74e Arkprijs van het Vrije Woord voor Aleksandr Skorobogatov
Laudatio – Lukas De Vos Beersel, 5 oktober 2024
Beste, Onze Sasja, Vrienden van de Arkprijs,
Deze week viel het elektronisch blad De Groene Belg, nummer 2.830, in mijn bus. Het hoofdartikel opent met een cartoon. Daarop een Romeinse krijger met bebloed zwaard en een doodskop als hanger, op zijn borst staat de naam: WAR. Hij legt triomfantelijk zijn arm om de schouders van een ongemakkelijk glimlachende bebaarde grijsaard die RELIGION heet. WAR zucht van genot en zegt: “Where would I be without you ?”.
Aleksandr Skorobogatov is de heraut die deze onnatuurlijke verbintenis stelselmatig aan de kaak stelt. Hij is de beo uit Huxley’s Island, die onafgebroken “Attention!” roept. Word wakker.
Sasja heeft daar persoonlijke redenen voor. Toen zijn vijftienjarige zoon Vladimir in 2002 niet ver van Moskou en daags na zijn verjaardag doodgefolterd werd door een drietal opgetrommelde onverlaten, stortten zijn wereld en zijn geloof in.
Want de moorddadige tweeling Tirannie en God had andermaal toegeslagen. Het was op aandringen van de ortodokse pope dat de drie schurken hun gewelddadige lusten konden botvieren. Zij maakten geen onderscheid tussen onschuldige jongeren en allicht dronken maar volwassen vandalen. De grafschenners zijn nooit gevonden.
Sindsdien heeft Sasja maar één thema meer in zijn geschriften. Zijn aanklacht tegen onstelpbaar verdriet. In Rekto-Verso schrijft hij twintig jaar na de moord, hoe zijn zoon, door standvastig te blijven, zijn vrienden kon redden.
Vladimir moet gedacht hebben: “Een echte man kent geen angst, een echte man rent niet weg (…) Hoe mooi was je in die uitbarsting van je geweldige, prachtige moed die ongevoelig was voor de stem van de rede”. Rede die ook bij Sasja wegsmelt onder de emoties van rouw en die zijn zoon hoort zeggen: “Wees niet bang, vader, als ik het aankon, kun jij dat ook”.
Dat heeft Sasja gered. Hij is niet verloren gegaan, niet voor de politiek, niet voor de letteren. Integendeel, hij is de waakhond tegen onrecht geworden, de boeteprofeet die niet anders kan dan politieke uitspraken te doen.
Sasja heeft zijn afkomst niet mee. Ik heb hem ónze Sasja genoemd, omdat hij als bijna heimatloze rust en begrip en waardering heeft gevonden in Antwerpen, zonder afbreuk te doen aan zijn verontwaardiging en pijn.
Het siert het Vlaams Fonds voor de Letteren en PEN-Vlaanderen dat ze hem geadopteerd hebben als één van ons, al schrijft hij in het Russisch eerst en bewerkt de tekst daarna met zijn Nederlandstalige partner. Elk werk van hem verschijnt eerst in het Nederlands. Elk van zijn boeken is een striemende aanklacht tegen de kneveling van de vrije meningsuiting.
Maar de jonge, ambitieuze schrijver liep destijds tegen de muur. Hij komt uit Minsk in Wit-Rusland – en even terzijde: hij is niet de eerste Wit-Rus die door het Arkkomitee omarmd werd; onze tweede voorzitter was namelijk de Wit-Rus Michel Oukhow.
Oukhows vader was kapitein geweest in de Keizerlijke Garde, de lijfwacht van de Russische tsaar, die andere tiran. De bolsjevieken joegen hem tot uitwijking. Sasja is door diezelfde, nu opportunistische radikalen uit de Sovjet-Unie geweerd. Oukhow werd vrijdenker omdat hij, zoals Paul de Vree schreef, geplet werd tussen “het kerkelijk klatergoud van de Byzantijnse heiligen” en “de strengheid van de protestantse dominees” – hij had een Hollandse moeder.
Sasja is nog steeds gelovig, maar wijst het instituut kerk af. Des te onverzoenlijker toont hij zich tegen de massamoordenaars, Poetin op kop.
Zijn Oorlogskronieken, een verzameling bijdragen uit De Standaard en het NRC, zijn één grote aanklacht tegen de ontmenselijking die het diktatoriale bewind van Poetin de Russen oplegt, tégen Poetins machtshonger die hem tot oorlog brengt, in Syrië, Moldavië, Georgië, Tsjetsjenië, Armenië, Oekraïne.
Tégen de volstrekt immorele behandeling van democraten en dissidenten. Tégen al wie weigert te weten dat Poetin een beul is, een despoot, een bedrieger. De Poetinmens is het Hondenhart van Michail Boelgákov geworden.
