Binnen elke organisatie die een bepaald doel nastreeft bestaat het gevaar dat, als er nooit over gesproken wordt wat dit doel precies inhoudt, iedereen er zich wat anders bij gaat voorstellen. Discussies binnen organisaties verlopen vaak moeizaam omdat iedereen aan een bepaald begrip een andere invulling geeft.
Het is dus belangrijk om begrippen goed te definiëren. In het in de AO reeks verschenen boekje Modern Socialisme probeert SP-eerste kamerlid Ronald van Raak in het kort een antwoord te geven op de vraag wat socialisme is.
Arthur Bruls
Hoewel het eerste doel van zo’n publicatie waarschijnlijk is een breed publiek een wat beter inzicht te geven in wat socialisme nu eigenlijk is, heeft de SP besloten het boekje ook tegen een verlaagde prijs aan alle leden ter beschikking te stellen. Dat valt toe te juichen, want juist bij een groeiende organisatie als de SP is het verstandig de discussie over de doelen ervan te stimuleren.
Ronald van Raak begint met te stellen dat socialisten mensen zijn die menen dat de ongelijkheid die we dagelijks om ons heen kunnen zien niet eerlijk en ook niet nodig is. Socialisten staan daarmee tegenover diegenen die beweren dat mensen nu eenmaal ongelijk zijn en dat we hiermee moeten leren leven. In Nederland ontstond het socialisme in de negentiende eeuw als een beweging van mensen die zich verzetten tegen onrecht en armoede. Die socialisten waren geïnspireerd door verschillende denkers, zoals Saint Simon, Fourier en Marx, en door het feit dat de Franse Revolutie had laten zien dat maatschappelijke verhoudingen niet eeuwig vastliggen.
Opvallend aan Van Raaks beschrijving van het socialisme is dat hij weliswaar stelt dat ongelijkheid niet nodig is maar dat hij niet aangeeft waarom dit zo is. Terwijl bewijzen daarvoor toch vaak gemakkelijk te geven zijn. Van Raak verklaart de opkomst van het socialisme in de negentiende eeuw slechts uit de invloed van bepaalde denkers en de inspirerende werking van de Franse revolutie. Maar Van Raak besteedt weinig aandacht aan de context waarin die socialistische ideeën ontstonden. De industriële revolutie maakte het voor mensen in de negentiende eeuw voor het eerst mogelijk om zich een wereld zonder armoede voor te stellen. Bovendien maakte de massale manier waarop sociale verbanden door deze industriële revolutie vernietigd werden het ook noodzakelijk om na te denken over de manier waarop de maatschappij ingericht zou moeten worden. Van Raak is duidelijk geen materialist, in de betekenis van iemand die de geschiedenis verklaart uit de ontwikkeling van de materiële productie van een maatschappij. Van Raak is een idealist, iemand die de geschiedenis verklaart uit de ontwikkeling van ideeën. Socialisme is voor hem een levenshouding, een morele overtuiging, en niet een praktische oplossing voor sociale problemen.
De vreedzame weg?
Van Raak wijst er vervolgens op dat de revolutionaire verwachtingen van veel socialisten geen waarheid zijn geworden en dat in Rusland, waar wel een revolutie plaatsvond, een dictatuur ontstond. Van Raak is duidelijk een aanhanger van een parlementaire weg naar socialisme en van de sociaal-democratie. Deze heeft immers binnen een parlementaire democratie met vreedzame middelen de positie van arbeiders kunnen verbeteren. Dergelijke lofredes op de mogelijkheden van de parlementaire weg gaan er vaak aan voorbij dat waar parlementaire socialisten sterker werden, de heersende elite die democratie ook vaak bewust vernietigde. Zelfs in een kort boekje hadden er toch best wat zinnen gewijd mogen worden aan het lot van de eens zo invloedrijke Duitse SPD onder het nationaal-socialisme of de vernietiging van de regering Allende door de staatsgreep van Pinochet.
Christelijke arbeiders
Van Raaks visie op de sociaal-democratie – in Nederland de SDAP en de PvdA – is opvallend positief. Dat deze partijen nooit een meerderheid hebben gekregen verklaart hij vooral uit het feit dat christelijke arbeiders liever op christelijke partijen stemden. Ook hier zie je van Raaks neiging om menselijk gedrag te verklaren uit hun ideeën – in dit geval het christelijk geloof – en niet uit de materiële omstandigheden waarin ze leefden. Ikzelf vind zijn antwoord op de vraag waarom de PvdA en andere sociaal-democratisch partijen nooit een meerderheid van de arbeidersklasse achter zich hebben gekregen niet erg overtuigend. Dat in een stad als Nijmegen veel arbeiders heel lang op de KVP bleven stemmen had er ook mee te maken dat de sociaal-democraten eigenlijk maar weinig afweken van de KVP. Dat een partij als de SP in de jaren zeventig wel wist door te breken onder Nijmeegse arbeiders had er mee te maken dat deze partij wél anders was en problemen aankaartte die door de regerende Rooms-Rode coalitie nooit benoemd waren.
