Met Pete Hegseth als VS-minister van Defensie, zouden er wel eens gevaarlijke tijden kunnen aanbreken voor activisten/demonstranten in de VS. Trump wil graag het leger inzetten tegen burgerprotesten. Dat werd tijdens zijn eerste termijn gedwarsboomd door twee dingen: de illegaliteit ervan onder de ‘Posse Comitatus’-wet uit 1878, die federale troepen traditioneel verbiedt om burgerwetten te handhaven; en de herhaalde bezwaren van het militair leiderschap.
Toen er in het hele land massale demonstraties uitbraken uit protest tegen de moord op George Floyd op 25 mei 2020, slaagde toenmalig president Trump erin om illegaal duizenden troepen van de Nationale Garde naar Washington te sturen. Om ze tegen het protest te kunnen inzetten, zei Trump aan zijn minister van Defensie, Mark T. Esper, en aan de voorzitter van de ‘Joint Chiefs of Staff’, generaal Mark A. Milley, dat hij zich wilde beroepen op de ‘Insurrection’-wet, een maas in het net van de Posse Comitatus-wetgeving, die de president in staat stelt om een gevaarlijk protest te bestempelen als een “opstand”. Dit zou de president (later zelf ironisch genoeg aangeklaagd als aanstichter van een opstand) toestaan om het leger in te zetten voor civiele ordehandhaving.
Maar Esper en Milley weigerden dit toe te staan. Esper vertelde later over zijn weigering nadat Trump hem had gevraagd of het leger demonstranten “gewoon in de benen kon schieten of zo” als reactie op de protesten. In een gelijkaardige weigering riepen 89 voormalige defensie-ambtenaren Trump in een statement op 5 juni 2020 op, om af te zien van zijn plannen om militairen in actieve dienst in te zetten om burgers onder controle te houden.
Volgende keer
Dus Trump werd in zijn eerste termijn belet om het leger te laten aanrukken om burgerprotest de kop in te drukken dankzij de wettelijke waarborgen gehandhaafd door zijn eigen militaire- en defensieleiders. Trump betuigde later zijn spijt hierover en benadrukte tijdens een verkiezingsrally: “De volgende keer wacht ik niet.”
Pete Hegseth, Donald Trumps huidige keuze voor minister van Defensie, biedt hem een tweede kans op een bloedbad. “Toen president Trump mij voor deze functie koos, was de belangrijkste opdracht die hij me gaf het terugbrengen van de krijgerscultuur [‘warrior culture’] naar het ministerie van Defensie”, aldus Hegseth. Het is niet verrassend dat Hegseth tijdens zijn hoorzitting in de Senaat ter bevestiging van zijn post, weigerde te antwoorden op de vraag of hij een bevel van Trump zou opvolgen om op demonstranten te schieten. Zijn weigering werd door de senatoren begrepen als een teken dat hij een dergelijk bevel wel degelijk zou opvolgen. Dit betekent dat de waarborgen nu zijn gesloopt en dat Trumps intentie om militair geweld te gebruiken tegen demonstranten niet langer zal worden beteugeld.
Nog beangstigender is dat Hegseth niet alleen niet zou weigeren om militairen in te zetten tegen burgerprotesten. In zijn geschriften maakt hij duidelijk dat hij, als minister van Defensie, van plan is om het doelwit van het VS-leger proactief te verschuiven van buitenlandse vijanden naar de “vijand binnenin”, waarmee hij duidelijk links in al zijn vormen bedoelt.
De laatste tijd heb ik heel wat gelezen over het gruwelijke militaire geweld dat de Argentijnse junta en de Chileense dictator Pinochet gebruikten tegen vreedzame demonstranten. Ze werden in stadions bijeengedreven om massaal neergeschoten te worden of vanuit zogenaamde ‘doodsvliegtuigen’ in de oceaan gegooid. Als we niet goed opletten en ons niet verweren, kunnen VS-demonstranten de volgenden zijn.
Dit vertaalde artikel verscheen eerder op Counterpunch. Met dank aan Vrede.
(Een pleidooi voor warrior culture? Zie: https://havokjournal.com/culture/this-is-a-call-to-arms/
