FRANCINE MESTRUM, Globalisering en armoede. Over het nut van armoede in de nieuwe wereldorde. Uitgeverij EPO
Een leven lang al is Francine Mestrum internationaal congrestolk en dus vertrouwd met de discussies die leven in de internationale instellingen. Ze heeft er nogal wat afgeluisterd. Tot ze besloot zelf haar steentje tot het debat bij te dragen. Ze ging sociale wetenschappen studeren aan de ULB in Brussel en specialiseerde er in ontwikkelingsproblematiek. Haar doctoraatsscriptie heeft ze nu verwerkt tot een boek over de wel heel actuele vraag wat de dubbele agenda is achter armoedebestrijding .
Wat er in ’s hemelsnaam mis is met armoedebestrijding? Niets op zich, natuurlijk, zegt Francine Mestrum. Alleen is het verdacht dat het thema sinds de jaren negentig hoog op de agenda staat van internationale organisaties zoals de Wereldbank en het Internationaal Muntfonds. Dezelfde instellingen die tien jaar eerder derdewereldlanden het mes op de keel zetten in ruil voor de broodnodige herschikking van hun buitenlandse schuld. Hoe beter het toen ging met de economie van die landen, hoe meer geld er naar de afbetaling van de schuld ging, hoe minder er besteed kon worden aan onderwijs, gezondheidszorg en infrastructuur. Met als gevolg de totale verloedering van een continent zoals Latijns-Amerika, dat het op macro-economisch vlak nochtans niet slecht heeft gedaan.
In een land als Brazilië leeft meer dan de helft van de bevolking zonder sociaal vangnet. Jong en gezond moet je dan zijn, wil je er overleven. Wereldkampioen ongelijkheid, zo wordt Brazilië vaak genoemd. En die ongelijkheid, die is het gevolg van de politiek van de internationale instellingen. Midden jaren negentig rees er twijfel op de hoofdkwartieren in Washington. Het besef groeide dat de scherpe sociale kantjes dringend moesten afgerond, wilde men op termijn explosieve situaties voorkomen. Vandaar het succes van het begrip ‘armoedebestrijding’.
De armoede bestrijden, maar niet meer dan dat, dat is het probleem, stelt Francine Mestrum. Geen stap verder. In de jaren zestig, zeventig en tachtig was dat nog anders. Toen betekende ontwikkeling: samen met een actief plaatselijk beleid de infrastructuur van een land uitbouwen, de grondslagen leggen voor een sociaal stelsel waar iedereen beter van zou worden. Nu gaat men ervan uit dat de vrije wereldmarkt zichzelf wel zal regelen. De overheid moet een ‘economische omgeving creëren waarin de markt vrij kan functioneren’. Niets meer. En helemaal aan de onderkant van de maatschappij, in de rand, wordt een aantal mechanismen uitgewerkt – microkredieten en dergelijke – waardoor de armen in staat worden gesteld om zelf aan hun toestand te werken. Vrouwen zijn op dat vlak een bijzonder populair publiek. Zij zijn de ‘goede armen’, die coöperaties uit de grond stampen, verantwoordelijkheidszin aan de dag leggen… Ze hebben geen keuze, ze moeten meestal een heel gezin onderhouden, iets waar de doorsnee man in de derde wereld niet zo van wakker ligt. Zij vertegenwoordigen stabiliteit. Impliciet houdt dat in dat er ook zoiets bestaat als ’slechte armen’, die wel kansen krijgen maar er niet in slagen ze waar te maken. Francine Mestrum heeft het dan ook over de ‘vervrouwelijking van de armoede’.
Vrije markt bovenaan, armoedeprojecten helemaal onderaan, dat heet nu ontwikkeling. Daar tussenin is er alleen nog zelfredzaamheid. ‘Het ontwikkelingsdenken wordt vervangen door een streven naar een geïntegreerde wereldmarkt enerzijds, en door lokale armoedebestrijding anderzijds. Het verhaal over de armoede wordt mogelijk en zelfs noodzakelijk gemaakt door het verhaal over de mondialisering.’ Globalisering, zeg maar.
Maar niet armoede is het voornaamste wereldprobleem, wel ongelijkheid. Een wereld zonder armoede sluit niet uit dat de ongelijkheid toeneemt. Om aan ongelijkheid iets te doen volstaat het niet aan de armoede te werken, er moet ook iets gedaan worden aan de rijkdom. ‘Armoedebestrijding, schrijft Francine Mestrum, houdt op als de armoedegrens is bereikt. Ze laat de economische ongelijkheid en de bestaande machtsverhoudingen intact.’ (1)
Liesbet Walckiers
(Uitpers, april 2002)
(1)De lezer van UITPERS kan er Francine MESTRUM over hetzelfde onderwerp op na lezen in het UITPERS-archief, aflevering november 2000