Een vraag die men, naar aanleiding van de Israëlische offensieven tegen Gaza en Libanon, geregeld kan horen, luidt: “Kan dat nu niet eens stoppen in het Midden-Oosten”?Daarop is zonder problemen met “ja” te antwoorden, maar de echte vraag is waarom de machtigste partij, Israël, geen echte, algemene vrede wil, de voorkeur geeft aan geweld en daar bovendien de steun van de Verenigde Staten en van de Europese Unie voor krijgt.
“Veiligheid” is een toverwoord dat alles wat Israël doet – met inbegrip van een apartheidssysteem in Israël, oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid – moet rechtvaardigen. Nochtans is Israël de enige staat in de regio, waarvan de veiligheid en het bestaan niet is bedreigd. Niet alleen heeft het land één van de sterkste legers ter wereld, het beschikt ook over het atoomwapen. En mocht dat alles nog niet voldoende zijn, dan moet er geen seconde aan worden getwijfeld dat de Verenigde Staten en de Navo Israël onmiddellijk met enorme militaire middelen zullen bijspringen en troepen zouden doen landen op de kust bij Tel Aviv.
Van een land, waarvan de veiligheid in genendele bedreigd is zou men kunnen verwachten, dat het snel vrede zou willen sluiten met al zijn buren, des te meer daar het voortdurend zegt vrede na te streven. Dat zou bovendien de individuele veiligheid van elke Israëlische burger enorm verbeteren. Moest Israël in 2000 vrede hebben gesloten met Syrië in ruil voor de bezette, en geannexeerde Golan-hoogten, dan was er al zes jaar geen probleem meer geweest aan de noordelijke grenzen, met Syrië én Libanon. En moest Israël, in aansluiting met de “Vredesconferentie voor het Midden-Oosten” in Madrid in 1991, vrede hebben gesloten met de Palestijnen, dan was er al jaar en dag geen probleem meer geweest met de Gaza-strook en de westelijke Jordaanoever. Maar dat kan en kon blijkbaar niet.
Arabisch vredesplan
Bovendien is er sedert de top van de Arabische Liga in Beiroet in 2002 een algemeen Arabisch vredesplan, dat de opvolger is van het plan van de Soedi-Arabische koning Fahd uit 1982. Het plan behelst de volledige ontruiming van alle in 1967 door Israël bezette gebieden, met inbegrip van Oost-Jeruzalem, de oprichting van een Palestijnse staat en een oplossing voor het probleem van de Palestijnse vluchtelingen via terugkeer of compensatie. Dat alles in ruil voor normale relaties tussen Israël en alle lidstaten van de Arabische Liga.
Dat plan werd dit jaar nog eens herbevestigd, maar er is, behalve een bot Israëlisch “nee”, nooit een reactie op gekomen. In Israël is er nooit een discussie over geweest. Noch de Verenigde Staten noch de Europese Unie hebben ooit Israël aangespoord er eens ernstig over na te denken. Het Arabische vredesplan is een even groot taboe als de Israëlische atoombom. Het zijn twee zaken waarover een absoluut stilzwijgen wordt gehandhaafd door Amerikanen en Europeanen.
Aparte verdragen
Nochtans heeft Israël wel twee aparte vredesverdragen gesloten. Met Egypte in 1979 en met Jordanië in 1994. Het verdrag met Egypte was een strategisch verdrag voor Israël en de realisatie van een oude droom: Egypte, met zijn momenteel zowat 70 miljoen inwoners het belangrijkste Arabische land, losweken uit het Arabische front. Zonder Egypte bestaat er geen immers geen geloofwaardige Arabische afschrikking. Dat is aardig gelukt en de Amerikanen betalen sedertdien per jaar 2 miljard dollar hulp – steekpenningen is wellicht een beter woord – aan Egypte. Maar het ging, ondanks de enorme inzet, toch niet van harte. Israël weigerde de Egyptische badplaats Taba, dicht bij de grens met Israël aan de Golf van Aqaba, te ontruimen. Het heeft jaren geduurd vooraleer Egypte, via de in het vredesverdrag voorziene omslachtige procedures, zijn territorium kon recupereren.
