“Een mijlpaal in de geschiedenis van de vrijheid”, noemde president Bush 15 december 2005, de dag van de verkiezingen in Irak. “Mensen die zo lang onder tirannie leefden zullen volwaardige leden van de vrije wereld worden”, voegde hij er nog aan toe.
Wat die vrijheid dan precies mag inhouden – ervan uitgaande dat de betekenis van deze term in hoge mate voor interpretatie vatbaar is en menig filosoof stof tot nadenken bezorgde – is niet het thema van wat volgt. Een analyse van de gekende feiten omtrent deze verkiezingen zal desondanks de vraag of dit soort vrijheid de offers waard was oproepen.
Legitimiteit
De verkiezingen van 15 december 2005 in Irak waren een rechtstreeks gevolg van een invasie door buitenlandse legermachten en de er op volgende bezetting van het land. Aanvankelijk motiveerden de VS-regering en haar coalitiepartners de invasie met de dreiging door Iraakse massavernietigingswapens – waarvan, zoals achteraf bleek, zij wisten dat die er niet waren – en met de eveneens verzonnen band tussen Al-Qaeda en Irak. Kort daarna werd dan het humanitaire aspect van de hele missie er bij gehaald: Het regime van Saddam Hussein moest ten val worden gebracht om de Irakezen van deze tirannie te bevrijden. Oude beelden werden weer eens bovengehaald. Saddam had duizenden van zijn eigen mensen vergast. Nochtans concludeerde het Amerikaanse leger in een historische publicatie van 1990 ter voorbereiding van de Eerste Golfoorlog dat volgens hun onderzoek de Iraanse troepen voor deze aanval verantwoordelijk waren, en dat bovendien het gegeven aantal van 5.000 gedode Koerden eveneens verdacht is. Er zijn zo nog meer gevallen waarbij het pre-invasie regime volgens mij het voordeel der twijfel verdient. Dit doet hier echter niet terzake.
In juli 2004 verkondigde Kofi Annan dat de oorlog tegen Irak illegaal was. Reden genoeg om eens na te gaan wat het internationaal recht hierover zegt.
Volgens Artikel 2 §3 van het Handvest van de Verenigde Naties moeten “alle leden van de Verenigde Naties hun onderlinge geschillen met vreedzame middelen beslechten, en zo dat de internationale vrede, veiligheid en gerechtigheid niet in het gedrang komen.” In §4 wordt vervolgd: “Alle leden zullen zich met betrekking tot hun internationale relaties onthouden van de dreiging met en het gebruik van geweld tegen de territoriale integriteit en de politieke onafhankelijkheid van gelijk welke staat, of van gelijk welke handelingen die in strijd zijn met de doelstellingen van de Verenigde Naties.”(1)
Punt 6 van Resolutie 1514 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (14/12/1960) zegt: “Elke poging met als doel de gedeeltelijke of volledige verstoring van de eenheid en de territoriale eenheid van een land is niet verenigbaar met de doelen en de principes van het Handvest van de Verenigde Naties.”
De unilaterale aanval op de soevereine staat van het Iraakse volk was volgens het Handvest, dat ook door de VS werd ondertekend, illegaal. Maar goed, dit is de theorie; de realiteit is dat de coalitietroepen het land zijn binnengevallen en het regime hebben omvergeworpen. Op 1 mei 2003 verklaarde G.W. Bush dat de grote gevechten waren afgelopen en zo werden de VS officieel de bezettende macht in Irak, wat op 22 mei d.m.v. resolutie 1483 van de VN Veiligheidsraad formeel werd erkend.
Vervolgens installeerden de VS ter vervanging van het oude regime de Coalition Provisional Authority onder leiding van Paul Bremer. Tussen 16 mei 2003 en 28 juni 2004 vaardigde dit bestuur meer dan 100 nieuwe wetten en reglementeringen uit in het land. Een van de ingrijpende veranderingen die hiermee werden bewerkstelligd is de transformatie van een geleide markteconomie naar een vrije markteconomie, waardoor staatsbedrijven geprivatiseerd werden en buitenlandse investeerders nagenoeg absolute toegang tot de Iraakse economie kregen en hun opbrengsten volledig naar het buitenland zouden kunnen transfereren. De Transitional Administrative Law, een voorlopige grondwet opgesteld door de CPA, beschrijft de procedure voor de verkiezing van een grondwetgevende vergadering (verkozen in januari 2005), het ontwerp van een nieuwe grondwet, het referendum over die grondwet en de verkiezingen van een nieuw parlement. Nochtans gebieden Artikel 43 van het Verdrag van Den Haag(2) (1907) en Artikel 64 van de vierde Conventie van Genève(3) (1949) bezettingsmachten om de wetten van het bezette land te respecteren.
