Peru heeft door zijn ligging het potentieel om de in-en uitvoerpoort te worden van de groeiende handel tussen Brazilië en China. Als mijnbouwland wordt Peru in het binnenland steeds meer geconfronteerd met de sociale bewegingen die in verzet komen tegen het beleid van de president die ze mee aan de macht hebben gebracht.
Twee types concurrentie ontplooien zich in het Peru van vandaag: een tussen de VS en China wat de mijnproductie en de energiegrondstoffen betreft, en een tussen de VS en Brazilië wat geopolitieke positionering betreft. Elk heeft zijn eigen binnenlands kamp, twee tegengestelde machtige maatschappelijke krachten: de conservatieve en fujimoristische ondernemers, blank of mesties gegroepeerd rond de hoofdstad Lima; en de Andino-bevolking van voornamelijk Quechua origine, die in de bergen leeft en zich verzet tegen de mijnbouw. (uitpers nr 133) De scheiding is niet altijd even duidelijk: ook Brazilië heeft belangen in de Peruaanse mijnbouw. Het aanhoudend conflict tussen de autoriteiten en de mijnwerkers leidde ertoe dat de nieuwe, progressieve president Humala een drastische rechtse koerswijziging doorvoerde waarbij hij in december vorige jaar 11 van de 17 ministers ontsloeg en ze verving door neoliberale technocraten.
Enkele dagen later ondertekenden de ministers van defensie van Peru en Brazilië een akkoord dat de industriële, technologische en wetenschappelijke samenwerking in de defensiesector van beide landen regelt, waarbij de luchtmacht en zeemacht als prioritaire takken worden aangeduid. Beide landen zien in dit akkoord een afschrikking tegen mogelijke externe bedreigingen. Ze expliciteerden in hun commentaar dat het hier niet gaat om een strategie tegen bepaalde buurlanden, maar om bedreigingen van buiten de regio het hoofd te kunnen bieden. Voor de goede verstaander gaat het om de Verenigde Staten. Probeert Brazilië hier de grondvesten te leggen van een langlopende overeenkomst die de VS moet terugdringen en die een doorgeefluik moet construeren voor de groeiende handel tussen de verschillende BRIC-landen?
Regionale integratie is al enige tijd een sleutelbegrip in de politieke ontwikkelingen van Zuid-Amerika. Het resultaat van dergelijk beleid is een verscherpte concurrentie met de Verenigde Staten. Wie zich afzet tegen het imperium is echter niet noodzakelijk bezig met maatschappijverandering. Het geval Peru toont ons immers duidelijk dat het zich willen los maken van de VS niet automatisch gepaard gaat met verbetering op vlak van sociale rechtvaardigheid. President Humala helpt de multinationale mijnontginning ontwikkelen terwijl hij zijn mijnwerkers onderdrukt. Brazilië helpt een dam opwerpen tegen de States, maar ondersteunt ten volle de eigen multinational Vale die in verschillende projecten in Peru investeert. Braziliaanse staatsondernemingen zitten tevens in de hydro-elektriciteit waar heel wat infrastructuurwerken zwaar gecontesteerd worden door de bevolking. Klassenstrijd en interstatelijke samenwerking tegen de VS lopen dus kennelijk langs verschillende wegen, zodanig zelfs dat een progressieve president een behoorlijk rechtse koers kan varen en tegelijkertijd tegengestelde belangen hebben met de Verenigde Staten.
Vandaag is de klassenstrijd complexer dan alleen de strijd tussen winst en loon want de toekomst van de planeet staat mee op het spel. Het deel van de klassenstrijd over de winst-loon verhouding werd door de financiële sector gewonnen die in de westerse wereld erin geslaagd is om het aandeel van de loonmassa in het Bruto Intern Product te verlagen, gekoppeld aan een groeiende concentratie van inkomen. Dit is de achtergrond van de Indignado-protesten en Occupy Wall Street in Europa en Noord-Amerika.
Het is niet zo uitzonderlijk dat, een keer verkozen, nieuwe mandatarissen naar het centrum opschuiven. Kennelijk moet je door links worden verkozen om met rechts te kunnen regeren. Voorbeelden te over wat de sociaal-democratie betreft in Europa of progressieve regeringen in Latijns Amerika. Dit gebeurt nu ook in Peru met een president op wie heel wat hoop en verwachtingen werden gesteld.
De maatregelen van president Humala waarbij hij de linkerzijde uit zijn regering weert komen neer op een politieke aardverschuiving. De president kiest duidelijk de zijde van de mijnondernemingen in de strijd tegen het volksverzet dat in november begon tegen het mijnproject Conga in Cajamarca. De premier werd door een generaal vervangen, de noodtoestand werd afgekondigd over verschillende provincies van Cajamarca. Is dit het begin van een militariseringsproces van sociale conflicten? Of net het omgekeerde, met name dat het verzet de rechtse opmars kan stuiten? Inderdaad de laatste jaren zijn we getuige geweest van een aanhoudend verzet tegen grootschalige mijnontginning en grote infrastructuurwerken. Dagelijks zijn er verzetsacties die een hele reeks gaan uitmaken, gaande van de strijd tegen het mijnproject Tia Maria nabij Arequipa in de maand april, over het verbranden van tolhuisjes op de wegen, tot een grote maandenlange opstand in de stad Puno tegen mijnbouw onder leiding van de Aymara-bevolking, waarbij tijdens de bezetting van de landingsbaan van de luchthaven Juliaca vijf doden vielen.
Niets wijst erop dat het verzet zal verminderen. Er zijn meer dan 90 conflicten rond mijnbouw in de Peruviaanse Andes. Het gaat om een opeenstapeling van locale, niet gecoördineerde conflicten die bijzonder effectief zijn om de manoeuvreerruimte van de regering en de multinationals te verkleinen. Er bestaat geen centrale leiding van al deze acties, dus die kan niet worden gevangen gezet of omgekocht, zoals dit in het verleden regelmatig gebeurde.
De inheemse volkeren zeggen in permanente mobilisatie te verkeren voor het verdedigen van hun territoria. Deze strijd schrijft zich ook in als deel van een algemenere, internationale beweging: bevolkingsgroepen in het Amazonegebied rebelleerden in 2008 in Bagua Peru, anderen tegen een stuwdam in Belo Monte Brazilië, tegen hydro-elektriciteitscentrales in Patagonia Chili, tegen de snelweg door het nationaal park Tipnis in Bolvia.
De grootschalige mijnbouw en de enorme stuwdammen worden in niet weinig gevallen ontworpen of verdedigd door diegene die zich opwerpen als beschermers van de natuur, het milieu en het concept ‘buen vivir’. In Peru is er een race aan de gang tussen machtige staten en multinationals om zich de ‘commons’ (wat gemeenschappelijk is) toe te eigenen tegenover een lokale bevolking die zich daar heftig tegen verzet. Dit is fundamenteel een strijd over welk ontwikkelingsmodel het land wil volgen. Het is evenzeer een existentiële strijd, zeggen de inheemsen, over de betekenis van het leven op aarde, kortom over menselijke waardigheid.
(Uitpers nr. 141, 13de jg., april 2012)
Bronnen:
Raul Zibechi, Perú, en el centro de la disputa hegemónica regional www.rebelion.org
Oscar Ugarteche, Ser elegido con la izquierda para gobernar con la derecha www.alainet.org