Suzanne Lallemand,
Wetenschappelijk onderzoek en beschouwingen rond ‘reizen’ zijn eerder schaars. Het is merkwaardig dat er zo weinig diepgaand wordt nagedacht over een fenomeen dat jaarlijks kortstondige, maar massale volksverhuizingen over de gehele wereld veroorzaakt. Het recente werk van de Franse antropologe Suzanne Lallemand is daarop een uitzondering. Zij maakte een diepgaande studie over het verschijnsel ‘rugzaktoerisme’ in Zuidoost Azië. Naar aanleiding van dat boek reflecteert Walter Lotens over het fenomeen van de backpacker, ook over de minder aangename aspecten van zijn/haar optreden in een derdewereldcontext.
(La calle Sagárnaga, het mekka van de rugzaktoerist in La Paz)
Reizen en toeristische activiteiten zijn op wereldniveau de belangrijkste economische activiteiten. Belangrijker zelfs dan de olie- en auto-industrie. Met een opbrengst van ongeveer 500 miljard dollar (exclusief internationaal transport) is de toeristische sector goed voor elf procent van de wereldeconomie. Het zorgt voor 35 procent van de uitvoer van diensten over de gehele wereld en voor acht procent van de uitvoer van goederen. Daaraan zitten ongeveer tweehonderd miljoen banen vast. Ofwel acht procent van de totale werkgelegenheid in de wereld. Op de Malediven staat toerisme voor 75 procent van het BNP; voor de Seychellen en Caribische vakantieparadijzen als St.-Lucia, de Bahama’s, Barbados en Jamaica schommelt dat percentage tussen de 25 en 45. In Kenia zorgt het toerisme voor maar liefst 40 procent van de deviezeninkomsten, in Egypte is dat ongeveer 30 procent. Voor de Minst Ontwikkelde Landen is toerisme uitgegroeid tot de tweede grootste bron van deviezen. In de jaren zeventig trok één op de dertien toeristen van een rijk land naar een ontwikkelingsland, nu is dat al één op vijf. Tegen 2020 verwacht men dat de sector per jaar tweeduizend miljard dollar zal genereren. Niet weinig dus.
Toch heb ik het onaangename gevoel dat men in verband met toerisme meer nadenkt over centen dan wel over concepten. Er bestaan wel macro-economische studies over die grote kapitaalbeweging, maar de sociale en culturele effecten van reizen krijgen duidelijk veel minder wetenschappelijke aandacht. Een interdisciplinaire benadering van het fenomeen reizen – dat is voer voor economen, sociologen, psychologen, vrijetijdsagogen en antropologen – zou nochtans zeer relevant kunnen zijn.
Backpacker als doelgroep
De Franse Suzanne Lallemand waagt zich in Routards en Asie aan een antropologische studie van backpackers in Zuidoost Azië. Lallemand is als onderzoeksdirecteur verbonden aan het CNRS (Centre national de la recherche scientifique) en werkt voornamelijk rond Afrika (Togo en Burkina Faso) en Azië (Indonesië). Vanaf 1990 trekt Suzanne Lallemand als backpacker geregeld naar Indonesië, voornamelijk dan naar de eilanden Sumatra, Java en Bali en kortere bezoeken aan Maleisië, Thailand en Singapore. Zij doet in dit boek al reizende met andere, doorgaans veel jongere rugzaktoeristen – Lallemand is intussen een vrouw van over de vijftig – , participatief onderzoek naar het fenomeen backpacker. Daarmee zoemt zij in op een klein, maar niet onbelangrijk reissegment, dat nog steeds groeiende is.
Cohens omgevingsluchtbelmodel
Reizen gebeurt op verschillende en zeer uiteenlopende manieren en hangt natuurlijk nauw samen met de beweegredenen om op reis te gaan. Backpackers maken daarvan slechts een klein segment uit. De Canadese socioloog Eric Cohen ontwierp een inspirerende typologie van reizigers op basis van wat hij een environmental bubble noemt. Die term verwijst naar de luchtbel met de geur van het vertrouwde waarin vele toeristen zich verplaatsen. Hoe sterker de geur van Belgische frieten, McDonald’s hamburgers of Nederlandse bitterballen in de omgeving aanwezig is, hoe veiliger dit soort reizigers zich voelt, want hoe minder groot het risico van een cultuurshock wordt. Aan de hand van zijn luchtbelmodel maakte Cohen enkele robotfoto’s van de hedendaagse toerist.
