De WHO, de Wereldgezondheidsorganisatie van de VN, beleeft moeilijke tijden. Ze krijgt het verwijt opzettelijk paniek te hebben gezaaid rond de zogenaamde ‘Mexicaanse griep’, waardoor miljarden euro werden besteed aan nutteloze vaccins. Op de vergadering van 25 mei regende het ook bakken kritiek op het hanteren van het begrip “namaak”. Telkens weer ziet men dat de WHO-leiding meer bekommerd is om de gezondheid van de farmaceutische bedrijven dan om die van de wereldbevolking.
Vergetelheid
Experts van de WHO die “vergeten” te melden dat ze banden hebben met de farmaceutische industrie? Het doet al een belletje rinkelen. Vooral de zaak met de pandemie heeft veel vragen doen rijzen waar nog geen antwoord op kwam. Zo is nog altijd de samenstelling niet bekendgemaakt van de urgentiecommissie die in het kader van het Internationaal Gezondheidsreglement advies moest geven aan Margaret Chan, de voorzitster van de WHO.
Het gaat om een ploeg van een vijftiental griepspecialisten die sterk aanraadde over te stappen naar faze 6, de pandemie. Daarmee werden de hangende bestellingen voor vaccins meteen effectief. Het is bij de Raad van Europa (niets te maken met de EU) dat deze ondoorzichtigheid nu wordt onderzocht. Want daar is het vermoeden zeer groot dat de farmaceutische bedrijven dat advies flink hebben beïnvloed.
Er is ook onderzoek naar het doen en laten van de consultatieve strategische groep van experts, 15 personen waarvan de identiteit bekend is. Ze hebben allemaal ooit een verklaring ondertekend dat er geen belangenvermenging is. Maar de gegrondheid van die verklaringen is nooit ook maar even onderzocht, alles is gebaseerd op “vertrouwen”. Een lid van die groep is de Fin Juhani Eskola die toegaf dat zijn onderzoekscentrum 9 miljoen euro heeft gekregen van de farmaceutische reus GlaxoSmithKline. Eskola blijft op post.
“Namaak”
De farmaceutische lobby’s boekten begin dit jaar een groot succes. De internationale federatie van geneesmiddelenproducenten kreeg voorkennis van een rapport van WHO-specialisten over de zogenaamde “verwaarloosde ziekten”. Daarmee wordt verwezen naar ziekten die veel voorkomen in landen met een overwegend arme bevolking – en dus niet rendabel voor die industrie wegens te weinig koopkracht. Al wat de farmareuzen niet aanstond, verdween uit het rapport.
Die voorkennis leverde wat op. In het syntheserapport werden alle voorstellen tot wijziging van het huidig systeem van brevettering – zeer voordelig voor de fabrikanten van geneesmiddelen – weggelaten. Later bleek onder meer dat een van de belangrijkste experten,de Australische Mary Moran, werkt voor het George Institute dat grotendeels door de farmaceutische industrie wordt gefinancierd.
De leiding van de WHO kwam op de algemene vergadering van mei dan ook zwaar onder vuur te liggen. De discussie draaide ook rond de zogenaamde “namaak”. De WHO-leiding liet zich tot nog toe leiden door IMPACT (International Medical Product Anti-Counterfeit Taskforce), een lobby van de farmaceutische nijverheid. Die lobby gaat al jaren fel tekeer tegen de vele landen, Brazilië en India voorop, die massaal generische geneesmiddelen produceren om die zo toegankelijker te maken voor het gros van hun bevolking.
De groep van Zuid-Amerikaanse landen en India vielen de dubbelzinnigheid van de WHO-leiding scherp aan. Er is een groot verschil tussen generische producten die waardevolle geneesmiddelen zijn en de vele namaak die o.m. massaal op het Internet opduikt. Ze haalden gedeeltelijk hun slag thuis: de WHO gaat omzichtiger omspringen met de termen, het is aan de lidstaten zelf om uit te maken wat namaak is.
Superwinsten veilig
Maar intussen verandert er niets grondig aan de werking van de WHO en blijft de invloed van de grote farmareuzen zeer groot. Er is dus weinig kans dat iemand ooit ter verantwoording wordt geroepen voor de enorme verspilling van gemeenschapsfondsen bij de grieppandemie. Die verspilling heeft de farmaceutische baronnen enorme fortuinen opgeleverd. Toch lezen we niet dat de diverse overheden daar geld gaan zoeken om hun begrotingstekorten te minderen…
(Uitpers nr. 121, 11de jg., juni 2010)
Zie ook Uitpers 117, februari 2010 “Media blijven in hetzelfde bedje ziek”