Ongelooflijk maar waar. Aan de vooravond van het vertrek van de “laatste” Amerikaanse soldaten uit Irak feliciteerde president Obama de troepen namens de “dankbare natie” voor hun werk. Tegelijkertijd was hij druk bezig, in het vooruitzicht van de presidentsverkiezingen van 2012, te onderstrepen dat hij zijn verkiezingsbelofte van 2008 om de Amerikaanse troepen uit Irak weg te halen was nagekomen. En bij het bezoek van de Iraakse prelier Nuri Kamal al-Maliki aan het Witte Huis noemde hij Irak een lichtend democratisch voorbeeld voor de regio. Een heleboel leugens.
In de eerste plaats zijn ze niet echt weg. Er zijn er nog duizenden soldaten en huurlingen in Irak en degenen die vertrokken zijn staan in Koeweit klaar om in te grijpen. Bovendien wilde Obama eigenlijk niet dat de troepen Irak zouden verlaten. Tot in oktober jl. werd er onderhandeld met de Iraakse premier Maliki over permanente Amerikaanse basissen voor 40.000 soldaten in Irak. Maar dat was niet haalbaar omdat de regering van Maliki, in het licht van het verzet van de publieke opinie en van enkele regeringspartijen, dan ten val zou komen.
Onverdiende felicitaties
Felicitaties verdienen de Amerikaanse troepen zeker niet. Denken we maar aan de gebeurtenissen in de onder Saddam Hoessein beruchte Abu Ghreib-gevangenis bij Bagdad. Daar werden de oude praktijken – folteringen en systematische vernederingen – gewoon voortgezet alsof er geen regimewissel was geweest. Het schandaal brak los in het voorjaar van 2004 toen foto’s van de mishandelingen uitlekten. Maar de CIA-folteraars gingen, evenals de Amerikaanse militaire hiërarchie, vrijuit. Slechts een dozijn VS-soldaten kreeg lichte gevangenisstraffen.
Amerikaanse soldaten maakten zich tijdens militaire acties schuldig aan moordpartijen, verkrachtingen, zinloze vernielingen, diefstal en plunderingen. Vorig jaar verspreidde Wikileaks een filmpje uit 2007, waarop te zien was hoe soldaten vanuit helikopters op ongewapende burgers vuurden en er twaalf doodden. Washington was woedend. Op Wilikeaks, dat de zaak uitbracht, op de boodschapper dus, niet op de daders.
Ook de huurlingen van de private bewakingsfirma’s, waarvan Blackwater de beruchtste werd, lieten zich niet onbetuigd. Toen in september 2007 een Amerikaans diplomatiek konvooi in een verkeersopstopping terecht kwam, openden huurlingen van Blackwater zo maar het vuur. Veertien burgers vonden daarbij de dood. Het kwam tot een zwaar incident tussen Washington en Bagdad en Blackwater moest Irak verlaten – alhoewel het er inmiddels terug is onder een andere naam. Bagdad had redenen genoeg om kwaad te zijn: huurlingen genieten immuniteit zowel in Irak alsook in de Verenigde Staten. Pogingen van de Amerikaanse autoriteiten om de daders alsnog in de VS te vervolgen liepen op een sisser uit.
De Amerikaanse natie heeft alleen al om boven vermelde redenen geen redenen om dankbaar te zijn. Maar er is nog veel meer dan dat. De hele oorlog heeft ten minste 800 miljard dollar gekost. De New York Times houdt het op 1.000 miljard en Joseph Stiglitz, die jaren lang voor de Wereldbank werkte en in 2001 de Nobelprijs economie kreeg, raamt het totaal zelfs op 3.000 miljard $. De Amerikanen hebben 4.500 gedode militairen en nog eens ruim 32.000 gewonden te betreuren. Aan de kant van de Irakezen verloren volgens Iraq Body Count tussen de 104.575 en 114.032 burgers het leven sedert de Amerikaanse invasie in maart 2003, waarbij na onthullingen van Wikileaks wellicht nog 15.000 doden meer moeten worden gerekend. Body Count (iraqbodycount.org) heeft enkel een minimumaantal berekend op basis van persberichten en mededelingen van de veiligheidsdiensten. Maar er zijn nog honderdduizenden Irakezen vermist, zodat het totaal slachtoffers het miljoen kan overstijgen. In dat cijfer moeten ook de Irakezen worden gerekend die stierven door gebrek aan drinkbaar water (zo heeft Basra, de tweede grootste stad van Irak nog altijd geen zuiver water), adequate medische verzorging, armoede enz. Bovendien zijn ten minste vier miljoen Irakezen moeten vluchten Zowat de hele intelligentsia is na doodsbedreigingen naar het buitenland getrokken. De andere helft is in Irak zelf naar elders moeten verhuizen ten gevolge van sektarisch en etnisch geweld dat het gevolg was van de Amerikaanse invasie. Voor de Irakezen is de balans verre van positief.
