Het moment is aangebroken om de zaken te noemen zoals ze zijn: een neokoloniale overheersing via een autochtone regering van collaborateurs. Op zaterdag 12 januari vielen Palestijnse politiemannen met geweld betogers aan die vreedzame protesteerden tegen de komst van de Amerikaanse president Georges W. Bush naar Ramalah. Onder degenen die hard werden aangepakt bevonden zich verscheidene belangrijke leden van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO).
Het feit dat de Amerikaanse president niet goed werd ontvangen door de Palestijnse maatschappij mag niet verbazen: Bush gedraagt zich al jaren lang als een vijand, die de meest agressieve Israëlische acties steunt en zich openlijk verzet tegen de toepassing van het internationaal recht, met name wat betreft de onwettelijkheid van de bezetting en van de Israëlische kolonisatie. Voor Bush behoort Palestina tot de as van het kwaad en moet dus als dusdanig worden behandeld.
Het incident in Ramallah is niet de eerste gewelddadige reactie tegen vreedzame manifestanten die de politiek van hun leiders betwisten, maar het reveleert wel een kwantitatieve ommekeer in de politieke positie van de Palestijnse Autoriteit (PA);
Sedert de akkoorden van Oslo [van 1983], combineerde de PA onder leiding van Yasser Arafat de voortzetting van de nationale bevrijdingsstrijd met een politiek van compromissen met de Israëlische bezetting. Die compromissen hebben dikwijls oppositie uitgelokt, maar ze werden nooit beschouwd als verraad aan de nationale strijd. De diplomatieke initiatieven van de leiding van de PLO kregen niet altijd de unanieme steun, maar ze werden beschouwd als deel van de nationale verzuchting naar vrijheid en naar een staat. Zoals de politieke leiding van de PA, waren ook de Palestijnse politiestrijdkrachten samengesteld uit voormalige vrijheidsstrijders. Ze zagen hun opdracht als het verlengstuk van hun strijd om het Palestijnse volk te bevrijden van de Israëlische bezetting.
De verdachte dood van Yasser Arafat en zijn vervanging door Mahmoed Abbas (Aboe Mazen) betekenen het einde van een heel hoofdstuk in de geschiedenis van de Palestijnse bevrijdingsbeweging. Ze betekenen ook dat de Palestijnse Autoriteit zich autonoom is gaan opstellen ten overstaan van de PLO. Sedert de afzetting van de Palestijnse regering van nationale eenheid en de gedwongen scheiding tussen Cisjordanië en de Gaza-strook – beide zaken zijn gebeurd met Amerikaanse aanmoediging – is de PA niet langer de uitdrukking van de PLO noch van de democratische keuze van het Palestijnse volk.
Hoe hard dat ook mag klinken, de Palestijnse regering en bestuur zijn vandaag werktuigen van Amerikanen en Israëli’s, zonder enige Palestijnse legitimiteit – behalve dan Mahmoed Abbas die een verkozen president is. Die kwalitatieve verandering raakt elk niveau van de PA. Eerste minister Salam Fayyad werd opgedrongen door de Amerikaanse regering en opgevist vanuit het Internationaal Muntfonds (IMF). Hij was nooit lid van de verzetsbeweging Fatah. Zijn eerste daad was duizenden militanten van de PLO uit de bestuursorganen van de PA te ontslaan en ze te vervangen door technocraten zonder enig verleden in de nationale beweging. Onder leiding van de Amerikaanse generaal Keith Dayton, die gouverneur is geworden van Ramallah, is het zijn belangrijkste taak een sterke Palestijnse politie samen te stellen na eerst verplicht te zijn geweest de oude garde de laan uit te sturen.
Deze nieuwe politiestrijdkrachten werden opgeleid in Egypte en hebben geen enkele band met de oude nationale guerrillaorganisaties. Ze bestaan uit huurlingen zonder geweten noch nationale tradities, die bereid zijn om het even welk bevel van hun oversten uit te voeren.
Enkele weken geleden zond de Israëlische tv een reportage uit over die nieuwe Palestijnse politiemacht. In het eerste deel toonde men stagiairs die bezig waren Hebreeuws te leren (“om te kunnen communiceren met hun Israëlische collega’s”, legde een van hen ons uit). In het tweede deel toonde men ze in actie: ze pakten op gewelddadige wijze een vermeend lid van Hamas, een gerant van een boekenwinkel, aan. In het derde deel zag met de “ondervraging” van de oude boekhandelaar. Het was een imitatie van een ondervraging door de ISS (de Israëlische veiligheidsdiensten). Niet te verwonderen dat, met een dergelijk programma, de Israëlische journalist, zich zeer inschikkelijk toonde met de vernieuwde Palestijnse politie.
Het moment is nu gekomen om de situatie haar ware naam te geven: een neokoloniale overheersing via een autochtone regering van collaborateurs, die haar bevelen en haar wapens ontvangt van Washington en van Tel Aviv.
Toen de betreurde Edward Saïd Yasser Arafat bestempelde als een “Pétain” en de PA als “collaborateurs”, had ik een lang onderhoud met hem. Ik denk dat ik hem er kon van overtuigen dat deze definities niet juist waren. De weigering van Arafat om te zwichten voor het diktat van [toenmalige premier Ehud] Barak en het feit dat hij werd gevangen gehouden in de Moqata [het Palestijnse bestuurscomplex in Ramallah], bewijzen dat hij geen Pétain was.
Maar wat niet waar was voor Arafat is nu wel waar voor de nieuwe Palestijnse leiding, die een instrument is geworden voor de Israëlische bezetting/kolonisatie en geen rekenschap meer moet geven aan het Palestijnse volk en aan zijn nationale organisaties.
Dit is inderdaad een kapitale ommekeer en dat zou een belangrijke reden tot bezorgdheid moeten zijn voor de Palestijnse civiele maatschappij en voor de nationale bewegingen. De strategieën van gisteren zijn niet relevant meer. De politieke toestand lijkt minder en minder op die van “Algerije” en meer en meer op die van “Zuid-Afrika”. De voornaamste uitdaging van de komende jaren zal erin bestaan de politieke doelstellingen en kalender aan te passen aan deze nieuwe realiteit.
Michel Warschawski
(Uitpers, nr 94, 9de jg., februari 2008)
Michel Warschawski is journalist en schrijver. Hij is de stichter van het Alternatief Informatiecentrum (AIC) en is één van de vertegenwoordigers van de radicale antizionistische stroming in Israël.