Na ‘Twee maten verlies’, een coming of age roman, waagt Marijke Coornaert zich met ‘De Tuin Van Eeden’ aan een historische roman. Dat is geen gemakkelijk genre en ik was dan ook benieuwd hoe ze het er vanaf zou brengen. Te meer omdat de figuur waar rond deze roman draait Frederik van Eeden (1860–1932) is, de Nederlandse schrijver van de ‘Tachtiger’-generatie en psychiater vooral bekend als de auteur van romans als ‘De kleine Johannes’ (1887) en ‘Van de koele meren des doods’ (1900). Frederik Van Eeden, in de roman Free genoemd, was ook psychiater en idealistische wereldhervormer en het is vooral vanuit dat laatste perspectief dat hij in deze roman belicht wordt. Dat vraagt enige historische duiding.
Walden
In 1898 stichtte Frederik Van Eeden de kolonie Walden – naar de gelijknamige boek van de Amerikaanse auteur Henry David Thoreau op het landgoed Groot-Cruysbergen in Bussum, te midden van de Gooise bossen. Dat was niet toevallig in het Gooi. Rond de eeuwwisseling woonden daar wel meer socialistische georiënteerde kunstenaars: Henriette Roland Holst, maar ook Herman Gorter en Ferdinand Domela Nieuwenhuis verbleven er in de buurt. Frederik Van Eeden, toen 38 jaar, wilde een nieuw leven beginnen en via de socialistische kolonie ‘Walden’ de contouren van een nieuwe, sobere samenleving zichtbaar maken. Coornaert opent haar roman met een fragment uit een brief die Van Eeden naar zijn vriend Henri Borel schreef: “Ik heb al lang mijn huis te groot gevonden en mijn leven te verkwistend. Dat opeten van wat anderen zo moeitevol voortbrengen, gaat mij verdrieten. Nu ga ik een stukje grond kopen, daarop een klein huis zetten, mijn huishouden bezuinigen en van mijn grond zien te halen wat er door overleg en werk van te halen is. Dan zal ik geld overhouden, en daarvan wil ik laten leven wie hetzelfde leven met mij wil delen, maar die er nu niet toe in staat is omdat hij zich niet vrij kan kopen van de maatschappij.” De kolonie ‘Walden’ werd op socialistische leest geschoeid, maar, zoals ook de meer anarchistisch geïnspireerde Ferdinand Domela Nieuwenhuis, had Van Eeden een afkeer van het dogmatisch socialisme en in zijn geschriften en lezingen ging hij vaak tekeer tegen het marxisme. Tijdgenoten bestempelden hem als een ‘utopist’ en ‘idealist’ die aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog bleef geloven in een ideale wereld waar arbeiders, boeren, kunstenaars en patiënten coöperatief hun bijdrage konden leveren aan een betere wereld. Architect Willem Bauer, die in de roman opgevoerd wordt als een zuipschuit, bouwde een vijftal hutten, waarvan de allereenvoudigste bewoond werd door Frederik Van Eeden zelf. Van Eedens vrouw en zonen deden niet mee aan het experiment. Zij woonden wel op het terrein, maar in een villa, vlakbij de hut van Van Eeden.
De kolonie kampte met heel veel moeilijkheden van allerlei aard, vooral ook veroorzaakt door de buitenwereld die de Walden-bewoners maar een stelletje nietsnutten vond. In een artikel over de kolonie schreven Sander Pleij en Xandra Schutte in 1998 in de Groene Amsterdammer over een “niet-aflatende stoet dagjesmensen die indianenverhalen over de ‘holbewoners’ van Walden hadden gehoord”. De schrijver Herman Heijermans noemde de wereldverbeteraar bijvoorbeeld niet zo heel vriendelijk ‘… een ongevaarlijke charlatan, een armzalig keuteltje. Wie hem ernstig neemt stelt het arbeidende volk gelijk met hysterische Bussumse juffrouwen.’ In een poging het project te redden werd Walden nog omgevormd tot een verbruikscoöperatie, maar het mocht niet baten. In 1907 ging de kolonie failliet. Frederik van Eeden bleef tot zijn dood in 1932 op Walden wonen, maar zijn project was feitelijk mislukt.
De vrouwen van Walden
De roman van Coornaert speelt zich af in het jaar 1899 op een ogenblik dat ‘Walden’ als experiment nog zeer jong is. Het kan nog alle kanten op met de kolonie, maar toch wordt al snel duidelijk dat ook in het paradijs dat ‘Walden’ had moeten worden niet alles peis en vree was. ‘De Tuin Van Eeden’ bestaat uit zes delen en is opgebouwd, deels uit originele brieffragmenten, maar vooral uit hoofdstukjes waarin het dagelijkse leven in de kolonie – en vooral ook de spanningen – vanuit het perspectief van de voornamelijk vrouwelijke bewoners in beeld wordt gebracht. Vrouwelijke figuren krijgen het woord, zoals Van Eedens vrouw Martha Van Eeden-Van Vloten, de Zuid-Afrikaanse Ada Van Heyningen, patiënte van Van Eeden en mede-stichter van ‘Walden’, de bediende Rosalie Offermans, zijn minnaressen Truida Everts en Ellen Van Hoogstraten, en de andere initiatiefnemers van Walden zoals onder meer de jonge kunstenaar Dirk Van der Woude. Van Eeden zelf komt zelf niet uitdrukkelijk aan het woord maar loopt als pijprokende, dominante founding father en goeroe doorheen het verhaal. Marijke Coornaert heeft gekozen om ‘Walden’ en de figuur van Frederik Van Eeden vanuit vrouwelijk standpunt te benaderen en dat levert geen fraai beeld op. In de roman wordt Van Eeden niet alleen opgevoerd als de bekende Tachtiger, literator, denker, filosoof, humanist, visionair, genie, maar ook als manipulator, veinzer, kameleon. schuinsmarcheerder, fanaticus, narcist, spiritist en mysticus. De vrouwen in ‘De tuin Van Eeden’ maken er voor hem een tuin der lusten van. Wie bij de naam van Van Eeden aan de lieftalligheid van ‘De kleine Johannes’ denkt, krijgt in dit boek wel een heel ander beeld van de auteur voorgeschoteld. In die zin is de roman van Coornaert niet alleen een feministische lezing van Frederik Van Eedens houding ten aanzien van vrouwen, maar kan het boek ook gelezen worden als een waarschuwing voor het verheerlijken van utopische experimenten.
