Een literaire reus
Ik zal het maar dadelijk opbiechten: ik heb een haat-liefde verhouding met Mario Vargas Llosa. En dat is, naargelang ik de politieke evolutie van de ex-Peruaanse schrijver volg, als maar toegenomen. De Peruaanse auteur, geboren in Arequipa 1936, die in 1993 de Spaanse nationaliteit verwierf, is de laatste nog in leven zijnde vertegenwoordiger van de literaire boom in het Latijns Amerika van de 20ste eeuw met figuren als Gabriel García Márquez, Carlos Fuentes, Julio Cortázar en Jorge Luis Borge. Ook als politicus stak hij even de neus aan het venster. Zo probeerde Vargas Llosa in 1990 Peruaans president te worden, maar hij moest toen de duimen leggen voor Alberto Fujimori. Mario Vargas Llosa ontpopte zich als essayist en publieke intellectueel tot een felle voorstander van het neoliberalisme. In zijn autobiografie ‘De vis in het water’ en in zijn essays (‘De cultuur van de vrijheid’ en ‘De taal van de hartstocht’) en in zijn krantenartikelen in het Spaanse ‘El País’ is hij een weinig genuanceerde pamflettist die op een soms branieachtige wijze het neoliberalisme bezingt.
Die politieke opstelling van hem moet echter los gezien worden van zijn literair werk – boeiende literatuur staat immers los van de politieke overtuigingen van een auteur. Dat vond ook de jury van de Nobelprijs voor literatuur, want in 2010 ontving Mario Vargas Llosa die prijs voor heel zijn oeuvre. De jury schreef toen hij bekroond werd dat het was ‘Voor het in kaart brengen van machtsstructuren en zijn snijdende beelden van het verzet, de rebellie en de ondergang van het individu.’ Dat was een terechte bekroning voor een lange en productieve schrijverscarrière. Dat vond ik toen ook, want de grondige kennismaking met zijn werk hebben mij ontelbare, ingrijpende leeservaringen opgeleverd. De ongeveer vijfentwintig kapot gelezen Meulenhoff-ruggen van deze auteur in mijn bibliotheek getuigen daarvan. Naast literaire hoogstandjes als ‘De stad en de honden’, ‘Het groene huis’, ‘Gesprek in de kathedraal’, ‘De oorlog van het einde van de wereld’ en ‘Het feest van de bok’ staan er ook naar mijn gevoel mislukte tussen zoals ‘Het paradijs om de hoek’ ‘Dagboek Irak’, ‘Het ongrijpbare meisje’, ‘De bescheiden held’, ‘Voor uw liefde’ en ‘Bittere tijden’.
Van (extreem)rechtse signatuur
Hoe ga je nu om met het werk van een literaire reus die intussen als publieke intellectueel almaar meer extreemrechtse standpunten begint in te nemen? Dan wordt de haat-liefde verhouding op scherp gezet. Die discussie is nu ook losgebarsten in Frankrijk waar Mario Vargas Llosa vorig jaar aanvaard werd als lid van de Académie française. Daarover berichtte Ludovic Lamant in Mediapart. [i] Een week nadat hij lid was geworden van die prestigieuze Franse academie had hij een videogesprek met José Antonio Kast, de kandidaat van extreemrechts voor het Chileense presidentschap. Hij zegde daarin zijn steun toe aan Kast met de woorden: ‘Ik ben bereid om u met om het even wat te helpen. Een overwinning van links zou een tragedie zijn, want geen enkel land in de wereld heeft onder een links bewind vooruitgang geboekt. Geen enkel!’ (Kast verloor de verkiezingen aan de linkse kandidaat Gabriel Boric, n.v.d.r.)
