In de herfst van 2002 en aan het begin van 2003 manifesteerden in België tienduizenden, zoniet honderdduizenden mensen tegen de voorbereidingen voor de invasie van Irak. Opiniepeilingen toonden aan dat tachtig procent van de Belgische bevolking tegen deze invasie gekant was.
Toen op 9 januari 2003 het eerste Amerikaanse troepentransportschip door de sluis van Kallo voer, en burgemeester Willockx van Sint-Niklaas ophef maakte door te weigeren extra politiebescherming te voorzien voor de in zijn stad gekazerneerde Amerikaanse militairen, werd duidelijk hoe intens België betrokken was bij de logistieke voorbereiding van de oorlog. En dit ondanks de uitgesproken afkeuring door de publieke opinie.
Op 10 januari 2003 ontving toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel een delegatie van de vredesbeweging. Hij moest tot zijn schade en schande toegeven dat de lang ontkende wapentransporten een feit waren, en dat zij voortvloeiden uit duistere clausules die deel uitmaken van de NAVO-verplichtingen van ons land. Hij beloofde toen spoedig méér opheldering te verschaffen rond de zeer duistere maar blijkbaar ook zeer dwingende verplichtingen die ons land heeft ten aanzien van Washington.
Daarna werd het stil. De wapentransporten gingen schaamteloos verder. Manifestanten trachtten de treinen des doods tot staan te brengen maar werden gearresteerd, berecht en veroordeeld. In die dagen werd het maar al te duidelijk dat het niet de Marokkaanse kruidenier op de hoek is of een paar duizend Franssprekenden in de Brusselse rand zijn die de Vlaamse eigenheid en onafhankelijkheid in de weg staan, maar wél veel grotere en machtigere belangen. Maar goed, elke politicus zoekt natuurlijk naar tegenstanders van zijn of haar eigen formaat…
Nog steeds passeert er bijna wekelijks met bloed bevlekt oorlogsmateriaal via de Antwerpse haven. Op het ogenblik waarop wij dit schrijven (17 februari 2006) ligt bijvoorbeeld het Amerikaanse militaire transportschip ‘Patriot’ aangemeerd aan kaai 414 van de Antwerpse haven.
Ook op dit eigenste ogenblik, bijna dag op dag een maand voor de grote vredesbetoging die op 19 maart gepland is in Brussel, verliest de Belgische regering in deze zaak haar laatste greintje fatsoen en zelfrespect: onder druk van premier Verhofstadt diende de SP.a haar wetsvoorstel in de Kamer met betrekking tot een “historisch” verbod op clusterbommen sterk af te zwakken. Eén van de meer wansmakelijke argumenten voor de uitholling van dit verbod is een verwijzing naar de wapentransporten via Antwerpen :
‘ “Het verbod is een hinderpaal voor de Amerikanen om nog langer militaire transporten langs ons land te sturen. Dat zou een belangrijk economisch verlies voor de haven van Antwerpen betekenen. Vergeet niet dat bijvoorbeeld driekwart van al het legermateriaal dat vanuit Duitsland naar Irak is verscheept, via Antwerpen is gegaan”, klinkt het in regeringskringen.’
(De Standaard van 17 februari 2006)
Met andere woorden: we verschepen nu geen oorlogsmateriaal meer omdat we dit moeten, maar omdat we dit zo graag willen. En om deze lucratieve contracten toch maar te kunnen behouden, zijn we zelfs bereid om verder clusterbommen te blijven produceren.
De vraag is ook voor wie juist deze contracten zo lucratief zijn. Niet voor de Antwerpse dokwerkers in elk geval. De transporten in het voorjaar van 2003 bijvoorbeeld werden volledig uitgevoerd door de ‘598th Transportation Terminal Group’(598 TTG) van het Amerikaanse leger. De Amerikanen zijn de kampioenen van de door de havenarbeiders zo fel bestreden “zelfafhandeling”.
Zijn er in dit land misschien nog een paar parlementsleden die lef genoeg hebben om een paar vragen te stellen? Bijvoorbeeld, wie er juist “economisch verlies” zal lijden als de wapentransporten via Antwerpen gestopt worden? HesseNoordNatie? Het overheidsbedrijf NMBS? Is er op economisch vlak eigenlijk al iets wezenlijks veranderd sinds Wereldoorlog I, toen de Duitse metaalindustrie haar winsten dankzij de oorlog zag vernegenvoudigen?
(Uitpers, nr. 73, 7de jg., maart 2006)