Op 23 juli 2009 werd Jean Bricmont door de Algemene Vergadering van de VN uitgenodigd voor een commentaar op het concept ‘Responsibility to Protect’ (R2P) (= de verantwoordelijkheid om te beschermen).
Originele tekst van zijn tussenkomst hier
Ik zou in deze toespraak de intellectuele veronderstellingen willen uitdagen die verborgen zitten in het begrip en de retoriek van R2P. In een notedop is mijn stelling dat het voornaamste obstakel voor de toepassing van een oprechte R2P nu nét het beleid en het gedrag van die landen is die het meest enthousiast doen over deze doctrine, namelijk de Westerse landen en in het bijzonder de VS.
De laatste tien jaar heeft de wereld hulpeloos toegekeken hoe onschuldige burgers werden vermoord door Amerikaanse bommen in Irak, Afghanistan en Pakistan. De wereld was een hulpeloos toekijker bij de moorddadige Israëlische afslachting van Libanon en Gaza. Daarvoor hebben we miljoenen mensen zien omkomen onder Amerikaans vuurgeweld in Vietnam, Cambodja en Laos. En vele anderen zijn gestorven in Amerikaans georganiseerde oorlogen in Centraal-Amerika en Zuidelijk Afrika. In de naam van al die slachtoffers zeggen wij hier: nooit meer! Vanaf nu zal de wereld, de internationale gemeenschap, jullie beschermen!
Onze menselijke reactie is ja, wij willen alle slachtoffers beschermen. Maar hoe, en met welke krachten? Hoe moeten de zwakken tegen de sterken beschermd worden? Het antwoord op deze vraag moet niet alleen in humanitaire of legale termen gezocht worden maar eerst en vooral in politieke. De bescherming van de zwakken hangt altijd af van de begrenzingen van de macht der sterken. De regel der wettelijkheid is zo een begrenzing, zolang ze gebaseerd is op het principe van de gelijkheid van allen voor de wet. Om dat te bereiken moet men klaar en duidelijk idealistische principes nastreven vergezeld van een realistische inschatting van de bestaande krachtsverhoudingen.
Laat me, voor we R2P politiek gaan bespreken, benadrukken wat hier op tafel ligt niet de diplomatieke of preventieve maar de militaire aspecten zijn van de zogenaamde ‘tijdige en beslissende reactie’ en de uitdaging die dit vormt voor de nationale soevereiniteit.
R2P is een dubbelzinnige doctrine. Van de ene kant wordt het verkocht aan de VN als iets totaals verschillend van het ‘recht op humanitaire interventie’, een begrip dat eind jaren ’70 werd ontwikkeld in het Westen na de ineenstorting van de koloniale imperia en de nederlaag van de VS in Indochina. Deze ideologie baseerde zich op de menselijke tragedies in de net gedekoloniseerde landen om zo een morele rechtvaardiging te geven aan het gefaalde beleid van interventie en controle door de Westerse machten over de rest van de wereld.
Het bewustzijn van die feiten leeft in het grootste deel van de wereld. Dit ‘recht’ op humanitaire interventie werd universeel verworpen in het Zuiden, bijvoorbeeld op de South Summit in Havana in April 2000 of op de samenkomst van de niet-gebonden landen in Kuala Lumpur in Februari 2003, kort voor de VS-aanval tegen Irak. R2P is een poging om dit verworpen ‘recht’ te passen in het kader van het VN-Charter, om het zo aanvaardbaar te maken, door er de nadruk op te leggen dat militaire acties slechts een laatste toevlucht zijn en de toestemming van de Veiligheidsraad vereisen. Maar er is echter niets nieuw onder de zon en ik verwijs u naar de conceptnota van het bureau van de Voorzitter van de Algemene Vergadering voor een gedetailleerde discussie van de wettelijke aspecten van dit probleem.
Van de andere kant wordt R2P aan de publieke opinie in het Westen verkocht als een nieuwe norm in internationale betrekkingen, één die militaire interventie toelaat op humanitaire gronden. Bijvoorbeeld, toen president Obama op de recente G8-samenkomst het belang van nationale soevereiniteit benadrukte schreef de invloedrijke Franse krant Le Monde dat dit een stap achteruit was sinds de aanvaarding van R2P. Er is een groot verschil tussen R2P als wettelijke doctrine en zijn ideologische weergave in de Westerse media.