Jordanië was vragende partij. Voor het koningshuis is het voortbestaan van de dynastie de voornaamste zorg. En voor een aantal partijen in Israël is ofwel Jordanië eigenlijk een deel van Israël ofwel dé Palestijnse staat, waarnaar alle Palestijnen uit Israël en de westelijke Jordaanoever naartoe zouden moeten worden gedeporteerd. Het hasjemitische koningshuis, dat uit Mekka in Saoedi-Arabië (destijds in de Hejaz) afkomstig is, is volgens de aanhangers van die plannen een vreemde eend in de bijt, die makkelijk kan worden weggejaagd. Een vredesverdrag moest in de visie van koning Hoessein die plannen doorkruisen. Of dit vredesverdrag enige waarde heeft als het er ooit zou op aankomen, valt nog af te wachten. Maar het was een aanbod dat Israël niet kon afslaan zonder elke geloofwaardigheid kwijt te geraken. Officieel kreeg Jordanië de relatief kleine stukjes Jordanië terug, die in 1967 en later door Israël werden bezet. In praktijk zijn ze nog altijd Israëlisch omdat die gebieden onmiddellijk na het vredesverdrag werden “teruggehuurd”.
Zionisme, racisme en expansionisme
De situatie van Israël is altijd gewrongen geweest en zijn houding altijd dubbelzinnig. Het is duidelijk dat als je je zinnen zet op het land van iemand anders, je er duidelijk niet met vredelievende bedoelingen naartoe komt. Zeker niet als er in principe geen plaats is voor niet-joden en degenen die niet verjaagd konden worden, systematisch worden gediscrimineerd.
Kan een staat die een vijfde van zijn bevolking in een apartheidssysteem (met landrechten bv. afhankelijk van het feit of men al dan niet jood is) heeft ondergebracht een democratische staat worden genoemd?
Discriminatie betekent dat men niet in vrede met zijn eigen medeburgers wil leven. Hoe zou men dan in vrede kunnen leven met de Palestijnse en Arabische burgers van de buurlanden? Zeker niet als men hardnekkig recht op terugkeer of compensatie, zoals dat in Oost- en Centraal-Europa werd gerealiseerd na de val van het communisme, weigert te erkennen aan de vluchtelingen die in die buurlanden leven. Dat kan ook niet, zoals de voorbeelden van Egypte en Jordanië bewijzen. De vrede met Israël is het werk van een groepje machthebbers, maar wordt afgewezen door de overgrote meerderheid van de Jordaniërs en de Egyptenaren.
De zionistische en racistische ideologie sluit echte integratie van Israël in de regio, met open grenzen, handel en economische samenwerking, waarvan leiders als Shimon Perez lang droomden, uit. Andere Israëlische leiders zien het realistischer: Israël is geen deel van het Midden-Oosten, maar van het Westen, van Europa. Het verlangen naar integratie wordt overwoekerd door het streven naar opsluiting achter muren, zoals er nu op de westelijke Jordaanoever worden gebouwd, naar gekeerdheid in zichzelf.
In plaats van echt naar vrede te streven, en daar echt inspanningen voor te doen, al was het maar te beginnen met een schuldbekentenis, verkiest Israël geweld. In de hoop de onwilligen op de knieën te bombarderen. Men gaat ervan uit dat hoe harder men de burgers (Palestijnen, Libanezen, Syriërs enz.) treft, hoe meer die hun leiders ertoe zullen aanzetten om vrede met Israël te sluiten. Hoe meer bommen er worden gegooid en hoe meer infrastructuur er wordt vernietigd, hoe meer kansen op vrede lijkt de redenering te zijn. Het omgekeerde is waar, hoe meer bommen hoe meer Israël en zijn bommenleveranciers (de VS, Europa) worden gehaat.
Een ander aspect van het zionisme is zijn expansionistisch karakter. Kijk naar de plannen van de zionistische leiders vanaf het einde van de 19de eeuw: men wou de waterbronnen van het zuiden van Libanon, land tot aan de Eufraat en tot de Nijl. Lees maar de memoires van de vele leiders. Altijd is het uitkijken over de grenzen en bestandslijnen heen om dit en dat nog te kunnen inpikken, want daar is water, daar hebben ooit joden geleefd, daar is vruchtbare grond enz. Israël is dan ook de enige staat te wereld die weigert zijn eigen grenzen te erkennen. Dat maakt het uiterst moeilijk om land terug te geven. Daarop zijn de vredesbesprekingen met Syrië gestrand. Damascus stond er op principieel op dezelfde voet te worden behandeld als Egypte en Jordanië: vrede voor terugkeer naar de grenzen van 1967.
De vrede met de Palestijnen wordt systematisch ondermijnd en is in praktijk al onmogelijk gemaakt door de kolonisatie van de Westelijke Jordaanoever en van Oost-Jeruzalem: 500.000 kolonisten eruit terughalen is onmogelijk en een optie voor om het even welke Israëlische politicus.
