Lucas Catherine, ‘Wandelen naar Kongo. Langs koloniaal erfgoed in Brussel en België’, EPO, Berchem, 2006, 140 blz., 15 euro, ISBN 90 6445 400 0.
Lucas Catherine schreef enkele jaren geleden – in zijn onnavolgbare en onderhoudende stijl – ‘Bouwen met zwart geld’ (1). Met zwart geld bedoelde hij niet wat iedere Belg daar doorgaans onder verstaat: geld van fraudeurs, belastingontduikers en andere witteboordencriminelen – geld dus van een soort steaming waarbij het om heel wat meer gaat dat dan een gsm-toestelletje of een mp3.
Catherine had het over het zwart geld van koning Leopold II. Letterlijk zwart geld, afhandig gemaakt van de zwarten in zijn privé-kolonie, de Kongo Vrijstaat. Geld van zijn koloniale strooptochten naar rubber en ivoor, waarbij wreedheden – zoals het afhakken van handen van ‘werkonwillige negers’ niet werden geschuwd. Bij zijn dood in 1909 zat de Belgische vorst op een stevige spaarpot: 350 miljoen euro, zo ‘uit de Kongo’ weggesleept.
Met dat zwart geld heeft Leopold II het aanzien van Brussel en Oostende grondig veranderd. De vorst was een maniakale bouwheer met dikwijls slechte smaak en veel grootheidswaanzin.
Lucas Catherine heeft zopas een vervolg geschreven op ‘Bouwen met zwart geld’. En wat voor één? Hij maakte een inventaris op van monumenten en ander indrukwekkend Kongolees koloniaal erfgoed vanuit de tijd van megalomaan Leopold II tot 1960, toen de Société Générale oppermachtig was in België.
‘Wandelen naar Kongo’ is een bijzonder handig boekje met een aantal wandelroutebeschrijvingen langs de koloniale bouwwerken en monumenten in Brussel, Tervuren, Oostende en Antwerpen (met enkele zijsprongetjes naar Blankenberge, Diksmuide, Gent, Halle, Geraardsbergen, Aarlen, Namen).
VRT-veteraan Walter Zinzen schreef het voorwoord bij deze betere wandelgids. “Zelf ben ik afkomstig uit Antwerpen. Als kind fietste ik op weg naar en van school vier keer per dag langs de Luitenant Lippenslaan. Het parcours van mijn zusjes liep langs het Bunge-instituut. Achter onze hoek was er een Sergeant De Bruynestraat. Met lijn 8 reden we naar de Lambermontplaats. Aan de hand van pa en ma liepen we over de Meir langs het Osterriethhuis. Soms speelden we in het Koning Albertpark zonder het monument voor meneer Coquilhat zelfs maar te bekijken. Onze geliefkoosde chocolade heette Côte d’Or. Nooit of te nimmer kwam het in ons op dat al die namen verwezen naar de ‘geniale prestaties van onze vermaarde vorst, naar ons glorierijk koloniaal verleden’. Bij mijn volgend bezoek aan mijn moederstad neem ik deze wandelgids en mijn kleinkinderen mee. Dan lees ik ze voor wie Lippens geweest is en wie De Bruyne. Zodat ze weten dat deze ‘helden’ weinig meer waren dan vulgaire moordenaars. Later gaan we dan een keertje naar Tervuren, naar het museum en het prachtige park er omheen. Nadat ze de eendjes gevoederd hebben, haal ik weer de wandelgids boven. Zodat mijn nakomelingen weten wat de prijs is geweest die duizenden mensen in een ver land lang geleden voor al die schoonheid hebben moeten betalen.”
Nationale trots en identiteit
“Kolonisatie werd gezien als een nobele taak, die de beschaving moest uitdragen,” schrijft Lucas Catherine in de inleiding van zijn wandelgids. “Dat hierbij slachtoffers vielen, was te vergeven collateral damage. De kolonisering diende trouwens als extra cement voor de Belgische identiteit. Het was een nationaal werk met inzet van Antwerps kapitaal, Waalse industrie, Vlaamse en Limburgse paters en het kruim van onze militairen. Ook zij verdienden een standbeeld. In de periode voor en na 1930 kregen we een nieuwe golf beelden: toen werd de honderdste verjaardag van België gevierd. Misschien is het daarom ook geen toeval dat na de onafhankelijkheid van Kongo in 1960, toen dit ‘nationale cement’ wegviel, de Belgische staatshervorming op gang kwam en de regio’s steeds verder uit elkaar werden gedreven.”