1.Massatoerist 2. Individueel 3.Trekker 4. Trekker 5. ‘Pionier’
- Neckermann Georganiseerd georganiseerd individueel journalisten
Modulair Joker schrijvers
KNELLEND RUIM
Er is in de eerste plaats de verre-reizenformule voor de georganiseerde massatoerist.
De reiskriebels van deze groep worden bij gebrek aan tijd, durf of verbeelding ingevuld door een deskundige, meestal dure touroperator die een kant-en-klaar-enalles-inbegrepen-formule voorstelt. Om de gevreesde cultuurshock te omzeilen tonen de pakkettenmakers stukjes van de verre wereld vanuit een zeer veilige environmental bubble. Verplaatsingen gebeuren per gecharterde autocar of soms zelfs per geblindeerde Pullmantrein. De rijke westerling reist de wereld rond in een collectieve, veilige en steriele ‘pausmobiel’.
De bubble wordt iets minder knellend wanneer men als individuele massatoerist kiest voor een modulair opgebouwde reis: de reiziger krijgt een blokkendoos voorgeschoteld waaruit hij of zij naar believen combinaties kan samenstellen. Een derde categorie waar de laatste jaren stevig naar gehengeld wordt door touroperators is de georganiseerde trekker. Vooral kleinschalige reisorganisaties in de marge van de gevestigde reisindustrie zijn in dit type geïnteresseerd. Ze bieden avontuurlijke en/of exotische, natuurgerichte of alternatieve groepsreizen aan. Hun aanbod bestaat uit exploratiereizen, trekkings, safari’s, overland expeditions, truckreizen of bergtochten. Meestal gaat het in deze groep over mensen van een zekere leeftijd, met een stevige beurs en een relatief hoge opleiding.
Hoog opgeleide reizigers tref je ook aan in de categorie van de individuele trekkers.
Volgens Cohen is dat het type van de doe-het-zelvers. De meesten hebben een flinke portie talenkennis in petto en ze zijn daarenboven allocentrisch ingesteld: ze hebben een relatief groot zelfvertrouwen, het gevoel de dingen in de hand te hebben.
Ze zien de onbekende wereld eerder als een uitnodiging dan als een bedreiging. Het zijn meestal mensen die hun tocht grondig voorbereiden en doorgaans ook lange tijd weg zijn. Dat is de categorie van de bij uitstek ongeorganiseerde toeristen, die zich minder op begane paden begeven dan het conventionele toerisme, maar toch nog steeds terechtkomen op de plekken waar de reisbijbels en survival kits hen naartoe gidsen.
Routards en Asie
Dat is ook het terrein waarop Suzanne Lallemand zich begeven heeft.
Haar onderzoek spitst zich toe op het beeld dat men heeft van de manier van reizen van de backpacker of de routard. Of anders en beter gezegd: het beeld dat de backpacker van zichzelf gevormd heeft. Is de routard inderdaad die eenzame reiziger die zich niet door de toeristische industrie laat beïnvloeden? Houdt de backpacker zich buiten de commerciële consumptiecircuits en is hij/zij op zoek naar de ‘echte’ realiteit, wil hij/zij werkelijk het dagelijks leven leren kennen van de mensen in de landen waar hij/zij doortrekt? Wil hij/zij leven zoals de lokale bevolking en met hen communiceren? Het is dat beeld van de backpacker dat Lallemand wil toetsen in haar longitudinaal onderzoek dat bijna twintig jaar overspant.Haar boek bestaat uit niet minder dan zeventien hoofdstukken waarvan de eerste tien een brede beschrijving geven van de routards die haar pad kruisten. Volgende vragen komen in die hoofdstukken aan bod. Hoe aan financiële middelen geraken voor zo’n langdurige trektocht (die voor sommigen jaren kan duren)? Waar komen die trekkers vandaan? Wat is hun (gemiddelde) leeftijd? Waar willen ze naartoe? Over welk budget beschikken ze? Wat dragen ze mee in hun rugzak? Onderhouden zij familiebanden met het thuisfront en hebben zij geen nostalgie? Vertoeft de routard ook wel eens op ‘heilige’ plaatsen? Waar verblijven zij? Hoe alleen reizen zij? Hoe verhouden ze zich ten opzichte van de lokale bevolking? Wat is de verhouding tussen routards onderling?