Echter, in de post-WO II geschiedenis die de oorlogen in Indochina omvat evenals die in Irak en Afghanistan, of in Panama en zelfs in het minuscule Grenada, de bombardementen van Joegoslavië, Libië enzovoort, is het moeilijk te geloven dat het internationaal recht en het respect voor nationale soevereiniteit verhindert dat de VS genocide zouden stoppen? Als de VS de middelen en de wil had gehad om tussenbeide te komen in Rwanda zou het dat gedaan hebben en géén internationale wet zou hen dat hebben belet. En als er een nieuwe norm wordt geïntroduceerd in de context van de huidige verhoudingen van politieke en militaire macht zal dat niemand ergens redden tenzij de VS het nuttig vindt tussenbeide te komen vanuit haar eigen perspectief.
Het is daarenboven ongelooflijk dat de supporters van R2P het hebben over een verplichting om herop te bouwen na een militaire interventie. Hoeveel heeft de VS eigenlijk betaald als herstelling voor de verwoestingen toegebracht in Indochina of in Irak, of voor wat het toebracht aan Libanon en Gaza door een macht die het berucht wapent en subsidieert? Of aan Nicaragua waarvoor de herstelbetalingen voor de Contra-activiteiten nog altijd niet door de VS betaald zijn, ondanks de veroordeling door het Internationaal Gerechtshof? Waarom verwachten dat R2P de machtigen der aarde zal dwingen om te betalen wat ze vernield hebben als ze het al niet doen onder huidige wettelijke voorzieningen?
Als het waar is dat de 21ste eeuw nood heeft aan een nieuwe VN, dan heeft het géén VN nodig die dergelijke interventies legitimeert met nieuwe argumenten maar één die tenminste morele steun geeft aan zij die een wereld trachten te bouwen die minder wordt gedomineerd door de VS en zijn bondgenoten. Het ware begin van de VN was net om de mensheid te redden van de gesel van de oorlog, waarbij werd verwezen naar de twee wereldoorlogen. Dit zou nét gedaan worden door respect voor de nationale soevereiniteit om de (toenmalige) grootmachten te verhinderen militair te interveniëren tegen zwakkeren, wat ook het voorwendsel was. De oorlogen gevoerd door de VS en de NATO tonen aan dat ondanks enkele belangrijke verwezenlijkingen, de VN zijn hoofddoel nog niet heeft verwezenlijkt. De VN moet er naar streven zijn stichtingsdoel te bereiken voor het een nieuwe, zogezegd humanitaire, prioriteit gaat invoeren die in werkelijkheid door de grootmachten zal worden gebruikt om toekomstige oorlogen te rechtvaardigen die het principe van nationale soevereiniteit ondermijnen.
Toen de NATO zijn zelfverklaarde recht uitoefende om tussenbeide te komen in Kosovo, terwijl diplomatieke inspanningen verre van uitgeput waren, werd het geloofd in de westerse media. Toen Rusland wat zij als haar R2P zag uitvoerde in Zuid-Ossetië werd dit over de hele lijn veroordeeld door diezelfde westerse media. Toen Vietnam Cambodja binnenviel of India Oost-Pakistan, het huidige Bangladesh, werd dat eveneens keihard afgekeurd.
Dit wijst er op dat Westerse regeringen, media en ngo’s, die zichzelf de ‘internationale gemeenschap’ noemen, de verantwoordelijkheid voor een menselijke tragedie erg anders zullen beoordelen, afhankelijk van het feit of het gebeurt in een land waar het Westen – voor eender welke reden – vijandig tegenover staat of in een vriendschappelijk land. De VS in het bijzonder zal altijd druk uitoefenen op de VN om haar eigen interpretatie op te dringen. De VS zal niet altijd verkiezen om te interveniëren, maar desalniettemin non-interventie gebruiken om de VN openlijk aan de kaak te stellen als niet effectief en om ze te vervangen door de NATO als internationale scheidsrechter.
Nationale soevereiniteit wordt soms door de voorstanders van humanitaire interventies gestigmatiseerd als een ‘licence to kill’. We moeten er ons aan herinneren waarom nationale soevereiniteit tegen dergelijke stigmatisering moet verdedigd worden.
Eerst en vooral, nationale soevereiniteit is een gedeeltelijke bescherming van zwakke staten tegen sterkere. Niemand verwacht dat Bangladesh zich moeit met de interne aangelegenheden van de VS om het te dwingen zijn CO2 emissies te verminderen wegens de catastrofale menselijke gevolgen die die hebben op Bangladesh. De bemoeiing is altijd unilateraal.
