Hoe hard de as Parijs-Berlijn-Moskou ook tegen de Amerikaans-Britse oorlog tegen Irak protesteerde (alhoewel ze tegelijkertijd allerlei logistieke faciliteiten verschafte voor die oorlog), op 22 mei keurde ze zonder meer resolutie 1483 van de Veiligheidsraad goed. Een resolutie die de bezetting legitimeert en legaliseert en de bezetters de controle over de olie geeft. Kortom, een capitulatie van de as en van de Verenigde Naties in het algemeen.
De "asmogendheden" hadden niet eens het lef te informeren naar de nog steeds onvindbare massavernietigingswapens, die formeel de aanleiding waren voor de invasie en bezetting van Irak. Ook werd er geen enkele tijdslimiet of eventueel door de Veiligheidsraad te verlengen tijdsperiode ingebouwd voor het bestuur. De enige toegeving bestaat erin dat de Veiligheidsraad binnen een jaar de zaak nog eens mag bekijken.
De Verenigde Naties krijgen een ondergeschikte rol. Ze verliezen elke controle over de besteding van Iraks olie-inkomsten door de afschaffing van het olie-voor-voedselprogramma. Ze mogen nog enkel toekijken via een speciale vertegenwoordiger en vooral met geld over de brug komen. Er is dus geen sprake van een VN-bestuur of voogdij over Irak. Dit in tegenstrijd met de formele en herhaalde beloften van de Britse premier Tony Blair. Maar van die man was dat te verwachten: hij heeft maanden lang gelogen en bedrogen – met onder meer vals gebleken rapporten over de exacte vindplaatsen van massavernietigingswapens – om de oorlog te verkopen aan de publieke opinie.
Washington kan tevreden zijn. Het wordt erkend als "het gezag" (autoriteit) voor onbepaalde duur in Irak – "tot er een internationaal erkende regering is" – en krijgt via een zgn. "Ontwikkelingsfonds voor Irak" alle Iraakse inkomsten in handen. Als doekje voor het bloeden mag een Internationale Raad voor Controle en Advies in principe weten wat er met het geld gebeurt. Maar enige beslissingsmacht heeft die Raad niet.
De Iraakse oppositie (tegen Saddam Hoessein) is dan ook niet erg gelukkig met de nieuwe resolutie, ook al heft die de bijna 13 jaar oude sancties tegen Irak op. Zij had gehoopt binnen de kortste keren de macht te kunnen overnemen in de overgangsperiode voorafgaand aan de eerste "vrije" verkiezingen in Irak, die ten vroegste "binnen één of twee jaar" zullen plaats hebben volgens Tony Sawers, Blair’s speciale gezant in Bagdad. In plaats van een "voorlopige regering" van Irakezen komt er in de overgangsperiode enkel een "interimautoriteit" van Irakezen zonder enige bevoegdheid.
En die "interimautoriteit" is nog niet voor morgen. Eerst zou ze einde mei moeten geïnstalleerd geweest zijn, daarna werd het eind juni en nu heeft de nieuwe Amerikaanse proconsul in Irak, Paul Bremer, laten weten dat het pas in de loop van juli zal zijn.
De leider van de Koerdische Democratische Partij (KDP), Massoed Barzani, heeft woedend Bagdad verlaten om zich terug te trekken in zijn "vorstendommetje" in het noorden. En zelfs de Amerikaanse stroman, Ahmed Chalabi van het Iraaks Nationaal Congres (INC), stak zijn ongenoegen niet onder stoelen of banken.
De oppositie ziet evenmin graag dat de VN een speciale vertegenwoordiger krijgen in Bagdad en, zo vreest zij, ook enige inspraak in het op de been brengen van een nieuw politiek systeem – wat hinderlijk kan zijn voor opposanten met een beperkte achterban. Ten slotte voelt de oppositie zich geviseerd omdat de Amerikanen in de resolutie beloofden het internationaal recht, in het bijzonder de Geneefse conventies, te zullen naleven. Wat impliceert dat de VS bezetters – en niet gewoon de "bevrijders" – zijn en dus dat de oppositie collaboreert met een bezettende mogendheid.