Het is zeker de grote verdienste van Lallemand dat zij, in tegenstelling tot veel van haar professiegenoten, niet gefocust heeft op het contact tussen bezoekers en bezochten, maar dat zij haar onderzoek afgestemd heeft op het gedrag van de meestal jonge en westerse rugzaktoerist. Daardoor is haar werk een stukje sociale antropologie van de routard geworden.
Uit heel haar onderzoek blijkt dat de routard of backpacker een vreemde en vaak mis begrepen vreemde vogel is in de wereld van het toerisme. Zowel in haar inleiding als in haar besluit benadrukt de auteur dat de rugzaktoerist een paradoxaal wezen is. De routard meent dat hij/zij uniek is in zijn/haar trektocht, maar uit de feiten blijkt dat deze zogenaamde lonely riders zeer graag het gezelschap opzoeken van anderen die denken even uniek te zijn. In die zin beantwoorden zij maar zeer ten dele aan de omschrijving die Cohen geeft van wat hij de doe-het-zelvers noemt. Schijnbaar is hun environmental bubble ruimer, maar in de praktijk draaien zij in even goed als de doorsnee toerist van wie zij zich zeer ostentatief wensen te onderscheiden, in gesloten circuits rond. Een niet onbelangrijke rol wordt daarin gespeeld door een aantal populaire reisgidsen.
Het gevaar van Reisbijbels
(Luang Prabang, Laos, adventurous tour concept voor backpackers)
Een jonge alternatieve Australiër stelde in 1973 zijn Aziatische backpack reiservaringen te boek. Hij heette Tony Wheeler. Dit was het begin van het Lonely Planet-imperium.
Zijn boek kwam op tijd en deed de kassa rinkelen. De man zit er dertig jaar later zeer warmpjes in en beheerst in niet geringe mate het gedrag en de bewegingen van duizenden backpackers die de Lonely Planet als reisbijbel mee onder het hoofdkussen nemen. Zijn jaarlijkse omzet bedraagt om en bij de vier miljoen reisgidsen, die samengesteld worden door enkele honderden journalisten die het Wheeler-concept voort blijven ontwikkelen. Als je ervan uitgaat dat minstens twee mensen gebruik maken van één boek, dan lezen er jaarlijks acht miljoen mensen in de producten van dit alternatieve reisimperium. Ook Hillary Bradt begon een paar jaar later met haar eigen gidsenserie. “In de jaren zestig waren er vrijwel geen gidsen, we moesten alles zelf uitvinden maar dat vonden we deel van het avontuur. Ik reisde in 1963 met een vriendin door het Midden-Oosten. Dat was heel uitzonderlijk voor twee meisjes. We leerden heel veel, we waren op ons zelf aangewezen. Tegenwoordig heeft iedereen een reisgids en in vrijwel elke reisgids wordt advies gegeven hoe je kunt voorkomen dat je lastig gevallen wordt door mannen. We leerden zelf hoe we ermee om moesten gaan. De backpackers van nu doen dat minder: het staat immers al in de gids, dus je hoeft er zelf niet over na te denken. Zo was het met alles. Wij moesten onze eigen hotelletjes vinden, onze eigen restaurants, onze eigen hoogtepunten tijdens een reis. Bezienswaardigheden vond je bijvoorbeeld door ter plaatse ansichtkaarten te kopen. Het was de toegevoegde waarde van het onderweg zijn.”
De invloed van de Lonely Planet, The South American Handbook, The Rough Guide, On a shoestring, Le Guide du Routard mag niet worden onderschat. Eigenlijk is zo’n gids alles: bijbel, gids, politiek commentator, consumentengids, muziekbaken, woordenboek, kookboek, encyclopedie, slaapmuts, klaagmuur, vraagbaak, uitlaatklep en …hoofdkussen. Wie zijn Lonely Planet verliest raakt pas echt lonely.
Het ironische is dat Tony Wheeler zijn initiatief Lonely Planet noemde, maar daardoor hard heeft meegewerkt om met gretige en zware trekkersschoenen de laatste geïsoleerde plekjes op de planeet plat te trappen. In zijn Lonely Planet over India schrijft Tony Wheeler vanaf 1984 dat the real India is on the train. Het resultaat is dat lange rijen backpackers vanuit Dehli bussen en treinen namen in de richting van de Taj Mahal, Rajasthani of Varanasi, die onvermijdelijk gringo hang-outs zijn geworden met het bijhorende stereotype gedrag van reizigers die met heel veel tijd en heel weinig geld ontzettend veel willen doen.