Sedert 1958 had Irak een eigen grondwet, die de door Groot-Brittannië opgelegde grondwet van 1925 verving en komaf maakte met de Britse kolonisatie. De grondwet werd sindsdien viermaal uitgebreid: in 1964, 1968, 1970 en 1990. Zonder rechtskundige te zijn en zonder deze opeenvolgende versies van de Iraakse grondwet tot in detail doorgenomen te hebben, stel ik vast dat er duidelijk een scheiding der machten in werd gedefinieerd, en er veel aandacht aan de sociale zekerheden van de bevolking werd geschonken.(4) Om een vrije, democratische staat tot stand te brengen was geen behoefte aan een nieuwe grondwet. Sedert het presidentschap van Saddam Hussein werden de rechten van de Koerden afzonderlijk gespecificeerd en was er een duidelijke verschuiving naar een meer socialistisch model. Ook het pan-Arabisme werd erin benadrukt. Wellicht zijn zowel het socialistische als het pan-Arabische aspect van de Iraakse staat een belangrijk punt geweest in de motivatie om het land aan te vallen. Tenslotte was het met deze grondwet niet mogelijk om als buitenlandse macht controle over de Iraakse petroleumbronnen te krijgen, en indien de Iraakse welvaart verder had toegenomen, zou ook het domino-effect een bedreiging worden voor de kapitalistische supermachten.
Dus stelde de CPA een tijdslijn op om al de Iraakse politieke en sociale verworvenheden ongedaan te maken en een staat naar kapitalistisch model te ontwerpen, ondanks de internationale overeenkomsten die een bezettingsmacht verplichten de wetten van het bezette land te respecteren.
Chaos
Na de invasie van 2003 is de Iraakse samenleving in een toestand van extreme chaos vervallen. ‘Operation Iraqi Freedom’ richtte een enorme ravage aan. De infrastructuur werd grotendeels verwoest en het medisch personeel kon de toevloed van gewonden amper aan. Toen in de chaos tijdens Operation Iraqi Freedom plunderaars in actie schoten om binnen te rijven wat ze konden, stonden de buitenlandse troepen erbij en keken ernaar. Enkel het Ministerie van Petroleum en het Ministerie van Economie werden zo snel mogelijk veilig gesteld. De ordediensten van het vroegere regime werden ontbonden en door de buitenlandse troepen vervangen. Deze buitenlandse manschappen hadden echter geen binding met de plaatselijke cultuur, wat bijdroeg tot de chaos en het ongenoegen van de bevolking.
In mei begon het verzet tegen de bezetter op gang te komen. Terwijl Washington erop rekende door de Iraakse bevolking op handen te zullen worden gedragen voor hun bevrijding, bleek een aanzienlijk deel van de Irakezen het verzet te steunen. Nog tijdens de invasie zelf waren duizenden strijders van de in Iran gevestigde Badr-brigade, de gewapende vleugel van de Supreme Council for the Islamic Revolution in Iraq (SCIRI, een van de winnende partijen in de afgelopen verkiezingen), het land binnengekomen om de coalitietroepen bij te staan bij de omverwerping van het regime van Saddam Hussein. Sedert begin 2005 terroriseren doodseskaders van deze brigade soennitische burgers. Ook van de Koerdische Peshmerga kregen de coalitietroepen medewerking tijdens de invasie, en later bij hun pogingen om het verzet tegen de bezetting te onderdrukken.
