Minister van Defensie Pieter De Crem (CD&V) bereidt het dossier voor om de F-16s net als in Nederland te vervangen door peperdure Joint Strike Fighters (JSFs) of F-35’s. Dat vernam de krant De Tijd. Het bericht wordt door diverse kranten overgenomen waarbij er een cijfer op de aankoopprijs per toestel wordt gekleefd van 62 miljoen euro. Hoe men aan dat sterk onderschatte cijfer komt is een raadsel.
Een simpele berekening en even pluizen in de rapporten van de Amerikaanse en Nederlandse Rekenkamers leren dat de belastingbetaler meer dan het dubbele per toestel zal moeten neertellen. Bovendien zijn er ook nog de dure exploitatiekosten.
Een stealth voor nucleaire taken
De F-35 Lightning II of Joint Strike Fighter (JSF) wordt geproduceerd door het Amerikaanse wapenbedrijf Lockheed-Martin dat in 2001 met de ontwikkeling van het project startte. De F-35 is een stealth-vliegtuig dat in staat moet zijn om zelfs zwaar verdedigde gebieden binnen te dringen zonder gezien te worden. Het toestel is daarbij in staat om de modernste lucht-grondbewapening en lucht-luchtbewapening af te vuren. Er zijn verschillende varianten. Zo bestaat er een vliegdekversie. Als België effectief beslist over de aanschaf van de JSF dan is dat onder meer omdat het toestel in staat is om de nucleaire taken verder op te nemen nadat de B61-kernbommen in kleine Brogel zijn gemoderniseerd.
In 2005 was er sprake van de productie van 2400 toestellen, een megacontract dat in 2005 door de Amerikaanse Rekenkamer op 245 miljard dollar werd geraamd. Dat betekende toen al gemiddeld 100 miljoen dollar per jachtbommenwerper. Om de ontwikkelingskosten te kunnen dragen werden samenwerkingsakkoorden afgesloten met acht andere landen. Zo participeert Nederland voor een bedrag van maar liefst 1,74 miljard euro aan de ontwikkeling van de F-35’s waarvan – volgens de Nederlandse Rekenkamer eind oktober 2012 – al 1,233 miljard was uitgegeven.
Kosten swingen de pan uit
Van meet af aan kampte het project met vertragingen en enorme stijgingen van de kostprijs. Dat deed een aantal landen zelfs overwegen om uit het programma te stappen. In Canada werden de woorden ‘desinformatie’, ‘fiasco’ en ‘schandaal’ in de mond genomen als het ging over de evolutie van de kostprijs. In 2010 was de productiekost al gestegen van de oorspronkelijk beraamde 59 miljoen dollar per stuk naar 112 miljoen dollar en dat op amper acht jaar tijd. Ook de onderzoeks- en ontwikkelingskosten waren gestegen met maar liefst 40 procent.
Het cijfer van 62 miljoen euro per JSF dat in de Belgische pers circuleert is dus complete onzin. Zoals gezegd gaat het hierboven eerst en vooral om de productiekosten en niet de verkoopprijs. Het verschil met Nederland is dat België niet mee investeert in het project, waardoor het voor ons land sowieso veel duurder zal uitvallen. Tot slot moeten ook de dure exploitatiekosten mee in rekening worden genomen.
Laten we eens kijken hoe de Nederlandse Rekenkamer het allemaal heeft berekend. Het Nederlandse ministerie van Defensie had voor de opvolging van de F-16 4,5 miljard euro gereserveerd waarvan eind 2012 nog maar 4,05 miljard overbleef omwille van reeds gedane ‘productie-, instandhouding- en doorontwikkelingskosten’ en kosten verbonden aan twee testtoestellen. In het oorspronkelijke plan wilde Nederland 85 toestellen aankopen, wat door de Rekenkamer geraamd werd op 8 miljard euro over een periode van 8 jaar (2016-2024) of omgerekend 95 miljoen per stuk. Indien 68 toestellen zouden worden in dienst genomen zou dat overeenkomen met een bedrag van 6,5 miljard over 6 jaar (2016-2022). Beide scenario’s bleken dus onhaalbaar wegens budgettaire beperkingen. Nederland heeft deze week uiteindelijk beslist om 37 toestellen aan te schaffen voor 4,5 miljard euro (waarvan dus al een deel is uitgegeven) of omgerekend 121,6 miljoen euro per toestel en geen 60 miljoen zoals ons wordt voorgespiegeld.
Exploitatiekosten
Daar moeten nog de exploitatiekosten worden bijgerekend en die zijn niet min. In het oorspronkelijke Nederlandse scenario werd de exploitatiekost door de Rekenkamer begroot op 14,2 miljard euro over 30 jaar voor 85 toestellen of 473 miljoen per jaar. Voor 68 toestellen zou dit 13,2 miljard zijn of 440 miljoen per jaar. De exploitatiekosten dalen niet evenredig met het aantal toestellen omdat een deel van de kosten minder variabel is. Het rapport van de Nederlandse Rekenkamer stelt zich daarop de vraag “hoe het (ministerie) deze exploitatiekosten wil inpassen in zijn budget”. Volgens de Nederlandse pers zouden de exploitatiekosten (exclusief brandstof) voor de 37 toestellen jaarlijks 270 miljoen euro bedragen of 7,2 miljoen per jaar per toestel. Voor de hele levensduur van 30 jaar moet je dus rekening houden met 220 miljoen euro maar dat moet bovendien jaarlijks geïndexeerd worden volgens levensduurte.
Voor België zal de aankoop van de JSF duurder zijn dan in Nederland omdat ons land geen samenwerkingsakkoord heeft lopen en dus ook geen zware investeringskosten heeft gedaan. Het is heel moeilijk om de effectieve aankoopprijs te berekenen, maar een meerkost van 25 procent lijkt zeker niet overdreven. Dat zou betekenen dat België gemakkelijk 150 miljoen euro zal moeten ophoesten per toestel met daarnaast nog eens de jaarlijkse exploitatiekosten. Dat is dus samen bijna drie keer meer dan het bedrag dat nu in de Belgische pers circuleert. Het jaarlijkse budget voor de aankoop van legermaterieel bedraagt ongeveer 250 miljoen euro. Dat is minder dan de kostprijs van twee JSF-toestellen. Het kan dus niet anders dan dat men extra middelen moet gaan vinden en m.a.w. – gezien de staat van de overheidsfinanciën – elders zal moeten besparen. De aanschaf van de JSF zal in elk geval onmogelijk te realiseren vallen binnen het huidige defensiebudget.
Epiloog: de geschiedenis herhaalt zich
Het is niet de eerste keer dat de Belgische regering zich moet uitspreken over een groot aankoopdossier. Bijna veertig jaar geleden – op 7 juni 1975 – besliste de regering met minister van Defensie Paul Vanden Boeynants, om 102 Amerikaanse F-16 toestellen aan te kopen, een contract van 30 miljard BEF. Dat is omgerekend 750 miljoen euro of 7,3 miljoen euro per toestel. Ze moesten de 116 F-104-G Starfighters vervangen (in 1961 aangekocht bij Lockheed). De vredesbeweging voerde toen campagne onder de noemer ‘Neen aan de 30 miljard’. Twee dagen na de beslissing werd het contract getekend, en pas de dag erna was er ruimte voor een parlementair debat zonder dat evenwel de beslissing kon worden teruggedraaid. De F-16 haalde het op de Franse Mirage 1.