De Amerikaanse regering weeft een net van militaire faciliteiten rond Venezuela. Met medewerking van EU-lidstaat Nederland. Veertien militaire basissen, plus de vierde vloot, die opnieuw op actief is gezet. De basissen dienen uiteenlopende doelstellingen, maar hun hoofddoel is het destabiliseren van het regime van president Hugo Chavez in Venezuela.
Om politieke redenen, maar ook omdat het olierijke land aldoor belangrijker wordt voor de Amerikaanse energievoorziening. Om die veilig te stellen, ziet Washington liever een marionettenregime in Caracas. Geen wonder dat Chavez zich bedreigd voelt.
Op 1 november 1999 werd de belangrijkste Amerikaanse militaire basis in de regio, Howard in Panama, gesloten. Dat gebeurde krachtens verdragen uit 1977 die de toenmalige Amerikaanse en Panamese leiders, Jimmy Carter en Omar Torrijos, hadden gesloten. De basis werd versast naar Puerto Rico, maar moest na lokale protesten worden overgebracht naar Texas en Florida. Het hoofdkwartier van het Amerikaanse Southern Command, dat alle militaire operaties in Latijns-Amerika leidt, werd naar Miami verhuisd.
Ter vervanging koos het Pentagon vier strategische punten in Latijns-Amerika. Manta in Ecuador, Comalapa (ex-Ilopango) in El Salvador, en de Nederlandse Antilleneilanden Aruba en Curaçao. Daar werden de overheden bereid gevonden de activiteiten van de Amerikanen toe te staan: spionage, bestrijding van drugshandel en clandestiene inwijking naar de VS, controle van de olieroutes, operaties tegen Colombiaanse rebellen. Maar van bij het begin was het belangrijkste doel: de destabilisering van Chavez’ Bolivariaanse Revolutie in Venezuela, en, op de langere termijn, de intimidatie van andere Latijns-Amerikaanse regeringen die niet volgzaam genoeg worden geacht.
Na de aanslagen van 11 september 2001 besloot het Pentagon tot een nieuwe doctrine: “de bestrijding van het “internationaal terrorisme”. Zo werd een uiterst vaag omschreven “vijand” aangeduid, die als dekmantel kon dienen voor allerlei militaire en ondermijnende operaties. Grote militaire basissen werden vervangen door een groter aantal kleine “voorposten”, met minder personeel maar met gesofistikeerd materiaal, van superradars tot elektronische spionageapparatuur en onbemande vliegtuigen. Die faciliteiten, vooral in Latijns-Amerika en Afrika, werden “Foreign Operation Location” (FOL) en “Cooperative Security Location” (CSL) gedoopt. Manta, Comalapa, Aruba en Curaçao zijn zo’n FOL’s en CSL’s. Het aantal van die Amerikaanse militaire installaties in de wereld nam pijlsnel toe, het zijn er nu 865 in 46 landen, meldt de Amerikaanse hoogleraar en ex-CIA-consultant Chalmers Johnson. Nooit eerder heeft een grootmacht haar aantal militaire controleposten in de wereld zo vermenigvuldigd.
Op 2 februari 1999 trad in Venezuela Hugo Chavez aan als president. Hij was met een overtuigdende meerderheid verkozen. Chavez kondigde aan dat hij komaf zou maken met het corrupte, neoliberale regime van onderwerping aan de eisen van het Internationaal Monetair Fonds (IMF), de waakhond van de grote banken. Die politiek had voor grote verarming gezorgd. Hij ging een onafhankelijke koers varen, waarbij de prioriteit niet langer lag bij het afbetalen van de buitenlandse schuldeisers en het verrijken van hun lokale helpers, maar bij de nationale belangen van Venezuela en de sociale noden van zijn bevolking. Dat zinde Washington en de bankiers niet, maar wél de Venezolaanse bevolking, die hem in de stembus telkens opnieuw het vertrouwen schonk. Ondanks de beleden “bevordering van democratie” steunde Washington, onder meer vanuit de basis van Manta, de mislukte staatsgreep tegen Chavez in april 2002.
Na die mislukking startte Washington een media-campagne tegen Caracas, die, in het raam van de “strijd tegen het terrorisme”, een band moest leggen tussen Venezuela en terrorisme. Zo werden valse berichten verspreid over de aanwezigheid in Venezuela van groepen van Hamas, Hezbollah en, in die propaganda onvermijdelijk, van Al-Qaeda. Die zouden er, uitgerekend op het toeristeneiland La Margarita, “opleidingskampen” op na hebben gehouden. Vanuit dogmatisch pro-Amerikanisme hadden vele media die berichten zomaar geslikt. Toen ze onwaar bleken, was van rechtzettingen niets te merken.
