Aan het slot van zijn artikel ‘Zijn klimaatwetenschappers de moderne Cassandra’s?’ (Uitpers, nr 86, 8ste jaargang, mei 2007), vraagt Peter Tom Jones zich af of ‘wij, anno 2007, nu eindelijk de niet mis te verstane waarschuwingen van klimaatwetenschappers gaan omzetten in daden’. Om dat te realiseren, zullen “wij” onze pijlen moeten richten op de (denk-)stelsels die onze samenleving stutten, het monetair en partijstelsel. Beide schieten namelijk tekort om het klimaatprobleem adequaat aan te pakken. Het zijn namelijk puur rationele stelsels, terwijl het klimaatprobleem geen puur rationeel probleem is.
Met geld noch met partijpolitiek kan het klimaatprobleem dan ook effectief aangepakt worden, omdat in die rationele aanpak simpelweg geen hart klopt. Maar dat geldt ook voor de aanpak van alle andere grote problemen (mensenrechten-/armoede-/kernwapen-/grondstoffen-/terrorisme-/arbeids-/…) van onze tijd. Het is nu eenmaal godsonmogelijk om met hetzelfde denkproces dat de problemen veroorzaakt deze ook aan te pakken. Daardoor escaleren ze slechts. Alleszins begrijpelijk overigens, omdat zowel het monetair als het partijstelsel geen helende, maar verdelende stelsels zijn.
Voor het adequaat aanpakken van het klimaatprobleem en de andere wereldproblemen, dus in het democratisch belang van het algemeen(!), zullen beide stelsels daarom de wereld uitgeholpen moeten worden. Een ingrijpende operatie waar de tijd echter rijp voor is, gezien de gigaproblemen waar wij (als mensheid) anno 2007 voor staan. Wereldproblemen die het monetaire en partijpolitieke denken overstijgen, dus om een dito aanpak vragen. Deze zal enkel van de grond kunnen komen, indien onze huidige beleidsmakers en masse zouden inzien en daarnaast ruiterlijk zouden toegeven dat de oorzaak van de problemen ligt in hun (monetair en partijpolitiek) denken.
Geen eenvoudige opgave, omdat zij met deze ruiterlijke erkenning in feite aangeven gehuld te zijn in ‘de kleren van de keizer’. Hoe pijnlijk dit demasqué voor betrokkenen ook zal zijn, het algemeen belang (voor de behartiging waarvan zij toch op het pluche zitten!) wordt er zonder meer mee gediend. Hun erkenning maakt namelijk automatisch de weg vrij voor de vervanging van de parlementaire-democratie door de partijloze- of consensus-democratie, die niet draaiende wordt gehouden door verkiezingen en geldstromen. Hoewel deze helende vorm van democratie nog nimmer is beproefd, kan nu al worden gesteld dat alleen daarmee de gemeenschappelijke gigaproblemen effectief aangepakt kunnen worden. Het behoeft immers geen betoog dat deze om een gezamenlijke globale aanpak vragen, in plaats van een – tot tweespalt oproepende – monetaire of partijpolitieke!
Met andere woorden, de partijloze-of consensus-democratie komt overeen met de ‘democratie in optima forma’. Een levende of organische samenlevingsvorm waarin het gezonde verstand (rechts) en het warm kloppende hart (links) geen concurrenten zijn, maar op harmonieuze wijze weten samen te werken. Met als eindresultaat een overkoepelend beleid waarmee het algemeen belang duurzaam veilig wordt gesteld, zonder dat er een doorrekening aan te pas komt. Dit houdt in, dat zolang het begrip democratie wordt vertaald met geld verdienen en het bedrijven van partijpolitiek – dus louter de rationaliteit koning kraait – de verfoeilijke strijd om de (economische en partijpolitieke) macht nooit zal eindigen, waardoor het bestrijden van de problemen nooit verder zal komen dan ‘dweilen met de kraan open’. De kraan die na elke verkiezing, met zijn mannetjesmakerij en geldverspillende campagnes, steeds harder gaat stromen. Periodiek neemt daardoor de onvrede sprongsgewijs toe, waarvan dictatoriaal gezinde populistische creaturen gesteund door bevriende geldschieters waarvoor alleen de beursindex heilig is, dankbaar gebruik maken. Een cordon sanitaire haalt daar niets tegen uit. Integendeel!
Wouter ter Heide
(Uitpers, nr 88, 8ste jg., juli-augustus 2007)