Het kromme hout
De keerzijde van het utopisch denken – hoe waardevol het streven naar een voorafspiegeling van een andere betere maatschappij ook kan zijn – is het gevaar dat het een dystopisch verhaal wordt, waarin een of andere founding father of founding mother een veel te dominante rol toebedeeld krijgt. De Nederlandse filosoof Hans Achterhuis waarschuwt in vrijwel al zijn geschriften – en zeker in zijn boek ‘De erfenis van de utopie’ – voor de grote mogelijkheden maar ook grote gevaren van utopisch denken.
‘De tuin Van Eeden’ nodigt uit om daarover te reflecteren, want de thematiek die Marijke Coornaert in deze roman aansnijdt beperkt zich niet tot maatschappelijke experimenten als ‘Walden’ op het einde van de 19de eeuw. Ook in recentere historische periodes – ik denk dan bijvoorbeeld aan de communes die in jaren zestig van vorige eeuw ontstonden – grepen er achter de grote, allicht te grote utopische verwachtingen minder fraaie intermenselijke verhoudingen plaats. Ook in kleine revolutionaire bewegingen die radicaal wilden breken met het bestaande werden vaak de man-vouw rolpatronen niet doorbroken. Het doel – hoe ambitieus en nastrevenswaardig ook – heiligt zeker niet alle middelen. De ‘nieuwe mens’ is nog niet voor morgen, want we moeten, zoals Kant schreef, rekening houden met het kromme hout waaruit de mens gemaakt is. Daarom: een voorafspiegeling van die andere maatschappij moet in het hic et nunc aanwezig zijn. Prefiguratie verwijst naar experimenten die anticiperen op een toekomstige samenleving die nog niet kan worden gerealiseerd. ‘Door in de praktijk het doel te ‘voorafbeelden’, zo stelt de onlangs overleden antropoloog en Occupy-activist David Graeber, probeert men een beter beeld te vormen van hoe dat ideaal er concreet kan uitzien. Men creëert zo een grotere continuïteit tussen het politieke handelen en de uiteindelijke doelen.’ Dat proberen de Zapatisten op dit ogenblik in Chiapas ook, step by step met vallen en opstaan, mannen én vrouwen. Ook de recente coöperatieve bewegingen die aan een revival bezig zijn, zullen hier zeker rekening mee moeten houden. (1)
Feministisch perspectief
Het boek van Coornaert nodigt uit om te reflecteren over andere samenlevingsvormen. Vandaar die korte, eerder filosofisch-ideologische excursie die ik hierbij maak. Maar ook als historische roman komt ‘De tuin Van Eeden’ goed uit de verf. De auteur heeft zich uitstekend ingelezen in publicaties om de tijdgeest te evoceren, waardoor je als lezer meegevoerd wordt in het dagelijkse leven in al zijn facetten van een compleet andere epoque. Daarnaast is er ook de vernuftige opbouw van het boek: historische en andere brieffragmenten wisselen af met bedenkingen en beschrijvingen van de protagonisten, waardoor het overwegend vrouwelijk perspectief op de figuur van Frederik ‘Free’ Van Eeden vele en andere accenten krijgt dan in het beeld dat doorgaans van hem werd geschetst. In het boek voert Marijke Coornaert een veldwachter op die zij Jan Fijnton noemt en die huwt met Rosalie Offermans. Hij is ook de auteur van een rapport dat ‘De Tuin Van Eeden’ heet en dat hij opstelde naar aanleiding van de zelfmoord van de jonge dichter Dirk Van der Woude. In haar nawoord schrijft Marijke Coornaert dat Jan Fijnton een fictief personage is en een anagram van Jan Fontijn, die zij de échte inspirator noemt voor haar roman, want zij maakte dankbaar gebruik van zijn tweedelige biografie over Frederik Van Eeden. Deze en andere non-fictie gegevens wendt zij op een slimme manier aan om vanuit een feministisch perspectief de Walden-wereld te kunnen verbeelden, en daarmee nodigt ze de lezer tevens uit om te reflecteren over de grote mogelijkheden maar ook gevaren verbonden aan maatschappelijk vernieuwende experimenten.
(1) Walter Lotens, De nieuwe coöperatie, tussen realiteit & utopie, LannooCampus, Leuven, 2013