In juni ging Turkije door een woelige periode. Het verzet tegen de bouwplannen in het Gezi-park in het centrum van Istanboel evolueerde tot een grootschalige protestbeweging in heel Turkije die haar peilen richtte op het beleid van de conservatieve regering van premier Erdogan. Terwijl het militaire apparaat zich in het verleden steevast moeide in belangrijke politieke discussies en crisissen, bleef het nu aan de zijlijn staan. Hoe komt dat?
Militaire staatsgrepen en politieke invloed
Het leger speelde onder leiding van Mustafa Kemal Atatürk een centrale rol in de omvorming van het oude Ottomaanse Rijk tot een moderne Turkse republiek vanaf 1923. Sindsdien heeft het leger zijn plaats op het politieke voorplan niet meer losgelaten. Het zag zich als behoeder van het ‘Kemalisme’, een op autoritaire leest geschoeide seculiere en nationalistische ideologie. In de naoorlogse geschiedenis greep het leger meerdere malen rechtstreeks en hardhandig in om zich desgevallend te ontdoen van politici, syndicalisten, studentenleiders en mensenrechtenverdedigers die zich niet schikten naar de officiële Turkse staatsideologie of er een bedreiging voor vormden. Na de staatsgrepen van 1960 en 1971 zorgde het leger er voor dat het zijn politieke invloed ook institutioneel vastgelegd werd. Het is vooral na de derde staatsgreep van 12 september 1980 dat de coupplegers het staatsapparaat in al zijn dimensies militariseerden. De grondwet van 1982 verankerde de politieke rol van de militairen en breidde de macht uit van de door generaals gedomineerde Nationale Veiligheidsraad (NVR). Voortaan moesten de ‘aanbevelingen’ van de NVR prioritair in overweging moeten worden genomen. Defacto fungeerde de NVR als een schaduwkabinet van de civiele regering. Politieke en burgerlijke vrijheden werden sterk ingeperkt. Het parlement kreeg geen zeg in essentiële overheidstaken zoals de vastlegging en controle van het defensiebudget. Het leger gebruikte zijn politieke positie om zich ook in het economische leven in te werken via OYAK dat door de militaire junta na de staatsgreep van 1960 in het leven is geroepen. In oorsprong gaat het om een pensioenfonds van en voor militairen, maar dat is inmiddels uitgegroeid tot een financiële en industriële holding met economische activa ter waarde van 50 miljard dollar en tientallen dochterbedrijven in de transport-, automobiel, financiële landbouw-, voedsel- en informatietechnologiesector.
Militaire macht wordt gekortwiekt
De macht van de militairen begon evenwel te tanen met de opkomst van de Partij voor Rechtvaardigheid en Ontwikkeling (AKP) van Erdogan dat parallel verliep met het Turkse kandidaat-lidmaatschap van de Europese Unie. Na een eclatante verkiezingsoverwinning kwam de AKP in 2002 aan de macht met eerst Abdullah Gül en vervolgens in 2003 Erdogan aan het hoofd van de regering. De militairen wantrouwden AKP, omdat ze een sluipende islamisering van Turkije zou willen doorvoeren. Het kwam tot een machtsstrijd tussen leger en de regering van Erdogan. Deze laatste maakte gebruik van de politieke toetredingscriteria van Kopenhagen die de EU in 1993 uitvaardigde voor nieuwe EU-leden, om de macht van het leger sterk in te perken. In een rapport uit 2000 omschreef de Europese Commissie (EC) eerder al de grote macht van de Nationale Veiligheidsraad als een belangrijk probleem. Ook de geringe verantwoording die het leger moest afleggen aan het parlement met betrekking tot veiligheids- en defensiekwesties strookte volgens de EC niet met de principes van de democratische rechtsstaat. Het jaar daarop liet de EC verstaan dat Turkije werk moest maken van de democratische controle over het leger. Ankara gaf daaraan gehoor en kortwiekte datzelfde jaar nog de macht van de NVR. De echte eerste grote hervormingen kwamen er in 2003 onder de regering Erdogan (het ‘Zevende Hervormingspakket’). De NVR kreeg voortaan geen onbeperkte toegang meer tot de burgerlijke instellingen zoals de media en het onderwijs. Bovendien verloor ze haar uitvoerende bevoegdheden en werd het een louter adviserend orgaan. Daarnaast werd de transparantie van de defensie-uitgaven versterkt en zou het vergaderritme van de NVR op 2-maandelijks i.p.v. maandelijks worden gebracht. Dit alles betekende niet dat het leger zich gewillig terug de kazernes in liet drijven.
Militairen achter de tralies
Een eerste krachtmeting tussen regering en leger kwam er in 2007 toen de AKP Abdullah Gül naar voor schoof als presidentskandidaat. Het leger postte een memorandum op het internet waarin het waarschuwde voor deze bedreiging van het secularisme van een van de belangrijkste symbolen er van. Aanleiding voor deze militaire ongerustheid was de hoofddoek van de vrouw van Gül die als een inbreuk werd gezien op het seculiere Kemalisme. Anders dan de ‘zachte staatsgreep’ tegen de islamistische regering van Necmetin Erbakan tien jaar eerder, weerde de AKP-regering deze interventie van de generaals gevat af. De militairen delfden voor het eerst het onderspit.