Nederland
In 2005 maakte Caracas een einde aan een 50-jarige Amerikaanse militaire aanwezigheid in Venezuela. Dit werd voor Washington een bijkomende reden om een akkoord uit 1999 met Nederland te hernieuwen. Dat akkoord richtte op Curaçao en Aruba Foreign Operation Locations (FOL) op. Aanvankelijk waren die formeel bedoeld voor de drugsbestrijding. Maar sinds 2001 gebruikt Washington al die installaties ook voor de zogeheten “strijd tegen terrorisme”. Zo ook Curaçao en Aruba, amper 80 kilometer voor de Venezolaanse kust. Niet alleen is het de jongste tijd een komen en gaan van Amerikaanse oorlogsschepen op beide Nederlandse eilanden, vanuit deze FOL’s werd ook het Venezolaanse luchtruim bij herhaling geschonden door Amerikaanse spionagevliegtuigen en onbemande robotvliegtuigen. Bij een van die grensschendingen joegen Venezolaanse F-16’s op 7 januari 2010 een Lockheed P-3 Orion-spionagevliegtuig van de Amerikaanse marine uit Curaçao terug. In Caracas waarschuwde Chavez de Nederlandse regering dat ze medeplichtig dreigt te worden aan Amerikaanse militaire acties tegen Venezuela. Nederland is lid van de Europese Unie, en Chavez vroeg de Unie dan ook zich te beraden over de houding van die lidstaat. Den Haag zorgde eerder al voor bezorgdheid in de EU door zijn deelname aan de illegale Amerikaans-Britse oorlog tegen Irak.
Dat zoveel Amerikaanse oorlogsschepen Curaçao en Aruba aandoen (” we zijn kennelijk plots belangrijk geworden”, zei een politicus op Curaçao), heeft niet alleen te maken met het feit dat het Amerikaans ministerie van Buitenlandse Zaken die Nederlandse eilanden, samen met Bonaire, in 2006 omschreef als “de derde grens van de VS”. Het is ook het gevolg van de reactivering, in december 2008, van de Amerikaanse Vierde Vloot (die in 1950 op non-actief was gesteld). Die reactivering gebeurde zonder dat Washington zijn partners op de hoogte bracht. Ze leidde tot verontruste reacties in Latijns-Amerika. Het argument dat de Vierde Vloot, met haar vliegtuigen, bommen en kernwapens, moet dienen om de “veiligheid” te bevorderen aan de Atlantische Kust van Zuid-Amerika, en “terrorisme en drugshandel” te bestrijden, werd in Latijns-Amerikaanse hoofdsteden weggelachen. De meest voorzichtige kritiek had het over een maatregel die allesbehalve bevorderend is voor stabiliteit en vrede in de regio. Landen als Argentinië vroegen openlijk waartoe die vloot eigenlijk moet dienen. Andere regeringen lieten duidelijk weten de maatregel te beschouwen als een waarschuwing voor Venezuela en andere landen die te weinig in de Amerikaanse, neoliberale pas lopen. Een maand na de reactivering van de vloot kwamen de Latijns-Amerikaanse staten in Brasilia bijeen en riepen daar de Unie van Zuid-Amerikaanse Naties (UNASUR) in het leven. In maart vorig jaar voegden ze daar de Zuid-Amerikaanse Defensieraad aan toe.
De Cubaanse regering waarschuwde dat de reactivering van de Vierde Vloot tot nieuwe incidenten kan leiden, zoals het Colombiaanse bombardement op 1 maart 2008 op Colombiaanse rebellen in buurland Ecuador. Dat land wordt sinds januari 2007 geregeerd door president Rafael Correa, een bondgenoot van Chavez. Het Colombiaans bombardement, waaraan Washington vanuit de basis Manta steun had verleend, droeg er sterk toe bij dat Ecuador besloot het akkoord met de VS over Manta niet te hernieuwen. Dat akkoord verstreek in november 2009. De Amerikaanse ambassadeur in Quito zei dat de basis van Manta wordt overgebracht naar Palanquero in Colombia. Die basis moet officieel “het vermogen tot expeditie-oorlogvoering uitbreiden” en het “globaal bereik voor operaties van alle soorten verbeteren”. M.a.w. vanuit die basis worden acties tegen Colombiaanse rebellen, tegen Venezuela of tegen andere niet-volgzame elementen mogelijk.