De bezetter had na de invasie ook nagelaten Iraks grenzen te beveiligen, waardoor allerlei tuig met ongezonde bedoelingen het land in kon; met hun ‘Oorlog tegen het Terrorisme’ brachten Bush&co het terrorisme naar Irak. Naarmate de aanslagen van het verzet op de bezettingstroepen en huurlingen toenamen, dreef het Amerikaanse leger de aanvallen tegen Iraakse steden op. Hun operaties die talrijke slachtoffers onder de burgers maakten en die hoofdzakelijk in westelijk Irak plaatsvonden rechtvaardigden ze met voortdurende verwijzing naar de toenemende zelfmoordaanslagen tegen de bevolking. De systematische verwoesting van de steden langs de Eufraat werd uitgevoerd in naam van de strijd tegen de terroristen. Op deze wijze werd de illusie gecreëerd dat het verzet en de terroristen één pot nat zijn. Voor veel Irakezen is echter al langer duidelijk dat de bloedige aanslagen tegen burgers niet door het verzet worden uitgevoerd. Verschillende van mijn contacten vermeldden reeds meermaals dat deze grotendeels aan Iraniërs zijn toe te schrijven. Toen de omverwerping van het oude regime een vacuüm in Irak veroorzaakte, ontstond een grootscheepse intocht vanuit het radicaal religieuze Iran, dat decennia lang deze kans geduldig afwachtte. Ondertussen zijn deze fundamentalistische krachten vergaand in de Iraakse politiek geïnfiltreerd. Ze bieden vooral steun aan de SCIRI- en de Dawa-partij.
In deze chaotische situatie van verwoeste infrastructuur, weggerukte sociale voorzieningen, criminele activiteiten van individuen en groepen, aanhoudende aanvallen op Iraakse steden door de bezettingtroepen, doodseskaders, bomaanslagen op burgerdoelwitten en een ingrijpende infiltratie vanuit naburig Iran moesten de verkiezingen volgens het tijdschema door de VS opgelegd plaatsvinden. Voor de Verenigde Staten, die sterk onder vuur liggen door hun oorlog tegen Irak, is het uiteindelijk zeer belangrijk om met goed nieuws te kunnen uitpakken. Het ‘bewijs’ voor de democratische vooruitgang in het land is daarbij onmisbaar.
Verloop van de verkiezingen
Een aantal groepen die bij de verkiezingen van januari en het referendum over de grondwet nog hadden opgeroepen deze te boycotten trachtten deze keer de opkomst voor de verkiezingen te stimuleren. Vanuit het verzet was de melding gekomen dat ze zich kalm zouden houden om geen burgerlevens in gevaar te brengen. Op het einde van de verkiezingsdag kwamen de eerste berichten dat de verkiezingen volgens de norm waren verlopen en er een opkomst van 70 % was geweest. Een opsteker voor president Bush die een paar dagen later trots de natie toesprak, zeggende dat de missie de moeite waard was – ondanks het feit dat de initiële redenen die ervoor werden opgegeven, de massavernietigingswapens en de band met Al-Qaeda tot op de dag van vandaag geen steek blijken te houden. Dat de door Iran gesteunde United Iraqi Alliance volgens de eerste tellingen er als grote overwinnaar uitkwam, en de door Amerika gesteunde seculiere Allawi het aanzienlijk minder goed had gedaan dan verwacht, bleef onvermeld.
Kort na de verkiezingen begonnen de klachten binnen te stromen over onregelmatigheden bij de verkiezingen. Een hooggeplaatst lid van de United Iraqi Alliance opperde dat Islamitische fundamentalisten en Saddamisten de verkiezingsuitslag in vraag stelde, maar als men wat nauwer toekijkt over welke klachten het gaat is er toch wel enige reden om de wenkbrauwen te fronsen. Het begon reeds voor de verkiezingen, toen aan de Iraanse grens een tankwagen met duizenden deels reeds ingevulde stembiljetten werd onderschept. De chauffeur verklaarde dat er nog minstens drie zulke tankwagens op verschillende plaatsen de grens waren overgesmokkeld. Een groot aantal klachten betreft intimidaties door de milities die met de huidige autoriteiten samenwerken: in het noorden de Koerdische Peshmerga, in het centrum en het zuiden van het land de Badr-brigades. Uit Basra kwam onder andere een melding van een vader en zoon, beiden reeds overleden, die als kiezers geregistreerde stonden. Er zijn ook verschillende berichten dat – vooral in het Koerdisch deel van het land kiezers meerdere keren gingen stemmen.