Kongomonumenten zijn in hoofdzaak te vinden in Brussel en in Oostende (Brussel-aan-Zee), twee steden waar de koninklijke bouwwoede van Leopold II diepe sporen heeft nagelaten. Vreemd genoeg zijn er in Antwerpen – de wereldhaven waarlangs alle buit uit de kolonie werd aangevoerd – nauwelijks Kongobeelden te vinden. “Nochtans,” stelt Lucas Catherine, “was het havenkapitaal van onze metropool van bij het prille begin bij de kolonisatie betrokken. De eerste twee wereldtentoonstellingen werden respectievelijk in 1885 en 1894 juist in Antwerpen gehouden om het havenkapitaal naar Kongo te lokken. Antwerpen eerde uitsluitend lokale burgers. Het is de laatste eeuwen – zeg maar sinds de val van de stad in 1585 en de uittocht van de intelligentsia naar de Noordelijke Nederlanden – een nogal op zichzelf betrokken provinciaal nest geweest, ondanks zijn haven.”
78 jaar voor Zwarte Zondag…
Het ‘Kongolees’ koloniaal erfgoed is dus eerder schaars in Antwerpen. Er staat een monument voor Auguste Lambermont – het dateert uit 1912. Lambermont richtte samen met Leopold II de kolonistenclub ‘Association Internationale africaine’ op. De Antwerpenaren schonken hem een standbeeld omwille van zijn kolonisatiedrift in Kongo, maar meer nog omwille van zijn rol bij het vrijkopen van de Schelde. Camille Coquilhat, de Luikenaar die de Kongolese Weermacht oprichtte, heeft ook een standbeeld in Antwerpen – en op ‘het Zuid’ is er een straat naar hem genoemd. De Dendermondenaar, baron Dhanis, de man die de Ivooroorlog tegen de Arabieren van Zanzibar leidde, had in de Scheldestad ook een monument, maar dat werd in 1954 afgebroken. Bij de inhuldiging van dit standbeeld in 1913 – “achtenzeventig jaar voor Zwarte Zondag”, merkt Lucas Catherine niet zonder sarcasme op – gonsde het van de holle retoriek – niet over de Belgische, maar over de Vlaamse ‘identiteit’. Baron Dhanis was de “Vlaamse held die met zijn oorlog tegen de Arabische slavendrijvers had bewezen dat het Vlaamse ras trouw was aan zijn verleden en een ras van helden was gebleven.”
Eigenlijk telt Antwerpen maar één echt Kongomonument: de ‘Kongozuil’ staat in het stadspark en is een ode aan de “aanhechting van Kongo bij België”.
In zijn Antwerpse hoofdstuk behandelt Lucas Catherine enkele Antwerpse ‘Kongofortuinen’ en wat er vandaag nog van rest in het Antwerpse straatbeeld. Alfons Osterrieth, Alexis Mols, de bankier Alexandre de Browne de Tiège en Eduard Bunge verdienden schatten in Kongo.
De peetvader van het Belgische kolonialisme
De meeste wandelroutes die Lucas Catherine zijn lezers aanbiedt,bevinden zich echter in Brussel, Tervuren en Oostende. Op deze plaatsen is de megalomanie van Leopold II het ingrijpendst geweest. Het koninklijk domein in Laken, het Jubelpark, het Duden- en het Brugmanpark, de omgeving van het koninklijk paleis in Brussel-Stad (het Troonplein en de Warande) en het koninklijke domein in Tervuren. Ook in Oostende heeft Leopold II diepe sporen nagelaten. Lucas Catherine brengt dit hele patrimonium netjes in beeld (met 75 foto’s van monumenten en standbeelden) en levert de wandelaar telkens ook een handige kaart.
