Alle goede bedoelingen ten spijt, is het een illusie te denken dat met peperdure, paginagrootte advertenties (zoals in de Metro van 23 februari), de Nationale Commissie voor internationale samenwerking en Duurzame Ontwikkeling (NCDO) de verwerkelijking van de millenniumdoelen een stap dichterbij zal brengen.
Daarvoor zou de NCDO bij de media moeten aankloppen. Niet voor een inzamelingsactie, maar met het verzoek om met elkaar een Brede Maatschappelijke Discussie (BMD) op de rails te zetten, waarin – ‘in het licht van de millenniumdoelen’ – het primaat van de economie in de politiek (wie betaalt bepaalt) openlijk ter discussie wordt gesteld. Dit impliceert, dat door die BMD niet alleen het primaat van de economie maar tevens ons aanbeden partijpolitiek bestel (dat draait om heilig verklaarde periodieke verkiezingen) openlijk ter discussie komt te staan. Alle partijen zetten zich immers primair in voor het economisch reilen en zeilen van ons land, getuige het laten doorrekenen van de partijprogramma’s door het Centraal Pan Bureau, in plaats van voor de wereldomvattende millenniumdoelen!
Kortom, eerst nadat de BMD een einde heeft gemaakt aan de bron van alle ellende, het economisch en partijpolitiek (machts-)denken, kan zicht ontstaan op de verwerkelijking van de millenniumdoelen, door de enige mondiale instantie die daarvoor is toegerust: “De Verenigde Naties”. Daarvoor zal onze volkerenorganisatie wel omgebouwd moeten worden van een organisatie van regeringen waarin de VS de scepter zwaait, tot een mondiaal beleidscentrum met bovennationale bevoegdheden. Geen onmogelijke opgave, omdat daarvoor een algemene VN-conferentie ter herziening van het Handvest noodzakelijk is, waarvoor artikel 109 alle mogelijkheid biedt.
Wat die broodnodige ombouw betreft moet met name worden gedacht aan de opheffing van de dictatoriale (vetorecht!) Veiligheidsraad. Zijn primaire taak, de handhaving van de internationale vrede en veiligheid, zal daarbij overgeheveld moeten worden naar de Algemene Vergadering. Deze krijgt daardoor de mogelijkheid uit te groeien van een ongeloofwaardig mondiaal praatcollege tot een gezaghebbend wereldforum, dat het vertrouwen van de wereldbevolking weet te winnen. Uiteraard niet door grootspraak of machtsvertoon, maar doordat het – op basis van de alom onderschreven mensenrechten en met behulp van onze ongeëvenaarde ‘know how’ op elk terrein – een rechtvaardig en doelmatig wereldbeleid van de grond weet te tillen, waarmee de wereldproblemen en het daarmee gepaard gaande onrecht adequaat bestreden kunnen worden. Voor de creatie van dit democratische mondiale beleid onder VN-vlag – waarin alle VN-leden vruchtbaar weten samen te werken zonder hun eigenheid of culturele identiteit
kwijt te raken – is de tijd meer dan rijp, gezien de fatale crisis waarin de wereld verkeert.
Wouter ter Heide
(Uitpers, nr 85, 8ste jg. , april 2007)