Een maand voor de verkiezingen maakte het de-Ba’athificatiecomité een lijst van 185 vermoedelijke leden van de Ba’athpartij bekend, voor wie het volgens Order 1 van de CPA verboden is een openbaar ambt op te nemen. Het verkiezingscomité had op zijn beurt geoordeeld dat er geen bewijzen voor het Ba’athlidmaatschap voorhanden waren, en hadden de betreffende personen niet van de kieslijsten geweerd. Een week na de verkiezingen oordeelde een Iraakse rechtbank echter dat een aantal van de verkozenen gediskwalificeerd zouden worden.
Ondertussen zijn er een 1.500 klachten binnengelopen, waarvan er minstens 35 ernstig genoeg worden bevonden om in bepaalde gebieden de verkiezingsuitslag te hebben beïnvloed. De Iraakse Verkiezingscommissie heeft zich inmiddels ook bereid verklaard het verkiezingsverloop aan een internationaal onderzoek te laten onderwerpen en een team van de International Mission for Iraqi Elections zal dit onderzoek uitvoeren.
De toekomst
Tenzij het onderzoek van de IMIE uiterst grootschalige fraude vanuit de winnende zijde van deze verkiezingen blootlegt, zullen de resultaten waarschijnlijk niet veel aan de verkiezingsuitslag veranderen. Wat kan dit betekenen voor de toekomst van Irak?
Het ziet er naar uit dat de sektarische verdeling van Irak, die oorspronkelijk door de VS gestimuleerd werd om een zwakke en controleerbare staat te creëren, een schot is dat naar achter afgaat. De grote winnaar van de Iraakse verkiezingen werd een van de staten die door Washington tot de As van het Kwaad worden gerekend: Iran. Irak, dat ooit een sterke start maakte om tot een sociale welvaartsstaat uit te groeien, dreigt nu tot een theocratische staat te verworden, waar mensenrechten geen thema zijn. Ook de Koerden hebben nu de kans zich volledig van Irak af te scheuren en zullen dit niet doen zonder – met geweld als het moet – Kirkoek te veroveren. De dreigende burgeroorlog die voor de modale Irakees quasi ondenkbaar was – Irak kent zoveel gemengde families, moet je weten, en een wissel tussen sjiitisme en soenisme was altijd zo makkelijk(5) –lijkt nu plots zo reëel.
Proficiat, Bush&co! Ik huil mee met mijn vrienden in de wieg der beschaving, waar ooit de eerste wetten werden geschreven: de dochter van een Koerdische vader en een soennitische moeder; de zoon van een soennietische vader en een sjiitische moeder; de zoon van een sjiitische moeder met een soennitische broer… Hun droom van een vrij Irak is vervlogen.
(Uitpers, nr. 71, 7de jg., januari 2006)
De auteur van dit artikel is lid van het BRussells Tribunal Executive Committee.(6)
Voetnoten:
(1) Handvest van de Verenigde Naties, Hoofdstuk I: Doelstellingen en Principes. (http://www.unhchr.ch/html/menu3/b/ch-chp1.htm)
(2) The authority of the legitimate power having in fact passed into the hands of the occupant, the latter shall take all the measures in his power to restore, and ensure, as far as possible, public order and safety, while respecting, unless absolutely prevented, the laws in force in the country.
(3) The penal laws of the occupied territory shall remain in force, with the exception that they may be repealed or suspended by the Occupying Power in cases where they constitute a threat to its security or an obstacle to the application of the present Convention.
Subject to the latter consideration and to the necessity for ensuring the effective administration of justice, the tribunals of the occupied territory shall continue to function in respect of all offences covered by the said laws.
The Occupying Power may, however, subject the population of the occupied territory to provisions which are essential to enable the Occupying Power to fulfil its obligations under the present Convention, to maintain the orderly government of the territory, and to ensure the security of the Occupying Power, of the members and property of the occupying forces or administration, and likewise of the establishments and lines of communication used by them.
(4) http://www.iraqiconstitution.org/previous.asp
(5)
http://iraquna.blogspot.com/2004/11/sunni-and-shiite-iraq-intermingling.html(6)
www.brusselstribunal.org