De verkiezingen van begin mei in Noordrijn-Westfalen bezorgden de CDU een bittere nederlaag, de SPD een onverhoopte opsteker, de Groenen een onverwacht grote triomf, de liberale FDP een triest status quo, en de Linke de intocht in het parlement van de grootste Duitse deelstaat. Ze leverden meteen een waaier aan coalitiemogelijkheden op, die evenwel de regeringsvorming niet vergemakkelijkt.
Tot zowat anderhalve maand voor 9 mei ging in Noordrijn-Westfalen (met zijn 18 miljoen inwoners de grootste deelstaat van de bondsrepubliek, en traditioneel bolwerk van de sociaaldemocraten tot die daar vijf jaar geleden een smadelijke nederlaag leden) én in de rest van Duitsland ongeveer iedereen er van uit dat de regerende coalitie van christendemocraten (CDU) en liberalen (FDP) moeiteloos overeind zou blijven. Maar in de laatste weken van de campagne begon de stemming te kantelen.
Niet alleen omdat minister-president Rüttgers (CDU) in verband werd gebracht met een nogal pijnlijke (want zelfs zielig aandoende) corruptie-affaire. Maar vooral omdat SPD-lijsttrekster Hannelore Kraft steeds beter begon te scoren. Kraft is een prototype van de ‘Suzanne-doctrine’ (die stelt dat vrouwen slechts tot de top van een organisatie doordringen wanneer het met die organisatie heel, heel slecht gaat) maar tegelijk een ‘self made’-vrouw die nog heel dicht bij het volk staat en met haar ‘franc parler’ bijzonder goed aanslaat bij de kiezers aan Ruhr en Rijn. Zij vertoont ook dat typische paradoxale trekje van vele populisten: “niemand weet precies waar ze voor staat, maar dàt weet ze dan wel onomwonden te verwoorden”.
De Duitse sociaaldemocraten zijn immers in werkelijkheid nog altijd verdeeld tussen trouw ààn en kritiek óp het beleid van voormalig kanselier Schröder (1998-2005), wiens hervormingen inzake sociale zekerheid en arbeidsmarkt meer aan sociale afbraak deden denken dan aan sociale rechtvaardigheid. Zelfs nu ze op federaal niveau geen regeringsverantwoordelijkheid meer draagt, slaagt de SPD er maar niet in, de kwalijke reputatie kwijt te raken dat ze – als het er op aankomt – onbetrouwbaar is als verdediger van sociale verworvenheden.
Een en ander verklaart waarom ‘die Linke’ (de partij die ontstond uit een samengaan van de post-communistische PDS in het oosten, en linkse miltanten in het westen van de bondsrepubliek) ook in West-Duitsland steeds meer electorale successen boeken. In mei jl. dus ook in NRW, waar de Linke hun stemmenaantal (in vergelijking met de deelstaatverkiezingen van 2005) bijna verdubbelden en aldus vlot over de kiesdrempel van vijf procent raakten. Wat ze met die successen vervolgens aankunnen is een ander verhaal: dat van de pokerspelletjes rond mogelijke coalities, wanneer de kiezer eenmaal de kaarten heeft verdeeld.
De kaarten
In NRW zag die verdeling er als volgt uit:
CDU = 34.6 %, en daarmee 67 zetels
SPD = 34.5 % en daarmee eveneens 67 zetels
FDP = 6.7 %, 13 zetels
Groenen = 12.1 %, 23 zetels
Linke = 5.6 %, 11 zetels.
Voor de CDU betekende dat een spectaculair verlies van meer dan 10 procent en 22 zetels, en voor de liberale FDP een teleurstellend ter plaatse trappelen (met nauwelijks 0.5 % en één zetel winst).
Voor de SPD was dit een onverhoopt goed resultaat, al verloor de partij nóg eens 2.6 % van de stemmen en zeven zetels in vergelijking met het barslechte resultaat van 2005, toen de afstraffing in NRW bondskanselier Schröder zelfs tot vervroegde verkiezingen noopte. Maar die uitslag was duidelijk minder erg dan verwacht, én bracht de SPD weer op gelijke hoogte met een dramatisch afgeslankte CDU. En dank zij de al even spectaculaire winst van de Groenen (met 5.9 % en 11 zetels winst) leek zelfs een nieuwe ‘rood-groene’ meerderheid binnen bereik.