De bemoeiing van de VS in de interne aangelegenheden van andere staten heeft vele facetten maar is continu en overtreedt altijd de geest en de letter van het VN-Charter. Ondanks de beweringen dat ze handelt op basis van het principe van vrijheid en democratie, heeft haar bemoeiing herhaaldelijk desastreuze gevolgen: niet alleen de miljoenen doden tengevolge van directe en indirecte oorlogen maar ook de verloren kansen en het doden van de hoop voor honderden miljoenen die hadden kunnen genieten van het progressieve sociale beleid van personen als Arbenz in Guatemala, Goulart in Brazilië, Allende in Chili, Lumumba in Congo, Mossadegh in Iran, de Sandinistas in Nicaragua of president Chávez in Venezuela die systematisch zijn ondermijnd, omvergeworpen of gedood met volledige Westerse steun.
Maar dat is niet alles. Elke agressieve actie van de VS heeft tot een reactie geleid. De ontplooiing van een anti-raketschild produceert meer raketten, niet minder. Het bombarderen van burgers – of dat nu gewild is of door ‘collateral damage’ – brengt meer gewapend verzet voort, niet minder. Regeringen omverwerpen of pogen omver te werpen heeft meer interne repressie tot gevolg, niet minder. Het aanmoedigen van secessionistische minderheden door hen een meestal valse indruk te geven dat de enige supermacht hen te hulp zal schieten als hun strijd wordt onderdrukt leidt tot meer geweld, haat en dood, niet minder. Het omsingelen van een land met militaire bases produceert meer defensie-uitgaven door dat land, niet minder.
Het bezit van kernwapens door Israël zet andere staten in het Midden-Oosten er toe aan zich ook dergelijke wapens aan te schaffen. De humanitaire rampen in Oost-Congo net zoals in Somalië zijn vooral een gevolg van buitenlandse interventies, niet van een gebrek daaraan. Om een heel extreem geval te citeren, dat een favoriet voorbeeld van gruwel is van de voorstanders van R2P, het is bijzonder onwaarschijnlijk dat de Rode Khmer ooit de macht hadden kunnen grijpen in Cambodja zonder dat daar de massale ‘geheime bombardementen van de VS aan vooraf waren gegaan gevolgd door een door de VS op touw gezette verandering van het regime die dit ongefortuneerde land totaal gebroken en gedestabiliseerd achterlieten.
De ideologie van humanitaire interventie is onderdeel van een lange geschiedenis van Westers gedrag tegenover de rest van de wereld. Toen Westerse kolonialen landden op de kusten van de Amerikas, van Afrika of Oost-Azië waren ze geschokt door wat we nu schendingen van de mensenrechten zouden noemen – wat we toen ‘barbaarse zeden noemden – zoals mensenoffers, kannibalisme, vrouwen met ingebonden voeten. Telkens weer die verontwaardiging, oprecht of berekend, als rechtvaardiging en verdonkeremaning van de misdaden van de Westerse grootmachten: de slavenhandel, de uitroeiing van inheemse volkeren en de systematische roof van land en hulpbronnen. Die attitude van zelfingenomen verontwaardiging gaat door tot op vandaag en ligt aan de bron van de bewering dat het Westen het ‘recht op interventie’ en het ‘recht op bescherming’ heeft, terwijl het een oogje dichtknijpt voor repressieve regimes die ‘onze vrienden’ zijn, voor eindeloze militarisering en oorlogen en voor een massale uitbuiting van arbeid en hulpbronnen.
Het Westen zou moeten leren van zijn geschiedenis. Wat zou dat concreet betekenen? Wel, eerst en vooral, een strikt respect voor het internationaal recht voor de westerse grootmachten, door de VN-resoluties over Israël toe te passen, door het wereldwijde VS-imperium van militaire bases en van de NATO te ontmantelen, door op te houden te dreigen met unilateraal gebruik van geweld, door unilaterale sancties op te heffen, in het bijzonder het embargo tegen Cuba, door op te houden met inmenging in de interne aangelegenheden van andere staten in het bijzonder met de operaties van ‘promotie van democratie’, de ‘kleur’ revoluties en de uitbuiting van het minderhedenbeleid voor andere doeleinden. Dit noodzakelijk respect voor nationale soevereiniteit betekent dat de ultieme soeverein van elke staat het volk van die staat is, die het recht heeft onrechtmatige regeringen te vervangen – een recht dat niet door zogezegd welwillende buitenstaanders kan overgenomen worden.