Democratisch voorbeeld
Dat Irak een lichtend democratisch voorbeeld voor de hele regio zou zijn, zoals Obama beweert, zal een maar door weinigen gedeelde opinie zijn. De grote problemen van Irak zijn nog altijd niet opgelost. De Koerden genieten in het noorden van een feitelijke autonomie, die ze nog willen uitbreiden naar andere gebieden, onder meer de oliestad Kirkoek. Er is nog altijd geen oplossing voor het probleem van de verdeling van het oliegeld tussen de regio’s. De Koerdische regering probeert eigen akkoorden voor de oliewinning te sluiten met buitenlandse maatschappijen, maar stoot daarbij op verzet van de regering in Bagdad. Naast dit etnisch probleem zijn er nog de religieuze conflicten tussen soennitische en sjiitische moslims.
Evenals de Koerden beginnen de soennieten, een minderheid van ongeveer 45%, die tot de val van Saddam Hoessein aan de macht waren in Bagdad, te denken aan autonomie voor de soennitische gebieden naar Koerdisch model. Ze voelen zich bedreigd en belaagd door de sjiitische eerste minister Maliki. Kort voor het vertrek van de laatste Amerikanen begon deze honderden soennieten, vooral voormalige leden van Saddam Hoessein’s Baath-partij, op te pakken. Op zaterdag 17 december trok de door de soennieten gesteunde Iraqiya-coalitie haar 90 verkozenen uit het parlement terug. Ze beschuldigde Maliki ervan dat hij de macht wil grijpen – lees: de nieuwe dictator wil worden – en dat hij alle democratische procedures aan zijn laars lapt door de politiek gekleurde arrestaties. Een dag later diende Maliki in het parlement een motie van wantrouwen in tegen een prominente soennitische vice-premier en nog een dag later vaardigde hij een arrestatiebevel uit tegen de soennitische vice-president Tariq al-Hashimi, die echter tijdig naar Koerdistan kon vluchten. Al-Hashimi, die verklaarde verbaasd te zijn dat Obama durfde zeggen dat hij een “democratisch Irak” achterliet, wordt ervan beschuldigd een doodseskader te leiden. Wat door de betrokkene in alle toonaarden wordt ontkend.
Hoe dan ook is het geen geheim dat ook Maliki, en de leiders van andere sjiitische partijen, hun eigen milities hebben en die inzette tegen politieke tegenstanders. Maliki zelf is er door mensenrechtenorganisaties van beschuldigd geheime gevangenissen te leiden, waar wordt gefolterd. Ook heel wat politieke moorden worden aan hem toegeschreven.
Al eerder had Maliki de opname in het Iraakse leger stopgezet van de 80.000 soennitische leden van de “Ontwakingsgroepen”, die de in de provincie Anbar de Amerikanen met succes Al Qaeda hielpen bestrijden. En die zich nu opnieuw tegen de regering dreigen te keren – de grote aanslagen van de voorbije weken wijzen er op dat ze daar al mee begonnen zijn. Het is duidelijk dat Maliki op een confrontatie uit is en zoveel mogelijk macht naar zich wil trekken.