Juist nu de SP steeds meer gedeeltes van het electoraat van de PvdA overneemt wordt het belangrijk na te denken over de manieren waarop de arbeidersachterban van het CDA bereikt kan worden. Dat doe je niet door antireligieuze propaganda. Maar dat doe je ook niet door ervan uit te gaan mensen met een christelijke levensovertuiging nooit voor de “socialistische levensovertuiging” gewonnen kunnen worden en dat ze altijd CDA zullen blijven stemmen. Dat laatste idee lijkt wel de achtergrond van uitspraken van Jan Marijnissen dat hij bereid is met het CDA te regeren. Met dergelijke uitspraken wekt hij vooral de indruk dat de SP eigenlijk helemaal niet zo anders is en veel dingen vooral wilt laten zijn zoals ze zijn. Maar ook christelijke arbeiders kunnen – en de SP slaagt daar vaak ook in – juist gewonnen worden door te laten zien dat je echt iets wilt veranderen en oplossingen biedt voor dagelijkse problemen.
Indonesië
Een van de momenten waarop socialisten in Nederland duidelijk hadden kunnen laten zien dat ze wat anders wilden – en daarmee christelijke arbeiders hadden kunnen losweken van de christelijke partijen – was tijdens de koloniale oorlog van Nederland eind jaren veertig tegen de onafhankelijkheidsbeweging in Indonesië. Veel Nederlanders wisten op dat moment zelf wat het was om onder vreemde heerschappij te leven en deze oorlog legde een zware tol op een toch al verarmd land. Jammer genoeg zaten toen de ‘vreedzame’, ‘democratische’ socialisten van de PvdA op dat moment samen met de KVP in de regering. Dit soort episodes uit de Nederlandse geschiedenis zijn van cruciaal belang als je probeert te verklaren waarom de socialistische beweging in naoorlogs Nederland zo zwak is gebleven in vergelijking met bijvoorbeeld België en Duitsland. Maar wie Modern socialisme leest krijgt de indruk dat het met de PvdA pas mis is gegaan onder Wim Kok, omdat deze niet meer in de verzorgingsstaat geloofde.
Volgens Van Raak verklaart deze Indonesische episode het isolement van de CPN na de Tweede Wereldoorlog. Volgens hem zagen andere partijen de communisten als onbetrouwbaar omdat ze de onafhankelijkheid van Indonesië steunden en de Nederlandse militaire acties daar veroordeelden. Dat werpt de vraag op wat de CPN volgens Van Raak dan wél had moeten doen. Maar vooral verontrustend aan een dergelijke passage is dat het lijkt te suggereren dat socialistische partijen, om invloed te kunnen hebben, door andere politieke partijen als partner serieus genomen moeten worden. Ik zou zeggen, hoogstens als tegenstander. Socialisten moeten niet streven naar goedkeuring van andere partijen maar naar een einde aan onderdrukking en uitbuiting. En het zijn de mensen die hieronder gebukt gaan die onze bron van kracht moeten zijn.
SP
Doordat Modern socialisme zoveel waardering heeft voor de PvdA, blijft de lezer zitten met de vraag waarom de SP dan eigenlijk ooit is opgericht. Van Raak lost dat op door te beweren dat de SP haar leden uit de arbeidersklasse een gevoel van eigenwaarde gaf. Op die manier wordt de rol van de SP gereduceerd tot een soort therapiegroep voor mensen uit de arbeidersklasse met een gebrek aan eigenwaarde. Hoewel dat op zichzelf best nuttig is –iedereen die ooit met mensen uit een volkswijk is omgegaan weet hoe vaak een gebrek aan eigenwaarde een probleem is – vind ik het toch gênant hoe weinig Van Raak laat zien dat de SP soms een hele terechte kritiek op de PvdA had.
Wat voor Socialisme?
Dat laatste is trouwens onderdeel van een groter probleem dat ik met Modern socialisme heb. Als Van Raak over socialisme spreekt dan lijkt hij vooral de beweging van mensen die zich socialist noemen te bedoelen. Maar nergens wordt ook maar geschetst hoe de maatschappij eruit zou moeten zien volgens socialisten. Nu zou het onredelijk zijn om alleen Van Raak dat verwijt te maken. Eigenlijk heel Nederlands links lijkt de noodzaak niet meer in te zien om zich te definiëren op basis van wat men wil. In plaats daarvan definieert men zich op basis van de manier waarop men zich binnen een bepaalde beweging – die meestal ergens tegen is – opstelt. Ook een blad als Grenzeloos ontleent haar identiteit voor een groot deel aan het feit dat het geschreven wordt door socialisten die “willen samenwerken en bereid zijn tot discussie”. Het is natuurlijk maar de vraag of mensen daar genoeg aan hebben. De toenemende belangstelling voor religie binnen links – een trend waar ook veel mensen in de SP in geïnteresseerd zijn – duidt op een verlangen naar meer. Het is een verlangen naar verbondenheid tussen mensen dat sociale bewegingen, die zich immers alleen richten op specifieke groepen mensen en deze vaak nogal technocratisch benaderen, niet kunnen bevredigen. Een socialistische beweging die zich identificeert met de strijd van alle onderdrukten, die opkomt voor het behoud van de natuur en de levende wezens die daar onderdeel van uit maken, kan dit verlangen vervullen. Een remake van de PvdA kan dat niet.
(Uitpers, nr. 81, 8ste jg., december 2006)
‘Modern Socialisme’ is uitgegeven in de AO-reeks (nr. 2851), is geschreven door Ronald van Raak en heeft als ISBN:9085870291. Zie: www.actueleonderwerpen.nl
Dit artikel is eerder verschenen in Grenzeloos: www.grenzeloos.org