Maar neen: in een parlement met 181 zetels zou zo een coalitie net één zetel te kort komen. Zodat allerlei bespiegelingen konden losbarsten over mogelijke, wenselijke of verfoeielijke coalities. Louter mathematisch zou je een meerderheid kunnen vormen met een ‘grote’ coalitie (van SPD en CDU), een ‘verkeerslicht’-coalitie (van SPD met groenen en liberalen), een ‘Jamaica’-coalitie (van CDU, groenen en liberalen – want in Duitsland is zwart de ‘kleur’ van de christendemocraten en geel die van de liberalen), of een rood-rood-groene (met die Linke erbij). Een ‘zwart-groene’ meerderheid zou evenals een rood-groene één zetel tekortkomen; een rood-groen kabinet, gedoogd door die Linke was theoretisch ook mogelijk.
Over al die bespiegelingen zweefde en zweeft een spook: het spookbeeld van wat in 2008-2009 in de deelstaat Hessen gebeurde.
Zwart spook
Daar had SPD-lijsttrekster Andrea Ypsilanti (zie ook weer: ‘Suzanne-doctrine’) vóór de verkiezingen elke vorm van samengaan met de Linke uitgesloten, maar probeerde ze nadien – gedwongen door de uitslag, die ook hier net geen meerderheid opleverde voor rood-groen – toch een regering te vormen die dan zou worden gedoogd door de Linke. Dat was echter niet naar de zin van enkele rechtse SPD-afgevaardigden, die Ypsilanti het vertrouwen weigerden toen deze toch op een stemming aanstuurde. Het hele heen-en-weer leidde ertoe dat uittredend MP Koch (CDU) niet alleen nog bijna een jaar aan het roer bleef, maar daarenboven een duidelijke overwinning boekte toen tenslotte vervroegde verkiezingen onvermijdelijk bleken.
Of dàt scenario zich ook in NRW zou herhalen lijkt momenteel erg onwaarschijnlijk: anders dan destijds in Hessen is de CDU zelf allesbehalve happig op nieuwe verkiezingen. Sommigen argumenteren wel dat de CDU-aderlating te wijten was aan het hoge percentage thuisblijvers, maar slechts weinigen koesteren de illusie dat dit bij een tweede aanloop zou veranderen.
Momenteel lijkt het er veeleer op dat uitgerekend Kraft (anders dan Ypsilanti) niet afkerig zou zijn van een nieuwe ronde: zij kan dan immers argumenteren dat de Linke-kiezers een linkse (nu ja…een SPD-groene) meerderheid onmogelijk hebben gemaakt, op die manier morrende SPD-kiezers terughalen en alsnog de nodige zetel of twee extra in de wacht slepen.
Meer dan ietwat boosaardige speculatie is zo’n scenario voorlopig echter niet. Maar de coalitie-mogelijkheden werden ondertussen wel beperkt. FDP-leider (en uittredend vice-MP) Pinkwart beklemtoonde al vrij snel dat zijn partij niet ter beschikking staat voor een ‘verkeerslicht’-coalitie, laat staan voor een ‘Jamaica’-combinatie met de zo verfoeide groenen. Daarmee zette hij echter zijn eigen FDP zo goed als buitenspel, want in dat geval zou alleen een rood-rood-groene combinatie overblijven, of een ‘grote’ coalitie – in beide gevallen dus zonder liberalen in de regering. En dat perspectief bevalt niet iedereen in de partij, zeker niet in het Berlijnse hoofdkwartier. Dus wordt nu vooral beklemtoond dat die uitspraak werd gedaan op een moment dat de SPD ook nog met de Linke wou onderhandelen.
Rood spook
En aangezien de gesprekken tussen SPD, groenen en Linke al na enkele uren afsprongen, kan nu worden geargumenteerd dat een nieuwe situatie is ontstaan. De SPD is hoegenaamd niet afkerig van die interpretatie en herhaalde andermaal haar oproep tot de FDP om niet a priori af te zien van een ‘verkeerslicht’-coalitie en “haar verantwoordelijkheid als democratische partij op te nemen”.
Dat laatste was dan meteen een allusie op het afspringen van de gesprekken met de Linke. Want nog vóór die gesprekken goed en wel over concrete beleidsvragen begonnen waren, bleken ze al te stranden in onsmakelijk gehakketak over het al dan niet democratische karakter van wijlen de DDR of de oude Bondsrepubliek. Voor de Linke bewees die discussie dat de SPD van bij het begin niet ernstig en inhoudelijk wou onderhandelen over beleidskwesties, voor de SPD dat die Linke slechts een zootje ongeregeld zijn waarmee geen land te bezeilen, laat staan te besturen valt.