In Brussel begint een eerste wandeling bij het standbeeld van de peetvader van het Belgische kolonialisme: Godfried van Bouillon, “ooit een onguur figuur, later een nationale held.” De officiële historiografie van de Belgische monarchie heeft de waarheid zeer veel geweld moeten aandoen om van een ordinaire schurk een nationaal icoon te maken. Catherine schetst in een notendop Godfrieds carrière als leider van de eerste kruistocht: “Hij maakte zijn moeders bruidschat afhandig, perste de abdij van Orval geld af, en nog maar pas op weg naar het Heilige Land, moordde hij de joden van het Rijnland uit, omwille van hun geld. Ook in Jeruzalem stond hij bekend als moordenaar. “Onze paarden waadden in de tempel van Jeruzalem tot aan hun breidels in het bloed”, schreef een christelijke kroniekschrijver die hem vergezelde. Bij de stichting van België werd hij een van onze grote vaderlandse helden.” Leopold bouwde voor hem een standbeeld naast zijn paleis op het Brusselse Koningsplein. Voor de vorst was Godfried van Bouillon het symbool van de Belgische (en vooral zijn eigen) expansiedrift. Zijn opvolger Albert I zag gebiedsuitbreiding ook wel zitten. Tijdens de Eerste Wereldoorlog speelde hij de figuur van Godfried van Bouillon uit in een (vergeefse) poging om Palestina als kolonie binnen te rijven. Albert had hiervoor de steun van het Belgische kapitaal, dat al flink wat geïnvesteerd had in Egypte, van de Heilige Stoel en het Belgische episcopaat. Het mocht niet baten. De echte koloniale grootmachten, Groot-Brittannië en Frankrijk, verdeelden tijdens de Eerste Wereldoorlog de buit in het Midden-Oosten en Londen kreeg het mandaat over Palestina. Toch vallen sommigen nog steeds voor Godfried van Bouillon. Lucas Catherine: “In 2005 vierden wij 175 jaar België. Minister van Buitenlandse Zaken, Karel De Gucht, bezocht toen Jeruzalem en bracht, rechtstreeks vanuit de Heilige Grafkerk en speciaal voor de jubileumtentoonstelling, het zwaard van Godfried van Bouillon mee…”
Tijdens de wandelingen laat Catherine ons kennis maken met gebouwen en monumenten, waarvan niemand nog vermoedt dat ze met het Belgische koloniale avontuur te maken hebben. Leopold II en de zijnen bestuurden hun kolonie Kongo vanuit de Brederodestraat en omgeving. In een ietwat bizar gebouw in Viking-art-decostijl in de Brederodestraat was het hoofdkwartier van de Kongo Vrijstaat gevestigd. In de Naamsestraat staat het voormalig hoofdkwartier van de Association internationale africaine, die de koloniale plannen van Leopold II concreet gestalte gaf. Brussel staat vol koloniaal erfgoed. Alleen weten we het niet. Catherine brengt het allemaal zeer gedetailleerd in beeld. Schaarbeek bijvoorbeeld is “het dorp dat rijk werd door het Kongogeld”. Tientallen straatnamen in het Brusselse verwijzen naar het koloniale verleden van België. Lucas Catherine inventariseert ze. Maar geen enkele straat, laan of plein werd ooit naar een Kongolees genoemd. Een Avenue Patrice Lumumba – de eerste premier van het onafhankelijke Kongo, die later met medeweten van Koning Boudewijn I werd vermoord – zou in onze hoofdstad heus niet misstaan. Maar zelfs deze schoorvoetende vorm van ‘Wiedergutmachung’ is van de Belgische elite te veel gevraagd.
‘Wandelen naar Kongo’ is een boekje dat ons voor collectief geheugenverlies behoedt. De wandaden van het Belgische kolonialisme zijn zelden zo aanschouwelijk voorgesteld.
(Uitpers, nr. 76, 7de jg, juni 2006)
(1) Lucas Catherine, ‘Bouwen met zwart geld. De grootheidswaanzin van Leopold II’, Houtekiet, Antwerpen, 2002, 175 blz., 16,5 euro, ISBN 90 52406 405.
U kan dit boek via de link hieronder rechtstreeks bestellen bij:
en wie via Uitpers bestelt, helpt Uitpers!
De link:
http://www.groenewaterman.be/anne/index.dll?webpage=index.htm&inpartcode=433096&refsource=uitpers