Een aantal Franse intellectuelen stellen in een open brief dat dergelijke uitspraken niet kunnen van iemand die lid is van de Académie française. ‘We willen met ons protest niet de ideologie van rechts of extreemrechts van Vargas Llosa aanklagen’, zegt Valérie Robin Azevedo, antropologe aan de universiteit van Parijs en specialiste van Peru, ‘maar vooral het ethische probleem aankaarten dat de auteur in naam van die ideologie dictators ondersteunt.’ En er is meer. Vanaf 1995 zet Mario Vargas Llosa zich in om het dictatoriale verleden van Argentinië (1976-1985) te begraven door de amnestiewet te steunen waardoor militairen niet meer vervolgd kunnen worden. Hij haalt daarvoor als argument de theorie van de twee demonen boven, dus niet alleen die van de militairen maar ook die van de gewapende linkse groepen, waardoor de schuld netjes verdeeld wordt. Ook ten aanzien van zijn geboorteland Peru maakte hij een merkwaardige politieke salto. Hoe komt het dat Vargas Llosa, eens een grote politieke tegenstander van het fujimorisme van Alberto Fujimori, tijdens de vorige presidentsverkiezingen in Peru ineens de zijde koos van zijn dochter Keiko Fujimori? Het antwoord is eenvoudig: omdat de linkse kandidaat Pedro Castillo (die uiteindelijk president werd n.v.d.r.) alles vertegenwoordigt wat Vargas Llosa niet goed vindt in Peru: een linkse en inheemse volksfiguur uit de sierra.
In zijn nieuw vaderland, Spanje, werpt hij zich op als een onvoorwaardelijke verdediger van rechts en extreemrechts. Ook in Madrid waar hij woont. Zo noemde hij Esperanza Aguirre, die tot de radicale zijde van de rechtse PP (Partido Popular) behoort, de ‘Jeanne d’Arc van het liberalisme’ voor de periode dat zij aan het hoofd stond van de regio Madrid. Ook met haar opvolgster, de huidige presidente Isabel Díaz Ayuso van de PP, heeft hij zeer goede banden. In de Spaanse binnenlandse politiek werpt de nieuwe Spanjaard zich op als een felle verdediger van een unitair land en hij aarzelt dan ook niet om in de straten van Madrid mee op te stappen aan de zijde van de rechterzijde (PP en Ciudadanos) en de extreemrechterzijde (Vox) Vargas Llosa tegen de separatistische Catalaanse strekkingen.
‘Jeugdzondes?’
Ik blader nog eens door zijn magistrale roman in twee delen ‘Gesprek in de Kathedraal’. Het verhaal, dat speelt ten tijde van de dictatuur van generaal Odría (1948-1956), toont de dubbele moraal en corruptie van de heersende klasse en de franje om haar heen. De rode draad in deze wirwar wordt gevormd door het gesprek van Santiago en Ambrosio in de kleine kroeg met de grootse naam, De Kathedraal. En dan is er ook zijn schitterende dictatorroman ‘Het feest van de bok’ die het niveau van ‘De generaal in zijn labyrint’ van Gabriel García Márquez benadert. Urania Cabral keert na vijfendertig jaar terug naar de Dominicaanse Republiek om haar zieke vader te confronteren met zijn verleden als marionet van de verschrikkelijke dictator Trujillo. Via haar monologen, en het meedogenloze verhaal van Trujillo, komen de tientallen jaren die deze potentaat zijn land terroriseerde tot leven. Op een pijnlijk subtiele maar precieze toon geeft Vargas Llosa inzicht in het menselijk onvermogen om het verleden los te laten. Maar – o ironie – intussen doet de auteur het tegenovergestelde want, zoals ik al schreef: hij helpt nu mee om het dictatoriale verleden in Argentinië te begraven en hij roept nu ook op om in Brazilië voor die andere dictator, Bolsonaro te kiezen in plaats van voor de linkse Lula.
Het kan verkeren. Ik moet ook denken aan wat er nu in Nicaragua gebeurt onder het Ortega-regime. Ik zucht en steek deze twee romans van grote klasse maar weer in mijn bibliotheek. Waren dat misschien ‘jeugdzondes’ van een literaire reus die nu op 86-jarige leeftijd met een (extreem)rechtse signatuur door het leven gaat?
[i]Ludovic Lamant, Mario Vargas Llosa, Nobel de l’indécence, Mediapart van 21 mei 2022