Indien de FDP bij haar weigering blijft (en de groenen bij hun onwil om met FDP en CDU samen te regeren), kan dus alleen nog worden gepraat over een coalitie van christen- en sociaaldemocraten. Alleen zijn die beide partijen in het parlement even sterk, en rijst dus meteen de vraag wie zo’n coalitie dan wel zou leiden. De CDU eist de functie van minister-president op, aangezien ze bijna zesduizend stemmen meer behaalde dan de SPD. Of die MP ook onvermijdelijk Rüttgers moet heten is een andere vraag, en recente uitspraken van prominente SPD’ers dragen het hunne ertoe bij om de interne rivaliteiten binnen de CDU nog wat aan te wakkeren.
De SPD stelt daarentegen voorop dat een partij die zopas een electorale opdoffer van tien procent heeft gekregen, niet kan eisen de volgende regering te leiden. Al zijn er in de partij ook wel mensen die veeleer met gekrulde tenen wachten op Hannelore Kraft als MP. Kraft zelf blijkt het spel bijzonder handig te spelen. Zij laat het aan andere partijen over, bepaalde combinaties uit te sluiten; zij herhaalt telkens weer dat de regeringsvorming alleen over inhoudelijke vragen moet gaan, en niet over personen; en zij speelt de ene partij na de andere uit het veld.
Zodat ook drie weken na de verkiezingen niemand durft uitsluiten dat ze wellicht ook de CDU zal wandelen sturen, door hoge eisen te stellen op precies die terreinen waar beide partijen volstrekt andere beleidskeuzes voorstaan: onderwijs, inschrijvingsgeld voor hoger onderwijs, en financiële steun voor noodlijdende gemeenten. Dat zijn thema’s die een breed kiezerspubliek aanspreken, en indien Kraft erin zou slagen de CDU daar te kijk te zetten als ‘a-sociaal’ kan ze vervroegde verkiezingen zegezeker tegemoet zien. Of…ze kan met een grootmoedig gebaar een CDU’er MP laten worden, bewijzen dat de SPD onmisbaar is om sociale afbraak te vermijden, en dan op een van die breekpunten alsnog vervroegde verkiezingen uitlokken.
Merkel
Eén zaak staat echter vast sinds 9 mei: in de Bundesrat (‘de senaat van de deelstaten’) is de CDU-FDP-regering van kanselier Merkel haar meerderheid kwijt nu ze niet meer op de machtige deelstaat NRW kan rekenen. Dus zal ze nog meer dan voorheen compromissen moeten zoeken; en dat kan de toch al zo wankele verstandhouding binnen de coalitie geen goed doen.
Want ondertussen laat Merkel er geen twijfel over bestaan dat Duitsland binnen de kortste keren weer een budget in evenwicht moet bereiken; haar weigerachtige opstelling in de ‘Griekse crisis’ had ook daarmee te maken. Dat betekent evenwel dat de liberalen een kruis kunnen maken over de door hen met veel poeha aangekondigde belastingverlagingen, die ook hun enige electorale troefkaart zijn. Het verklaart ook waarom ettelijke FDP-bonzen een ommezwaai naar een ‘verkeerslicht’-coalitie in NRW niet ongenegen zouden zijn, om aldus de CDU duidelijk te maken dat ook andere formules denkbaar zijn. En hoe merkwaardig dit ook klinkt: nog steeds zijn er in de FDP zowel als in de CDU mensen die menen dat Merkel ‘diep in haar hart’ eigenlijk liefst terug wil naar een grote coalitie met de sociaaldemocraten.
Die rechtervleugel verloor eind mei echter een niet te onderschatten boegbeeld: Hessens MP Koch kondigde aan dat hij eind 2010 de politiek wil verlaten. Die aankondiging joeg een schokgolf door de Duitse ‘politique politicienne’ en werd algemeen geïnterpreteerd als een signaal dat Koch zijn ambities heeft opgeborgen om Merkel van de troon te stoten in de CDU en in het Kanzleramt. Een andere potentiële rivaal op de rechterflank van de CDU had al enkele jaren geleden ‘gecapituleerd’, en Rüttgers heeft nu ook wel begrepen dat zijn rijk uit is. Met dank aan Hannelore, denkt Angela.
(Uitpers nr. 121, 11de jg., juni 2010)