïsche.
Waardevol los zand
Door zijn korte stukjes en relatief eenvoudige taal lijkt ‘De val van Prometheus’ op een excursie in toegepaste filosofie rond brandend actuele thema’s. In zekere zin gaat dit werk in de richting van wat Jaap Kruithof deed in zijn laatste geschriften: bundelen van cursiefjes waarin hij zijn filosofische verontwaardiging kon spuien over de gang van de wereld. Alleen is e toonzetting van Lemaire minder polemisch, want in alles ziet hij een keerzijde die positief of negatief kan zijn. Hij schrijft zeker ook geen cursiefjes, maar eerder korte essays. Ik heb tevergeefs naar een bronvermelding gezocht om te kunnen achterhalen in welke context al deze korte stukjes ontstaan zijn. Ik heb geen antwoord gevonden, dus veronderstel ik dat ‘De val van Prometheus’ als boek en niet als bundeling van links en rechts verschenen stukjes is geconcipieerd. Als dat een juiste interpretatie is, dan stelt Lemaire mij wat teleur: de vele herhalingen en onvoldoende uitgewerkte beschouwingen laten mij als lezer toch wat op mijn honger zitten. De zeer interessante ideeën die in ‘De val van Prometheus’ zeker aanwezig zijn vormen te veel los zand dat niet opgenomen werd in de brede analytische bedding van een boek zoals Lemaire er al veel geschreven heeft.
(Uitpers nr. 126, 12de jg., december 2010)
U kunt dit boek via de link hieronder rechtstreeks bestellen bij:
en wie via Uitpers bestelt, helpt Uitpers!
de link:
http://www.groenewaterman.be/anne/index.dll?webpage=index.htm&inpartcode=936387&refsource=uitpers