Vervolgens zouden wij onze opgeblazen defensiebudgetten kunnen gebruiken voor een vorm van globaal keynesianisme – de NATO-landen zijn goed voor 70 % van de militaire uitgaven van de hele wereld. In plaats van ‘evenwichtige budgetten’ te eisen van de ontwikkelingslanden, zouden we de enorme hulpbronnen die nu worden verspild aan onze legers kunnen investeren in onderwijs, gezondheidszorg en ontwikkeling. Als dat utopisch klinkt is dat niet meer zo dan het geloof dat een stabiele wereld zal ontstaan uit de manier waarop de huidige ‘war on terror’ wordt gevoerd.
Verdedigers van R2P kunnen dan wel stellen dat wat ik zeg naast de kwestie is of de zaak onnodig politiseert, omdat volgens hen het de internationale gemeenschap is die tussenbeide komt en niet het Westen, daarenboven met de instemming van de Veiligheidsraad. Maar in werkelijkheid bestaat een dergelijke échte internationale gemeenschap niet. De NATO-interventie in Kosovo werd niet goedgekeurd door Rusland en interventie van Rusland in Zuid-Ossetië werd veroordeeld door het Westen. Er zou voor geen van beide een toestemming van de Veiligheidsraad zijn geweest. Kort geleden heeft de Afrikaanse Unie de inbeschuldigingstelling van de President van Soedan door het Internationaal gerechtshof verworpen. Eender welk systeem van internationaal recht of politie, of dat nu R2P is of het Internationaal Gerechtshof, heeft een verhouding van gelijkwaardigheid en een klimaat van vertrouwen nodig. Vandaag bestaan die gelijkwaardigheid of dat vertrouwen niet, niet tussen Oost en West, niet tussen Noord en Zuid, vooral als resultaat van de daden van de VS uit het verleden. Als we willen dat een of andere versie van R2P in de toekomst werkt dan moeten we eerst aan die gelijkwaardigheid en dat vertrouwen werken. Wat ik hier zeg gaat vooraf aan de kern van de zaak. De wereld kan maar veiliger worden als hij eerst meer rechtvaardig wordt.
Het is belangrijk hier te begrijpen dat de kritiek die ik hier op R2P formuleer niet gebaseerd is op een absolutistische verdediging van het begrip ‘nationale soevereiniteit’ maar een reflectie van het beleid van de sterkste staten die zwakkere staten verplichten hun soevereiniteit als een schild te gebruiken.
De promotoren van R2P stellen dit als het begin van een nieuw tijdperk voor; maar in feite is dit het einde van een oud. Vanuit een interventionistisch standpunt gaat R2P terug achteruit tegenover het oude recht op humanitaire interventie, tenminste op papier, en dat oude recht was zelf al een stap terug naar het traditionele kolonialisme. De voornaamste sociale transformatie van de 20ste eeuw was de dekolonisatie. Dit gaat vandaag voort in de opbouw van een oprecht democratische wereld, waar de zon wil ondergaan over het Amerikaanse imperium, net zoals het dat gedaan heeft met de Europese imperia. Er zijn een paar aanwijzingen dat president Obama deze realiteit erkent en het valt te hopen dat zijn daden zijn woorden zullen volgen.
Ik zou willen eindigen met een boodschap voor de vertegenwoordigers en voor de bevolkingen van het globale Zuiden. De standpunten die ik hier vertolk worden gedeeld door miljoenen in het Westen. Daar zie je jammer genoeg niets van in onze media. Miljoenen, waaronder ook Amerikaanse burgers, verwerpen oorlog als een middel om internationale geschillen te beslechten en zijn sterk gekant tegen de blinde steun van hun land voor de Apartheid in Israël. Zij sluiten zich aan bij de doelstellingen van de beweging van ongebonden landen voor internationale samenwerking met het volste respect voor nationale soevereiniteit en gelijkheid van alle volkeren. Zij lopen het risico door hun media te worden afgeschilderd als antiwesters, anti-Amerikaans of antisemitisch. Toch zijn zij het die door zich open te stellen voor de verzuchtingen van de rest van de mensheid doorgeven wat nu net wel van waarde is in de Westerse humanistische traditie.
(Uitpers, nr. 112, 11de jg., september 2009)
Vertaling: Lode Vanoost