De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties stemde met overgrote meerderheid voor een nieuw Wapenhandelverdrag dat de wereldwijde wapenhandel aan controle moet onderwerpen. Zal er iets veranderen?
Het volume van die handel is voorwerp van discussie. Sommige studies schatten ze rond de 50 miljard dollar. Maar volgens de Congressional Research Service, verbonden aan het Amerikaans parlement, sloten Amerikaanse bedrijven alleen al in 2011 akkoorden ter waarde van 66 miljard dollar. Volgens de officiële cijfers van de Europese Unie, vergunden de Europese landen voor 37,5 miljard euro aan wapens en militair materieel in datzelfde jaar. Er gaan dus heel wat zakelijke belangen mee gepaard. De crisis lijkt daar weinig impact op te hebben.
Iedereen is erg enthousiast dat na de mislukte onderhandelingen van vorige zomer er alsnog een akkoord is gekomen over een nieuw internationaal Wapenhandelverdrag. Maar zal er in de praktijk iets veranderen? Het doel van het verdrag is dubbel. Ten eerste voorkomen dat er wapens worden verhandeld naar conflictgebieden en regio’s waar er zware inbreuken gepleegd worden op het internationaal humanitair recht. Ten tweede moet het ook de illegale wapenhandel aan banden leggen.
Helaas, de vredesbeweging vreest dat de ontnuchtering snel zal volgen na de euforie. Het Wapenhandelverdrag is een kleine stap vooruit in de richting van meer controle op de wapenexport, maar zal die zeker niet verminderen. Anders zou een land met een machtige wapenindustrie als de VS zo’n verdrag nooit goedkeuren. Dat de Aerospace and Defence Industries Association of Europe, de machtige Europese wapenlobby, twee jaar geleden al zijn steun uitsprak voor een ‘krachtig en afdwingbaar’ wapenhandelverdrag spreekt boekdelen. In de sector wordt zo’n verdrag vooral gezien als een harmonisering van de regels op wapenhandel zodat er geen ‘valse concurrentie’ ontstaat van landen als China en Rusland. Deze laatste twee landen onthielden zich – samen met 21 andere landen – tijdens de VN-stemming.
De Europese Unie beschikt al sinds 1998 over een – inmiddels bindend gemaakte – regulering van de wapenhandel, die veel strenger is. De EU-lidstaten moeten vergunningen voor de export van militair materieel toetsen aan acht criteria. Uit de jaarlijkse wapenexportverslagen valt echter op te maken dat dit Gemeenschappelijk Standpunt geen enkele garantie biedt dat wapens niet in zeer twijfelachtige landen terecht komen. In 2011 werden bijvoorbeeld Europese wapenexportvergunningen afgeleverd met bestemming Bahrein, ter waarde van 31,5 miljoen euro. België – dat nochtans zelf over een strenge gedefederaliseerde wetgeving beschikt – leverde voor dat land voor 4,3 miljoen euro vergunningen af, in de categorie ML3 (munitie en ontstekingsmechanismen). Van de autoriteiten in Bahrein is nochtans geweten dat ze uitermate repressief optreden tegen de oppositie en protestmanifestaties.
Een ander voorbeeld is Saudi-Arabië, traditioneel een van de grootste afnemers van Europese wapens. In 2011 waren ze goed voor 4,2 miljard euro aan wapenexportvergunningen (dat is meer dan 10% van de totale EU-handel). Het gaat niet alleen om een land dat over een slechte mensenrechtenreputatie beschikt, maar ook erg actief is in het bewapenen van het meest salafistische deel van de Syrische gewapende oppositie. Ook Qatar (145 miljoen euro licenties in 2011) toont zich erg actief in het bewapenen van de Syrische oppositie. De vele oorlogen en schendingen van het internationaal humanitair recht hebben nog nooit verhinderd dat er heel wat wapenlicenties worden goedgekeurd voor Israël (157 miljoen euro in 2011). Wie de lijst overloopt merkt dus dat er heel wat twijfelachtige bestemmingen in prijken. Zelfs Libisch dictator Muammar Khaddafi kon na de opheffing van het wapenembargo tegen zijn land voor vele honderden miljoenen euro’s aan wapens uit Europa importeren, met inbegrip van lichte wapens uit België. Een deel van dat materieel circuleert nu in Mali waar al meer dan een jaar een intern gewapend conflict aan de gang is.
De ervaring met de Europese wapenexportregels leert ons vooral dat strategische, economische of politieke belangen de wapenhandel zo goed als ongemoeid laten. Het internationale Wapenhandelverdrag kan hooguit een moreel instrument zijn, een bescheiden eerste, maar vooral kleine stap om meer greep te krijgen op de wapenexport. Zolang wapens geproduceerd worden, doorgaans in bedrijven met grote zakenbelangen die traditioneel nauwe relaties onderhouden met hun overheden, zal de wapenhandel als voorheen floreren. Via het Europees Defensie-Agentschap wordt de ontwikkeling van nieuwe wapens van overheidswege zelfs politiek gesteund en gefinancierd om nadien ook op de internationale markt te belanden.
Pas als landen beslissen om de productie van (bepaalde) wapens aan banden te leggen of gewoon te stoppen, zal dat een impact hebben op de verspreiding van wapens in de wereld en op het leed die ze veroorzaken.