Dat gebeurt vaak ten koste van de lokale bevolking die meestal geen verweer hebben.
Ik zie nog het beteuterde gezicht voor me van die Boliviaanse verkoopster in de calle Sagárnaga van La Paz die me vertelde dat een jonge blanke vrouw haar winkel uitrende met een trui in zware lamawol onder de arm. Ik hoor nog de branieachtige praat van die Duitse hippie die in Panajachel voor een prikje ambachtelijke spullen kocht en in Duitsland tegen een heel andere prijs voort verkocht.
Hillary Bradt is zich bewust van de excessen van het rugzaktoerisme. Via haar gidsen probeert ze daar wat aan de doen. “Sommige reizigers gedroegen zich als parasieten. In Zuid-Amerika en Afrika ontmoette ik mensen die daar nog trots op waren ook, die hotelletjes uitslopen zonder te betalen. Ik kwam in Afrika eens een paar jongeren tegen die opschepten over het feit dat ze een autowiel hadden gestolen toen ze zelf om een wiel verlegen zaten. De eigenaar was volgens hen toch maar een neo-kapitalist.”
Heel wat backpackers staan meer open voor de verhalen van hun medereizigers in de geslotenheid van een Lonely Planet onderkomen dan voor de gedachtewereld van de lokale bevolking. Ook hier is de environmental bubble zeer knellend. Veel van die verhalen gaan al snel een eigen leven leiden. Dat ondervond Mike Warde in een gringo hang-out in Latijns-Amerika. “Een Canadees vertelde me dat hij van een Engelsman in Belém had vernomen dat hij zijn eerste dag in Brazilië was overvallen.
Hij stond op een bus te wachten en werd ineens overvallen door enkele kerels. Ze prikten een vork in zijn achterste en trokken zijn rugzak af. Ik was minder onder de indruk van het verhaal dan wel van de snelheid waarmee het van Rio 6.000 kilometer meegereisd is naar het noorden. Zie je, het was mijn verhaal en ik heb nog steeds de littekens van de vork om het te bewijzen.”
Die verhalen worden doorgaans ook gretig opgenomen in de reisgidsen voor backpackers omdat de samenstellers ervan in hetzelfde circuit reizen of aan de basis lagen van het circuit. De huidige reisgidsenschrijvers zijn de vroegere backpackers. Zij weten wat hun Pappenheimers vragen, want zij lusten dezelfde pap. De doelgroep van de The Lonely Planet en andere gidsen is de eerder jonge en blanke westerling die wel eens wat anders wil zien en meemaken. Op vrouwen en andere huidskleuren wordt duidelijk niet gefocust. De miljoenen gebruikers kunnen zich makkelijk herkennen in de Eerste Wereld focus – zie de uitvoerige hoofdstukken over voeding, ziektes, gevaren – waarmee naar de Derde Wereld wordt gekeken. De inhoud en benadering van de meeste reisgidsen en folders die door de reisindustrie de westerse wereld worden ingestuurd, sluiten aan bij het geheel van narratieven die volgens Edward Said over de en het andere worden verspreid. Op die manier kan het toerisme als een nieuwe vorm van westers kolonialisme worden bestempeld.
Tubing in Vang Vieng
Vang Vieng is daar een slachtoffer van aan het worden. Tot voor enkele jaren was het een schitterend mooi dorp in het Noorden van Laos, niet zo ver van de hoofdstad Vientiane. Toen kwamen de backpackers. Eerst spaarzaam en al vlug in grote getale, want de Nam Song, een riviertje dat zich door het grillige karstgebergte slingert, werd de speeltuin voor westerse routards. Een snugger iemand – ik heb ter plaatse niet kunnen uitvissen wie het was – bedacht een nieuwe sport: in een hard opgeblazen binnenband worden westerse Rambo’s voor één dag via de snelstromende waterloop naar het dorp gevoerd.
(Hier komen de tube-helden aan)
Om het geheel nog wat attractiever te maken werd er over de rivier ook een kabelbaan gespannen waar de doorgaans flink bezopen waaghalzen, aangespoord door loeiharde boomboxen, hun dapperheid kunnen tonen. Op enkele bamboepodiums naast de rivier worden de helden heupwiegend toegejuicht.