Colombia, buurland van Venezuela, is op weg om de nauwste bondgenoot van Washington te worden in Latijns-Amerika. Op 3 oktober 2009 sloten Bogota en Washington een akkoord, waardoor de Amerikanen de beschikking krijgen over zeven militaire basissen in Colombia. Officieel natuurlijk voor de drugs- en terreurbestrijding en voor bevordering van “veiligheid”. Maar Venezuela beschouwde dit als een rechtstreekse bedreiging voor zijn veiligheid. En het verbrak de diplomatieke banden met het regime van president Alvaro Uribe in Bogota. Een woedende Chavez zei dat Colombia op weg was om “het Israël van Amerika in Latijns-Amerika” te worden. Vele andere regeringen in Latijns-Amerika veroordeelden het Amerikaans-Colombiaans akkoord in scherpe bewoordingen. Vanuit Colombia schenden Amerikaanse vliegtuigen bij herhaling het Venezolaanse luchtruim.
Ondertussen probeert Washington ook het samenwerkingsverband voor Latijns-Amerika dat door Venezuela en Cuba in 2004 is opgericht, uiteen te jagen. Dat verband, de Alianza Bolivariana para los Pueblos de Nuestra America (ALBA), zag het licht als alternatief voor het door de VS gepropageerde Free Trade Area of the Americas (FTAA), een vrijhandelszone onder Amerikaanse dominantie van Alaska tot Vuurland. Naast Venezuela en Cuba maken deel uit van de ALBA: Bolivia, Dominica, Ecuador, St.-Vincent and the Grenadines, Antigua en Barbuda, Nicaragua en, sinds oktober 2008, Honduras. Dit land werd door president Manuel Zelaya de ALBA binnengeloodst. Honduras huisvest ook de grote Amerikaanse militaire basis Soto Cano. Met de steun van die basis werd in juni 2009 Zelaya afgezet, hij werd door de coup-leiders voorgesteld als een lakei van Chavez die Honduras zou “chavez-iseren”.
Alles bij elkaar zijn er nu minstens veertien Amerikaanse militaire basissen en faciliteiten die tegen Venezuela kunnen worden ingezet: 7 in Colombia, 2 op de Nederlandse Antillen, 1 in El Salvador, en 4 in Panama (de rechtse Panamese president Ricardo Martinelli gaf in oktober toe dat hij de VS het gebruik van die 4 nieuwe militaire basissen had toegestaan). Daarbij komt nog de macht van de Vierde Vloot.
Olie
Het militair machtsvertoon in het gebied kan niet los worden gezien van de energieproblemen van de Verenigde Staten. Olie blijft er de belangrijkste energiebron. Nu al dekt het land 66 procent van het verbruik met ingevoerde olie. De eigen oliebronnen zullen binnen zowat tien jaar uitgeput zijn als de exploitatie aan het huidige tempo voortgaat. De belangrijkste leverancier is Canada, maar daar wordt het hoe langer hoe moeilijker en duurder om de olie boven te halen. Mexico is ook een belangrijk leverancier, maar daar gaat de oliewinning achteruit (bewezen reserves daalden met 75 procent sinds 1997). Van leverancier aan de VS wordt het binnenkort rivaal van de VS om olie te krijgen op de wereldmarkt.
Daartegenover staat Venezuela, dat sinds eind 2008 na Saudi-Arabië de tweede oliemacht ter wereld is geworden. En als de reserves in de Orinoco-gordel dit jaar bevestigd worden, dan wordt Venezuela nummer één, met de grootste bewezen reserves aan ruwe olie ter wereld (313 miljard barrels, tegenover 264 miljard voor Saudi-Arabië). Anders dan Canada en Mexico, biedt Venezuela voor de VS enkele voordelen: het vooruitzicht op groeiende productie is uitstekend; het vat ruwe olie is redelijk geprijsd; in vergelijking met het Midden-Oosten ligt Venezuela vlakbij.
Maar Venezuela heeft een eigen politiek, ook inzake olie. Het is de onbetwiste leider van de nationale oliemaatschappijen (tegenover de multinationale). En die nationale maatschappijen beheersen 94 procent van de olie- en aardgasreserves op deze planeet. Alles bij elkaar is het niet moeilijk om in te zien dat men er in Washington van uit gaat dat niets beter is voor de energievoorziening van de VS dan een marionettenregime in Venezuela.
(Uitpers nr. 118, 11de jg., maart 2010)
Noot: voor de energieproblemen is de meeste infomatie afkomstig van de US Energy Information Administration (EIA), het Oil and Gas Journal en Le Monde Diplomatique.