Onvoorwaardelijke steun
Uiterst merkwaardig is de absolute steun die Israël krijgt van de VS en van Europa voor alles wat het doet. Zonder dat het enige tegenprestatie moet leveren. In het samenwerkingsakkoord tussen de Europese Unie en Israël staat een clausule die van Israël respect voor de mensenrechten vraagt. Maar de EU weigert die toe te passen. Hetzelfde betreft de Europese “gedragscode”, die wapenleveringen verbiedt aan landen die de mensenrechten schenden. Israël valt er buiten. Meer nog, zoals Javier Solana, de verantwoordelijke van de EU voor het buitenlands beleid het dikwijls heeft gezegd, de EU erkent het joodse karakter van Israël. Met andere woorden, ze stemt in met de discriminatie die dit inhoudt. De Belgische eerste minister Guy Verhofstadt heeft dat in een interview met de krant Haaretz bevestigd. Van de Palestijns-islamitische verzetsbeweging Hamas eist de EU dat die niet alleen Israël, maar ook het racistische karakter van Israël zou aanvaarden.
Een van de grootste paradoxen is dat aanvaarding van de discriminatie in Israël officiële politiek van de EU is, maar dat de Europese Commissie in Israël projecten van ngo’s financiert ter bevordering van de rechten van de Arabieren aldaar! Ze zou beter gewoon het respect van die rechten eisen in ruil voor haar enorme steun aan Israël.
Van sancties tegen Israël kan er voor de EU echter nooit sprake zijn. Voor Palestijnen en Arabieren zijn ze de gewoonste zaak. Zo is de Palestijnse Autoriteit drooggelegd omdat Hamas democratische verkiezingen heeft gewonnen. Toen in 1997 in Israël de terroristen en moordenaars aan de macht kwamen, is er nooit een dergelijke drooglegging geweest. Menahem Begin, eerste minister in 1977, was de man die in de jaren 1940 ontvoerde Britse militairen liet vermoorden. Niettemin werd hij met alle égards in Londen op officieel bezoek ontvangen. Zweden wordt er niet graag meer aan herinnerd dat graaf Folke Bernadotte, lid van de Zweedse koninklijke familie en bemiddelaar van de Verenigde Naties, in 1948 werd vermoord door terroristen rond Begin’s opvolger Itzhak Shamir. Ook nu zitten in de Israëlische regering mensen die vinden dat alle Palestijnen moeten worden gedeporteerd. “Vrije meningsuiting” heet dit voor de EU, ook al gaat die zover dat het in Israël wettelijk gezien in orde is te pleiten voor de fysieke eliminatie van alle Palestijnen.
Kortom, Israël mag alles doen wat het wil en niet wil. Het Arabische vredesplan is door de EU onder de mat geveegd en vervangen door het “stappenplan”, samen met de VS, VN en Rusland. Daaronder zou er in 2005 een onafhankelijke Palestijnse staat moeten zijn opgericht. Maar het plan werd, zoals o.m. in Uitpers voorspeld, nooit uitgevoerd, want Israël speelt niet mee. Officieel heet het dat er vrede moet komen door onderling overleg tussen de betrokken partijen. De sterkste partij is daar niet in geïnteresseerd. De EU heeft daar alle begrip voor en blijft Israël op alle mogelijke manieren steunen.
Nochtans heeft Israël de EU nodig om te overleven, ondanks de grote Amerikaanse steun. Als Israël aan een Europees embargo zou worden onderworpen zolang het geen werk van ernstige vredesbesprekingen maakt, zou het snel zijn houding herzien. Sancties zijn de enige mogelijkheid om Israël tot vrede te dwingen. Er is het historische voorbeeld van 1956, toen Israël samen met Frankrijk en Groot-Brittannië Egypte aanviel toen president Nasser het Suez-kanaal had genationaliseerd. De Amerikaanse president Eisenhower was het daar niet mee eens. De Israëlische “vader des vaderlands”, Ben Goerion, had het zeer snel begrepen: enkele maanden later hadden de Israëlische troepen de Egyptische Sinaï-woestijn ontruimd. Israël kan immers niet zonder de westerse steun. Het is een kwestie van dit duidelijk te maken, maar daartoe ontbreekt de wil in Europa. Ook al kost dit het leven aan duizenden en duizenden Palestijnen en Arabieren. Zou het inderdaad zo zijn, zoals Hezbollah zegt, dat het leven van een Arabieren niet veel waarde heeft voor het Westen?
(Uitpers, nr. 78, 8ste jg., september 2006)