Wie wordt niet week bij de vervolging van de twaalfjarige Masja, de “nationale verraadster”? Zij was om een kindertekening met Oekraïense vlag uit school gezet, gescheiden van haar vader, en verdwenen na opgebracht te zijn door 15 politie-agenten.
Wie voelt zijn bloed niet koken bij de opgezette bomaanslag door de misleide Dana Trepova op een oorlogsblogger, waarvan Oekraïne de schuld krijgt ?
Wie zou geen hevig aanhanger worden van de vermoorde Aleksej Navalny, als je zijn Golgotha aan de poolcirkel volgt ?
Oorlogskronieken leest als een cataloog van radeloze woede. Het is Grosz’ karikatuur van het militarisme. Het is John Heartfields “Millionen stehen hinter mir”.
Sasja hekelt dit zedelijk verval en de gewelddadige onverdraagzaamheid in ál zijn werken. De meeste door zijn eigen tragedie af te schrijven in half-autobiografische romans. Ik denk voornamelijk aan Portret van een Onbekend Meisje en aan Audiëntie bij de Vorst.
In het eerste vereenzelvigt hij zich met de verloren, puberende zoon. “Meer en meer beseft de lezer dat dit niet alleen een portret is van een meisje, van een allesverslindende relatie”, schrijft Guus Bauer, “maar een portret van een opgroeiende jongen en in die zin een eerbetoon aan zijn zoon Vladimir”.
In de tweede toont hij hoe doorgeslagen passie machtshonger wordt. In dit geval is homoseksuele passie allesvernietigend en moordend. Zeker als ze met “een zorgvuldigheid à la Raskolnikov” wordt toegepast.
Zelfbewondering en koudbloedigheid krijgen een meer universele, emblematische betekenis: ze zijn toepasbaar op politieke structuren, op dictatuur, op onderdrukking. En leiden onverbiddelijk tot zelfvernietiging. Poetin is gewaarschuwd, was het niet door Prigozjin, dan straks door een andere rivaal.
In terugblik heeft Sasja dit altijd al beseft. In zijn eerste verhaal, De Beul, maar vooral toch in zijn eerste roman Sergeant Bertrand, staan gewetenloosheid en ijselijkheid voorop. Het draait rond de “klop op de deur” van ons eigen innerlijk. Wie of wat klopt wordt niet opgelost, maar zet een draaimolen in gang van verdachtmaking, jaloezie, paranoia, inbeelding en geweld.
Dit werk verscheen in twee versies: in 1991 en in 2004, en werd helaas eerst door politieke, later door commerciële drijfveren gecensureerd. Dat eerste leek logisch in Wit-Rusland (alleen de partijlijn mocht), maar ook in het Westen werd ingegrepen. Skorobogatov noteert zelf: “De Franse uitgever knipte mijn inleiding weg, ze was volgens hem te gewelddadig en te immoreel. De Italiaanse uitgever weigerde de tekst te publiceren als hij afweek van de Franse vertaling”.
Sergeant Bertrand is nog maar pas als Russian Gothic in de VS verschenen – Amerikanen zijn nogal traag als het over het buitenland gaat. Maar de New York Times wijdde er wel een grondige, anticommunistische bespreking aan.
Boris Fishman schrijft letterlijk dat de dubbelzinnigheid van de roman de echo oproept van “the many times over the last century that Russians have had to see what isn’t there, and not see what was”. Het lijkt wel Trumpiaans Amerika. “Pity the citizen whose thoughts rise to the surface in a totalitarian nation built on lies”. Zo riskeert de wetende schrijver de goelag.
Maar Sasja is niet blind voor de feilen aan beide kanten. Op 25 september nam hij in De Standaard nog de maat van de Russische oppositie, die “vol corrupte opportunisten” zit. De miljardair Leonid Nevzlin neemt hij als voorbeeld: die woont in Israël, organiseerde aanslagen in Genève en Buenos Aires, zit in de desinformatietaktiek van het Kremlin. In een land dat één derde van zijn begroting spendeert aan oorlogsindustrie is dit de onontkoombare weg naar de hel.
Sasja waarschuwt in elk geschrift voor deze heilloze toekomst, ook in Cocaine of De Wasbeer. Zijn stem is kwetsbaar, een triangel in de jungle. Maar hij heeft zich niks te verwijten. Hij schrijft de waarheid, want “ik kan niet anders”. Die standvastigheid is een blijvende verdienste. Het vrije denken, ook deze Arkprijs, is met hem steviger gegrondvest. Sasja, Onze Sasja, bedankt, en ga zo door. Ik dank u.