De kritiek van de oppositie op de VN geeft weinig blijk van respect voor wat de VN en haar gespecialiseerde organen (Unicef, Wereldvoedselprogramma, Wereldgezondheidsorganisatie…) gedaan hebben sedert augustus 1990. Zij zijn het die er voor hebben gezorgd dat de Iraakse bevolking, ondanks de voortdurende Amerikaans-Britse sabotage, waardoor 1,5 miljoen Irakezen stierven, enig voedsel en medicijnen kreeg.
En dat zal ook in de toekomst hard nodig zijn, want alhoewel er veel wordt gepraat over "wederopbouw" is er nog maar weinig of niets gebeurd en het ziet er niet naar uit dat er veel zal gebeuren. De voorbeelden van Afghanistan en de Balkan zijn in elk geval weinig bemoedigend: veel beloven, maar weinig geven.
Waarbij niet mag worden vergeten dat de oorlog tegen Irak in 1991 werd gevoerd om het land te ontmantelen. Met de bedoeling er een land van te maken zonder industrie en veel infrastructuur. Een land dat wat het nodig heeft in het buitenland zou kopen met de opbrengst van zijn olie. Vandaar dat Amerikanen en Britten zich bv. twaalf jaar lang verzetten tegen het herstel van de irrigatiesystemen voor de landbouw en tegen de invoer van insecticiden en pesticiden.
Het feit dat de Australiër Trevor Flugge benoemd werd tot voorzitter van een adviesteam dat zich zal bezig houden met de heropbouw van de landbouw is een veeg teken. Oxfam Australië merkt op dat dit te vergelijken zou zijn met een benoeming van automagnaat Henry Ford tot adviseur inzake openbaar vervoer. Flugge was immers de voorbije twintig jaar actief in het bevorderen van de Australische graanexport. Als hij de Iraakse landbouw helpt zal dat gaan ten koste van de Australische graanuitvoer. Maar dat is weinig waarschijnlijk, want de Australische minister van Landbouw Warrentruss verwelkomde Flugge’s benoeming met het commentaar dat die "de Australische landbouw- en voedselsectoren ten goede zal komen".
De Voedsel- en Landbouworganisatie van de VN (FAO) signaleerde alvast dat de Iraakse landbouwsector sedert het begin van de oorlog op 20 maart volop in crisis is. De diergeneeskundige diensten zijn volledig ineengestort zodat er epidemieën dreigen voor de veestapel. De oogst die momenteel wordt binnengehaald zal zeer mager zijn omdat de irrigatiekanalen en de voorraden kunstmest tijdens de oorlog werden vernietigd, er geen pompen en oogstmachines of onderdelen ervoor beschikbaar zijn.
De landbouw als oorlogsdoelwit. Het spreekt boekdelen over de bedoelingen van de Amerikanen. Die laten overigens alles nog steeds kort en klein slaan en zorgen voor niets. Zo sloeg de Wereldgezondheidsorganisatie alarm wegens epidemieën van gastro-enteritis, diarree en cholera wegens gebrek aan zuiver water. De gezondheidsdiensten functioneren niet meer. De meeste hospitalen zijn, bij gebrek aan medicijnen, niet meer in staat zieken te behandelen. En de vertegenwoordiger van Unicef in Bagdad, Carel de Rooy, spreekt van een verdubbeling van de ernstige ondervoeding onder de Iraakse kinderen. Maar geen nood: naar verluidt staan internationale gezondheidsondernemingen klaar om, eens Paul Bremer de nationale gezondheidsdienst afschaft, in de bres te springen. Ten minste voor de kleine minderheid van rijke Irakezen die private verzorging kunnen betalen. Het lijden van de overgrote meerderheid lijkt na ruim 12 jaar sancties nog lang niet voorbij. Het lijkt integendeel nog erger te zullen worden daar Bremer alvast alle ambtenaren en alle militairen heeft ontslagen: een paar miljoen mensen die zonder enige broodwinning vallen en niet meer kunnen rekenen op het rantsoeneringsysteem dat tijdens de sanctiejaren bestond. Geen wonder dat de onvrede toeneemt, een onvrede die de Amerikanen bestrijden met de methodes die het Saddam Hoessein verweet: bruut geweld – tot en met "de dood met de kogel" op straat, willekeurige arrestaties en foltering van "opposanten".
(Uitpers, nr. 43, 4de jg., juni 2003)