(En hier hangt de heldin)
Alle jaren gebeuren er wel enkele dodelijke ongevallen, maar dat is blijkbaar part of the game of onderdeel van deze zonderlinge rite de passage. En wat denken de bewoners van Vang Vieng zélf ervan? Ik vroeg het aan een kleine touroperator. De helft van het dorp kan ermee leven, letterlijk en figuurlijk, en de andere helft vindt het maar een verwerpelijk spektakel. Met mijn stem erbij wordt het dan een meerderheid, maar dat zal deze groep van overwegend jonge rugzaktrekkers worst wezen. ’s Avonds kunnen ze dan nog nagenieten in één van die kleine guesthouses, languitgestrekt liggend op canapés en kijkend naar het Amerikaanse cult feuilleton Friends.
(Dit is ook reizen in de Derde Wereld, jawel)
Reizen met derdewereldprijzen
Er is een heel circuit in Zuid-Oost Azië waarnaar deze tube travellers trekken. Telkens weer duiken dezelfde strandbestemmingen met Full Moon Parties van eilandjes in de Golf van Thailand op: Phuket, Karbi, Ko Lanta, Ko Phi Phi Le, Ko Samui, Ko Pha Nang, Ko Tao, Ko Chang, Ko Samet.
Ook in Latijns-Amerika doet zich al jaren datzelfde fenomeen voor. Panajachel aan het lago de Atitlán is er daar een mooi voorbeeld van. Begin jaren tachtig was Pana met zijn voornamelijk indiaanse bevolking nog een onooglijk dorpje. Panajachel is het Ibiza of het Formentera, ooit Europese hippie-eilanden, van Midden-Amerika. Zoals in Ubud op Bali lopen hier would be kunstenaars met wapperende, meestal grijze haren rond. Op een overjaarse combi met dito hippe dame aan het stuur lees ik I am enough. Visualisarse la paz mundial. Expect miracles. Just visiting this planet en ander fraais voorzien van een new age label. Cackchiguel is de inheemse taal die rond het meer gesproken wordt, maar in Panajachel is het vooral smeuïg Amerikaans. Gringotenango noemen de Guatemalteken Panajachel.
De environmental bubble van Eric Cohen omringt zeer comfortabel de well-to-do Amerikaanse pensionados die langs het meer grote huizen hebben laten bouwen. Jim Nile doet het anders: enkele maanden werkt hij in de VS in de ecologische landbouw en de rest van het jaar woont hij in Pana. Daar heet hij dan ineens Nilo Tranquilo. Waarom hij het in Pana zo goed vindt? Zijn antwoord is zeer direct: “Je hebt hier eerstewereldvoorzieningen tegen derdewereldprijzen.”
Panajachel oogt inderdaad als een prentbriefkaart, zeker met die beeldige vulkaan die uit het meer oprijst. “Pana is één van de acht powerplaatsen ter wereld. Door de drie vulkanen is de energie er heel geconcentreerd,” zegt De Duitse Marina Mispagel.
“Je voelt echt als het nieuwe maan is, je bent heel erg in touch met de kosmos.”
Dan is er nog het klimaat, dat zo ongeveer het aangenaamste ter wereld is: warm overdag en door de hoogte lekker koel in de avonduren. Je wordt er makkelijk honderd jaar, zoals in de ‘Vallei van de Langlevenden’ rond Vilcabamba. Dit dorpje in het zuiden van Ecuador heeft een gelijkaardige ontwikkeling doorgemaakt als Panajachel. Deze klimatologisch geprivilegieerde plek trekt steeds meer buitenlanders aan die er zich komen vestigen.
Total frei war ich!.. in Sumatra
Ook de buurt van het Tobameer in het noorden van Sumatra is een mystieke plaats. Het is Panajachel in het klein: veel Engels, veel spaghetti en westerse tijdschriften, afgewisseld met nu en dan een bezoek aan een van de traditionele Batakdorpen uit de omgeving. Ook hier komt het vaak tot een merkwaardige ontmoeting tussen de plaatselijke bevolking en vrijgevochten westerlingen. De nuchtere Nederlander Wiecher Hulst die al jarenlang in Indonesië rondzwerft en Bahasa Indonesia spreekt, brengt op een zeer ironische wijze verslag uit van het gedrag van sommige westerlingen. Aan het Tobameer ontmoet hij de excentrieke Duitse toeriste Andrea die hem openhartig haar levensverhaal vertelt: ‘Zes jaar geleden ben ik naar India gegaan met de man met wie ik toen getrouwd was. In Dortmund hadden we een huis, twee auto’s en allebei een baan. Dat hebben we van de hand gedaan en we zijn naar Poona gegaan, naar de ashram van Sri Rajneesh.’
