Californië zucht al jaren onder de black-outs, lange stroomonderbrekingen die bedrijven, openbare diensten en huishoudens treffen. Het frauduleuze failliet van stroomhandelaar Enron legde vorig jaar de grote kwetsbaarheid van de vrije markt in stroom bloot. En de recente enorme stroompanne in de VS en Canada maakte zelfs president George W. Bush duidelijk dat de vrije markt zware problemen creëert. Toch blijft de EU zweren bij de liberalisering van elektriciteitsvoorziening.
De ingezette liberalisering van de Europese stroomvoorziening had officieel tot doel door de ‘vrije concurrentie’ de prijzen te doen dalen. Maar aangezien stroom niet kan worden gestockeerd, zijn de prijzen ervan zeer wisselvallig en over een langere periode beschouwd stijgende. Zodanig zelfs dat veel ondernemers vragen gaan stellen bij de «vrijmaking » van de stroommarkt.
De «vrijmaking » van de stroommarkt roept bijzonder veel vragen op in Frankrijk, een van de grootste producenten van elektriciteit in Europa. Een hoge ambten aar heeft onder pseudoniem, François Soult, een boek gepubliceerd over wat hij als een aangekondigde catastrofe bestempelt (EDF, chronique d’un désastre annoncé’ ). EDF is het enorme Franse staatsbedrijf waarvoor de regering van ‘la gauche plurielle’ van Lionel Jospin plannen uitwerkte voor de gedeeltelijke privatisering, voorgesteld onder het eufemisme ‘ouverture du capital’ (het kapitaal openstellen).
Zijn uitgangspunt is dat elektriciteit geen gewone koopwaar is. « Het is een vitaal goed dat men niet door een ander kan vervangen, waarvan het verbruik niet kan worden uitgesteld en dat bovendien niet kan worden opgeslagen », zegt ‘Soult’. Vandaar alleen al dat de zogenaamde marktmechanismen in de stroomvoorziening niet kunnen spelen. Maar niet alleen dat, onderstreept Soult, stroomvoorziening behoort tot het openbaar domein, er moet een permanent evenwicht zijn tussen vraag en aanbod. Bij een onevenwicht worden alle verbruikers door stroomonderbrekingen getroffen. Het is ook een sector waarin door de aard van de activiteit geen plaats is voor kleine ondernemingen.
Dat zou met de crisis in Californië, het failliet van Enron en nu ook met de enorme stroompanne in Noord-Amerika voor iedereen duidelijk moeten zijn. Maar, aldus Soult in een gesprek met de krant Le Monde (22-08-03), de verantwoordelijken hebben daar nog geen lessen uit getrokken. Ze blijven het voorstellen alsof de liberalisering van de stroomvoorziening onvermijdelijk is, alsof het debat is afgesloten. Maar het debat daarover moet volgens hem nog beginnen: « wat stellen we vast? Hoe meer klanten kunnen kiezen, des te meer producenten zich aandienen; hoe moeilijker het wordt om het evenwicht tussen vraag en aanbod te behouden, des te duurder de elektriciteit wordt. Op de markt nemen de risico’s toe, wat dan weer de nodige investeringen afremt. Een systeem van regeling is onontbeerlijk. EDF vertoont veel gebreken, maar heeft ook enkele kwaliteiten door het feit dat het een openbaar bedrijf is ».
De expert betwist ten stelligste dat de ingezette liberalisering tot een betere dienstverlening tegen lagere prijzen zal leiden. « Het omgekeerde gebeurt. De verbruiker wil een gewaarborgde voorziening tegen een voorspelbare prijs, de producent wil een verzekerde afzet? De markt laat dat niet toe. De kwaliteit hangt niet af van de producent, maar van het net dat een monopolie blijft ». Soult wijst erop dat een uitgebreid onderzoek in Australië aantoonde hoe de versnippering van de activiteiten zware extra kosten meebrengt.
Overal waar de elektriciteit geliberaliseerd is, zijn de prijzen gestegen, onderstreept Soult. Het is een vaststelling waarvan we de echo de jongste maanden ook meer en meer terugvinden in onze pers: de verbruikers worden gewaarschuwd zich geen illusies te maken in goedkopere elektriciteit, het zou wel eens omgekeerd kunnen zijn.
EDF, chronique d’un désastre annoncé. François Soult. Ed. Calmann-Lévy, 2003, 18 euro.
(Zie ook: www.france.attac.org: ‘EDF une privatisation annoncée qui masque une spoliation à venir de la collectivité nationale’. EDF, een aangekondigde privatisering waarachter een toekomstige roof ten koste van de samenleving schuilgaat).
Intussen : Alstom
Maar de liberaliseringdrang belet intussen niet dat de zeer liberale Franse regering deze zomer de privé-reus Alstom ter hulp te snelde door ze gedeeltelijk te nationaliseren.
Alstom is (of was) een van de pronkstukken van de Franse industrie met in totaal 118.000 personeelsleden. Alstom is de grootste producent ter wereld van hoge snelheidstreinen en is een van de grootste bouwers van elektriciteitscentrales.
Maar vooral in die laatste sector kreeg Alstom klappen. De liberalisering van de stroommarkt opende enkele jaren geleden ruime horizonten. Vooral stroomhandelaars als Enron hielden voor dat er zeer snel veel meer centrales moesten worden gebouwd. Alstom klopte aan bij de Zwitsers-Zweedse ABB voor know how. Maar die technologie bleek niet zo op punt te staan, bovendien zorgde ook het faillissement van Enron voor ontnuchtering. Intussen zat Alstom wel met 5 miljard euro rekeningen bij ABB.
Begin juli was er ineens groot alarm: Alstom zat met een schuldenberg van 4,9 miljard euro, tegenover een eigen kapitaal van 900 miljoen. Tot overmaat van ramp bleven de bestellingen achterwege. Alstom, honderd procent privé, dreigde failliet te gaan. Nochtans had een van de grote schuldigen daaraan, de vorige directeur, Pierre Bilger, kort daarvoor nog een afscheidspremie gekregen van 5 miljoen euro!
De nieuwe baas, Patrick Kron, rekende op de overheid, de Franse regering kon toch geen kroonjuweel als Alstom overkop laten gaan. De eerste denkpiste ging in de richting van Areva, het overheidsbedrijf in de nucleaire sector dat Alstom zou kunnen redden door overname.
Maar Anne Lauvergeon, de bazin van Areva, had daar absoluut geen oor naar. Ten eerste stond dat samenwerking met Siemens in de weg, zei ze. Maar ze weigerde vooral omdat de overname van Alstom de privatisering van Areva in de weg zou staan. Lauvergeon is goed gekend bij de werknemers van het vroegere FCI in Mechelen. Het was Lauvergeon, een belangrijke figuur uit de PS, die in juni vorig jaar (2002) haar gewicht in de schaal wierp om FCI Mechelen met zijn 400 personeelsleden te doen sluiten. Ze wou niet dat de regering Jospin vlak voor de parlementsverkiezingen afdankingen in de Franse zetels van Areva zou moeten bekendmaken.
Geen Areva dus. Enkele banken, voorop BNP Paribas, aanvaardden Alstom te helpen op voorwaarde dat de staat tussenkwam. En die kwam tussen, met 300 miljoen euro waardoor de staat 31,5 % van de aandelen in handen heeft gekregen. Of hoe liberalen de liberalisering in bepaalde omstandigheden toch maar liever aan hun laars lappen.
(Uitpers, nr. 45, 5de jg., september 2003)