Dat probeerde hij eerder al toen hij, in samenwerking met de Amerikanen, het “Leger van de Mahdi”, de militie van de nationalistische sjiitische leider Moqtada al-Sadr, poogde te elimineren. Die militie had in 2003 het voortouw genomen in het gewapend verzet tegen de Amerikaanse bezetters. Al-Sadr zag zich zelfs verplicht enkele jaren in ballingschap naar Iran te gaan, maar veroverde opnieuw een machtspositie in het parlement in de verkiezingen van vorig jaar. Het is dankzij hem dat Maliki kon terugkeren als premier. Wat niet betekent dat al-Sadr gematigder is geworden: hij verklaarde na de Amerikaanse terugtrekking dat Amerikaanse diplomaten weer een rechtmatig doelwit zijn geworden voor zijn militie. Duidelijk is dat Irak nog beroerde tijden te wachten staan.
Teken van zwakte
Dat de VS zich formeel uit Irak hebben moeten terugtrekken is een teken van zwakte, zelfs van neergang van de Amerikaanse macht. Ze hebben de hand van Maliki, die de Amerikanen wel graag wou houden, niet kunnen forceren. Meer nog ze hebben hem er niet van kunnen overtuigen de door de Arabische Liga aan Syrië opgelegde sancties te volgen. Samen met Libanon stemde Irak op de bijeenkomst van de Liga tegen de sancties. Dat heeft economische redenen. Syrië is een van een van de belangrijkste handelspartners van Irak en een boycot van Syrië zou Bagdad dus heel wat handel en geld kosten.
Maar er zijn ook ideologische redenen. Syrië wordt geleid door de alawietische minderheid van rond de 10% van de bevolking. De alawieten zijn, hoewel als heterodox beschouwd, een onderdeel van de sjiitische wereld. Ze kunnen daarom rekenen op sympathie bij de Iraakse sjiieten – terwijl om dezelfde reden de voorkeur van de Iraakse soennieten naar de soennitische opstandelingen in Syrië gaat. Het bondgenootschap tussen Syrië en Iran berust voor een groot deel op dezelfde geloofdsbasis.
De zwakte van de Amerikanen blijkt ook uit het feit dat ze er niet in geslaagd zijn de Iraakse olievoorraden, de derde belangrijkste ter wereld, in handen te krijgen. Momenteel produceert Irak 2,9 miljoen vaten per dag, maar het droomt ervan tegen 2017 met 12 miljoen vaten de grootste producent ter wereld te worden. Tot dusverre heeft het Iraakse ministerie van Olie twaalf licenties toegekend voor de olievelden in het zuiden aan oliemaatschappijen uit China, Rusland, Zuid-Korea, Groot-Brittannië, Nederland en elders. Slechts één licentie ging naar de Amerikanen, met name naar de firma Exxon Mobil.
Ten slotte hebben de Amerikanen door hun ondoordachte, en op de verkeerde gronden van de vermeende massavernietigingswapens, gebaseerde invasie hun nieuwe boeman Iran in de kaart gespeeld. De Irakezen zijn, op de Koerden na, Arabische nationalisten en zijn geen vazallen van Iran. Maar de religieuze solidariteit speelt. De sjiitische partijen in Irak kijken allemaal naar Iran. Met het vertrek van de Amerikaanse troepen uit Irak is de omsingeling van Iran verbroken en de invloed van Iran in Irak vergroot. Binnen twee jaar, in 2014, vertrekken de westerse geallieerden uit Afghanistan en wordt de omsingeling van Iran ook langs die kant doorbroken.
Afghanistan en Irak zijn voor het Westen twee totale fiasco’s geworden, maar het lijkt niettemin andere riskante avonturen niet uit te sluiten. In het militaire vrij weerloze Libië zijn ze erin geslaagd het regime van kolonel Muammar Kadhafi omver te werpen. Syrië is de verleidelijk volgende prooi – naar verluidt zouden de rebellen al wapens krijgen via Turkije – maar dat dreigt tot een algemene oorlog in het Midden Oosten te leiden. Hetzelfde is het geval als, omwille van Teheran’s vermeende atoomwapenprogramma, Iran zou worden aangevallen. Wat in 2012, onder impuls van Israël, tot de mogelijkheden wordt gerekend.
(Uitpers, nr. 138, 13de jg., januari 2012)