Wat het leger pas echt de das omdeed waren de verschillende grote juridische affaires waarbij een belangrijk deel van de legertop betrokken was. In de Ergenokonaffaire, een netwerk van de fameuze ‘diepe staat’ waarbinnen clandestiene nationalistische cellen opereren die politieke gewelddaden pleegden om vervolgens de macht te grijpen, werden tientallen hogere officieren gearresteerd, onder wie voormalig stafchef Ilker Basbug. In een ander dossier, de ‘operatie Balyoz’ (‘Voorhamer’), werden meer dan 300 actieve en gepensioneerde officieren tot tegen de twintig jaar cel veroordeeld omdat ze in 2003 een complot tegen de AKP-regering zouden hebben gepland. Onder hen ook drie generaals. Naar verluidt zit inmiddels 10 procent van de generaals en maar liefst een derde van de admiraals achter slot en grendel. Het hoge aantal opgesloten officieren verplichtte de regering er zelfs toe om de periodes voor het maken van promoties voor hogere officierenfuncties in te korten om het tekort op te vangen.
De oppositie beschuldigt Erdogan ervan de rechtbanken te hebben gebruikt om de militairen het stilzwijgen op te leggen en zo meer speelruimte te krijgen voor zijn conservatieve islamistische hervormingen.
Linkse oppositie en leger zijn water en vuur
De politieke en structurele verzwakking van het leger en het enorme electorale gewicht van de AKP vormen niet de enige reden waarom het leger zich afzijdig hield tijdens de recente protestbeweging die door de politie hardhandig werd aangepakt. Hoewel een deel van de protestbeweging op straat kwam met Kemalistische slogans tegen de islamisering van de staat, hebben de meeste betogers een links profiel. En het Turkse leger heeft geen al te beste reputatie in zijn relatie met politiek links. Na elke staatsgreep vlogen tal van linkse politici en militanten achter de tralies, waar ze geregeld gefolterd werden. Hetzelfde geldt voor kritische (linkse of Koerdische journalisten en uitgevers. Turkije is nog altijd recordhouder van het hoogst aantal opgesloten journalisten. Erdogan moet niet onderdoen voor de militairen als het er om gaat kritische stemmen te muilkorven. De manier waarop hij de politie losliet op de protestbeweging deed ook al heel erg denken aan de militaire repressie tegen elk straatprotest in de hoogdagen van het leger.
Zo groot de eensgezindheid binnen de protestbeweging was tegen Erdogans islamiserende politiek (alcoholbeperkingen, de herinvoering van de hoofddoek) die hij wil doorduwen zonder veel rekening te houden met de tegenstanders, zo klein is de consensus over een mogelijke alliantie met het leger, dat evenzeer het seculier karakter van Turkije wil bewaren. Tijdens de manifestaties waren er heel wat portretten te zien van Atatürk. Velen van hen zijn Kemalisten die het leger opriepen om uit de kazernes te komen en de manifestanten te beschermen tegen het brutale politie-optreden. Linkse betogers moesten daar niet van weten. Zij willen niet dat het ene autoritaire en repressieve systeem vervangen wordt door een ander.
Hoe het ook zij, terwijl binnen het politie-apparaat de AKP-aanhang al sinds de beginjaren 2000 is toegenomen, blijft het leger grotendeels een seculier bastion. Daar waren enkele tekenen van te zien tijdens de protesten. In Istanboel verdeelden werknemers van een militair hospitaal gasmaskers aan de betogers om zich te beschermen tegen de massaal afgeschoten traangasgranaten. Op een gegeven moment verzorgden militairen gewonde betogers. In nog een ander geval, in Hatay (zuidoosten van Turkije), stelden de militairen zich op tussen politie en manifestanten.
Militairen definitief van het politieke toneel?
Of het leger nu definitief naar de kazernes is teruggekeerd blijft nog maar de vraag. Nog steeds beschikt het leger, dat het tweede grootste is van de NAVO, over politieke en economische invloed en macht. Zo is het defensiebudget nog altijd immuun voor burgerlijke controle en is de algemene politieke controle over het leger verre van volledig. Tenslotte telt het Turkse leger niet minder dan 700.000 manschappen. Als dat in beweging komt, dan is er weinig tegen opgewassen. Er zit voor Erdogan niets anders op dan werk te maken van zijn invloed in het leger door AKP-gezinde officieren op hoge posten in het leger te droppen. De grootschalige juridische zuiveringen in het militaire apparaat vormen dan ook een dankbare gelegenheid om zich versneld van de oude Kemalistische garde te ontdoen. Als Erdogan daarin slaagt consolideert hij zijn macht en oefent hij de controle uit op alle belangrijke instellingen. Voorwaarde blijft natuurlijk dat hij verder het electoraat aan zich bindt en tevreden houdt, wat grotendeels bepaald wordt door de economische successen die hij verder kan boeken, maar ook in welke mate hij er in slaagt om de Koerdische kwestie op te lossen en de Syrische burgeroorlog buiten zijn grenzen te houden. Het klimaat kan snel veranderen.