‘De Baghwan,’ begreep ik.
‘Ja, zo noemen de Europeanen hem. Maar eigenlijk is dat fout, weetjewel. Het is een etiket, meer niet. Enfin, we zijn maar drie jaar gebleven. Maar dat was ook niet de oplossing. Want als je wat zoekt, moet je dat in jezelf doen, en niet in zo’n commune.
Dus zijn we naar Thailand gegaan. En daar hebben we ons getrennt. Want mijn man was eigenlijk heel traditioneel, weet je wel. Heel dominant. Ik moest altijd maar in zijn schaduw lopen en dat vond hij heel gewoon. Dus daar heb ik me toen uit losgemaakt.
Total frei war ich! Tientallen relaties heb ik toen gehad in Thailand.’
‘Met Thaise mannen of met westerlingen?’ vroeg ik.
‘Geen van tweeën,’ zei Andrea. ‘Met vrouwen. En dat was zo’n bevrijding! Dat was ook weer een onderdeel van het leerproces om me te bevrijden van mezelf. Daardoor heb ik mijn eigen Weiblichkeit weer ontdekt!’ ” De manier waarop de new ager Andrea haar vrijheid aan het Tobameer verovert, valt echter niet in goede aarde bij de plaatselijke bevolking. Tijdens een wandeling op het strand met Ibu Titu, een Indonesische vriendin, ontmoet Wiecher Hulst Andrea die door haar gedrag heel wat commotie veroorzaakte bij de vissersvrouwen. Wiecher Hulst beschrijft: “Andrea zat op haar knieën en masseerde op nogal geile wijze een ander blank meisje, dat ruggelings op een grote rietmat lag. Beide jongedames waren splinternaakt. Aan de luide commentaren van de vissersvrouwen schonken ze geen aandacht. Een van de vissersvrouwen kwam naderbij met een emmer water. Ze nam een korte aanloop en smeet in één vloeiende beweging de inhoud over de blote dames heen. De uitwerking was verbluffend. Andrea sprong overeind en begon als een viswijf in het Duits en het Engels te schelden. Ibu Tuti lachte. ‘Net goed!’ zei ze. ‘Waarom doen ze die dingen niet in hun eigen land?’
Provocerende marsmannetjes
Andrea kwam briesend op me af. ‘Heb je dat gezien?’ zei ze. ‘Die vrouwen zijn boos op ons. Waarom? Wat hebben wij ze gedaan? Wij komen hier met een open mind , maar zij zijn fucked up. Wij laten hen met rust, en wij willen dat zij ons met rust laten. Wil je ze dat vertellen?’ ‘Ik pieker er niet over,’ zei ik. ‘Je roept het zelf over je af. Seks in het openbaar, daar houden ze hier niet van, en zeker niet tussen vrouwen.’
Andrea begon te blazen van verontwaardiging. ‘Huh! Sex? This is the tantric method, man! The wholeness of being. Body en mind vervloeien, er is geen onderscheid meer. Seks of niet-seks, dat is een kunstmatig onderscheid! Maar dat zul jij wel nooit begrijpen.’
Ibu Tuti had met aandacht geluisterd. Nu bemoeide zij zich ermee.
‘Het gaat er niet om of jij gelijk hebt of die vrouwen,’ zei ze tegen Andrea. ‘Iedereen heeft gelijk op haar eigen manier. Maar wij moeten elkaars gelijk respecteren.
Dus moet je je zo gedragen dat deze vrouwen daar geen aanstoot aan nemen.’ ”
Die eenvoudige boodschap is de basis voor interculturele communicatie en dat moet dan een vertegenwoordiger van de Derde Wereld aan een vertegenwoordiger van de Eerste Wereld meedelen. Backpackers en aangespoelde travellers zoals de “bevrijde” Andrea zijn vaak alleen maar met zichzelf bezig. Wie hyperliberale uitgangspunten hanteert in een andere, meer traditionele samenleving zal geen communicatie, maar conflicten oogsten. Dolle Mina’s en Roze Aktiefronters kunnen in de eigen samenleving een belangrijke emancipatorische werking hebben, maar daarbuiten worden zij als provocerende marsmannetjes beschouwd. Ook vele routards die door Suzanne Lallemand werden geïnterviewd, zijn ziek in datzelfde bedje.
(tot slot: Vang Vieng met westerse achterkant)
(Uitpers nr. 143, 13de jg., juni 2012)