Zijn kleine rode boekje Na de groote avond — Kan empathie de wereld redden? is volgens het omslag meteen het (politieke) testament van Ludo Abicht.
De Grote Avond — Le Grand Soir — was, schrijft Abicht in zijn vooraf, “het moment waarop de revolte tegen de burgerlijke samenleving alle oude en vermolmde structuren zou afbreken om plaats te maken voor een waarlijk egalitaire maatschappij. Na de groote avond, zo werd ons gezegd, zou alles anders worden.”
De toon verraadt het al, indien dat nog nodig zou zijn: zo is het niet gelopen. Ofwel is de grote avond er niet gekomen, ofwel is niet alles anders geworden. Hoe dat zo gekomen is detailleert Ludo Abicht hier niet, hij beschouwt dat als gekende moderne geschiedenis. Wat hij wèl doet is ingaan op de verwarring tussen de noties radicalen en extremisten, die voor veel onheil gezorgd heeft in die geschiedenis, waarbij, als ik hem goed lees, de radicaal probeert de problemen op te lossen door ze bij de wortel (radix) te vatten, terwijl de extremist van de bestaande wereld gebruik maakt — en van goedgelovige radicalen — om er zelf beter van te worden of toch om een machtspositie zonder tegenspraak te veroveren. Laat dit alles een beetje kort zijn, het was er de schrijver niet om te doen een dik boek te maken maar meer om denkrichtingen aan te wijzen die de lezer zelf verder maar moet invullen. (Confucius zei dat hij, als hij één hoek van een probleem aan zijn leerling had uitgelegd, en de leerling was niet in staat zelf de twee andere hoeken te vinden, hij zijn les niet herhaalde.)
Verontwaardiging
Hier dus geen les over communisme en sociaaldemocratie, de Franse revolutie en de Russische Oktober, Lenin en Stalin en wat dies meer zij. Zelfs het anarchisme, waar Abicht zijn vorige, lijviger, boek over schreef, wordt op zichzelf een beetje in een hoekje gelaten. Ook over de eindeloze ruzies tussen — en in — de verschillende denominaties weidt de schrijver niet uit. Wel komt hij terecht bij de oude Franse diplomaat Stéphane Hessel en zijn oproep, in 2010, “Indignez-vous!”, die een wereldwijd succes kende, en daarna “Engagez-vous!”. De redenering van Hessel, in alle eenvoud, was “dat er meer dan voldoende onrecht in de wereld is om onze verontwaardiging wakker te schudden en dat wij zelf voor het grootste gedeelte voor het antwoord erop verantwoordelijk zijn. Bovendien bestaan er heel wat verschillende manieren om ons te verzetten tegen een aantal wantoestanden waaraan wij weliswaar niet rechtstreeks schuldig zijn, maar waartegen we wèl iets zouden kunnen doen.”
Aan de slag dus, maar hoe en waar, want ook dat is gauwer gezegd dan gedaan. Terwijl het ook al niet duidelijk is wàt we precies moeten zoeken. Maar wie vertrouwd is met onze geschiedenis van kolonialisme en de macht van kapitaal kan wel iets vinden, bijvoorbeeld door rond te kijken hoe men het op een ander doet.
Zo komt Abicht bij het Afrikaanse Ubuntu, wat je als een soort wederzijdse bezorgdheid voor alles en alle mensen zou kunnen klasseren (geen nood, hij legt het uit in het boek), bij de Maya-filosofie in Mexico, bij het microkrediet in Bangladesh en bij de commons in Europa. Empathie, lijkt Abicht te zeggen, is wat die verschillende pogingen verbindt. Daarmee zit hij dicht bij het soort anarchisme — het zijn telkenmale fenomenen die buiten de grote organisaties of de staat plaats vinden, buiten wat je “de mainstream” noemt, of eventueel de algemene weldenkendheid. En het soort anarchisme dat Ludo Abicht z’n aandacht trekt is dat van de “commons”, en het boek van David Graeber en David Wengrow, The Dawn of Everything. In dat boek proberen zij een wereldgeschiedenis van het mensdom op te starten die niét op de veroverings- en koloniseringsverhalen berust maar ten dele op wat de door de conquistadores aangetroffen volkeren te vertellen hadden — of wat daarvan, na de moord, kan teruggevonden worden. Dat zet, zoals te verwachten was, de geschiedenis op zijn kop.
Commons
Maar gaan we terug naar de commons. Dat waren, in Europa, gemeenschappelijke gronden, werktuigen en wat dies meer zij: gerief dat “van iedereen was en dus van niemand”, en dat dan ook in een eeuwen durende latente oorlog geusurpeerd, aangeslagen, gestolen werd door de rijke machthebbers van de plek en het moment. In weinig gefrequenteerde hoeken van de Europese geschiedenis vindt men er nog resten van terug, bij voorbeeld van the highland clearings in Schotland in de 18-de en 19-de eeuw, die niet vergeten werden, of de kleinschalerige onteigeningen die in het satirische liedje uit de 17-de eeuw bezongen worden:
“The law locks up the man or woman
Who steals the goose from off the common
But leaves the greater villain loose
Who steals the common from the goose.”
En dat, schrijft Abicht, nog twee vaak zogenaamd vergeten verzen telt:
“And geese will still a common lack
Till they go and steal it back.”
Dat is meteen de moraal van het verhaal. Die ligt in de opbouw van nieuwe commons zoals die her en der opduiken elders en in Europa, en de langdurige inspanning — zeg maar adem — die dat vereist. Terwijl men zich ondertussen niet mag laten inpakken door valse profeten die de waarheid in pacht hebben en den volke knollen voor citroenen trachten aan te smeren.
Zegt Abicht: “de slaagkans heeft alles te maken met de vraag hoe lang je je woede kan volhouden. Want pas dan heb je de kracht gevonden om je empathie over de onvermijdelijke momenten van mislukking en ontgoocheling te tillen en voort te doen.”
En hij citeert de oude hoofdopstandeling Willem van Oranje: “Point n’est besoin d’espérer pour entreprendre, ni de réussir pour persévérer.”
Een toch nog koppige zij het voorzichtig optimistische noot in een bar verhaal van “na de groote avond”.
Sus van Elzen.
Ludo Abicht: Na de Groote Avond – Kan empathie de wereld redden? Ertsberg, Antwerpen, 134 blz. 19,95 €.