Vijftig jaar strijd om grondgebruik in de Larzac
‘Tous au Larzac’ is een vijfdelige reeks die de periode 1971-2021 overspant. Vijftig jaar geleden kreeg het Franse plateau van de Larzac bekendheid door de strijd van lokale boeren en néo-ruraux (the Back-to-the-Landers) tegen de uitbreiding van een militair kamp. Na tien jaar van nationaal en internationaal gedragen verzet moest de Franse overheid haar plannen wijzigen. Het plateau werd een broeikas van nieuwe ideeën, niet alleen door op een ecologisch verantwoorde manier aan landbouw en veeteelt te doen, maar ook door het oprichten van een coöperatie waardoor het gebruik van de staatsgronden tot 2083 in handen blijven van de coöperanten. Het is een slimme formule om zich tijdelijk los te maken van de klassieke eigendomsverhoudingen. De Franse journaliste Amélie Poinssot spreekt terecht over ‘L’installation paysanne par la non-propriété’. De laatste jaren doet er zich een generatiewissel voor. De soixante-huitards gaan met pensioen. Wat betekent dat? Hoe kijken de jongere Larzaciens nu naar het plateau? De tijden zijn veranderd en dat gaat ook op voor de legendarische José Bové. Ook nu zal er strijd gevoerd moeten worden want het vreemdelingenlegioen ligt op de loer. Een ding is zeker. Tous au Larzac heeft veel losgemaakt. Dat bewijzen vandaag de Zadisten, maar ook Terre de Liens en – dichter bij ons – coöperaties als de Landgenoten.
Is er nu een historische lijn te trekken van die Larzaciens en hun erfgenamen, zoals de Zadisten, tot de huidige commonsbeweging die zowel in stedelijke als landelijke omgevingen opkomen voor het gebruik van publieke ruimte die noch aan de overheid, noch aan de privé toebehoren? Wat zijn die commons dan wel en wordt met dat begrip niet al te ‘rekbaar’ omgesprongen? Daarover wat meer achtergrond in een afsluitend deel van deze reeks.
Het dictaat van Parijs (1)
‘Met trage vleugelslag verkent een roofvogel zijn kale en uitgedroogde jachtgebied. Het is een rotsachtig en droog plateau met hier en daar wat kurkeiken en lage struiken. In de verte komt een oudere man aangerend. Hij hijgt zwaar. Hij is een van de oudstrijders van La lutte du Larzac. Dat is de openingsscène van ‘Tous au Larzac’, de lange en boeiende documentaire van de Franse kineast Christian Rouaud. Hij speelt zich af op de causse du Larzac, een uitgestrekt kalkplateau in het zuiden van het Franse Centraal Massief. Er gaat behoorlijk wat dreiging uit van dat beeld. Wat is daar gebeurd? Wie of wat staat symbool voor die roofvogel?
Tous au Larzac begon op 28 oktober 1971. Michel Debré, minister van Defensie, besloot toen, zonder voorafgaandelijk overleg, om het militair kamp van de Larzac uit te breiden van 3000 naar 17000 ha. Vanuit zijn Parijse kantoor verklaarde hij: ‘Wij hebben de Larzac gekozen omdat het een ontvolkt gebied is.’
Dat viel niet in goede aarde, noch bij de plaatselijke bevolking, noch bij the Back-to-the-Landers – des néo-ruraux, zegt men in het Frans – mensen zonder landbouwachtergrond die migreerden van de stad naar het platteland om een nieuwe agrarische levensstijl aan te nemen. Meestal soixante-huitards die anders wilden gaan leven. De bevolking kwam in verzet tegen dat dictaat van Parijs want daar kwam de roofvogel vandaan. Die strijd zou tien jaar duren. Zo werd de Larzac een bekende rebelse plek. De affiche waarop een schaap staat met een militaire helm op zijn kop en die rustig op een margrietje kauwt, heeft dezelfde iconische proporties gekregen als de affiche van ‘Kernenergie? Neen, bedankt!’ Op de helm staat ‘Larzac libre’, ‘Faites labour pas la guerre’ en ‘la terre aux paysans’.
Dat verhaal brengt Christian Rouaud zeer goed in beeld door handig te laveren tussen historische fragmenten en de commentaren van de intussen oudere hoofdrolspelers onder wie José Bové een der meest bekende figuren is geworden. Hij behaalde zelfs een zitje in het Europees parlement. De ontroerende prent die bijna twee uur duurt, beschrijft van binnenuit hoe de rebellie is beginnen opborrelen bij de bewoners van de Larzac. Dit is geen ‘Novecento’ van Bertolucci in het Italiaanse Emilia-Romagna van het begin van de 20ste eeuw, maar een replica in la France profonde van 1971. Bijna een eeuw later maar ook met heel veel intensiteit. Dat zijn zeldzame momenten van energie die van hand tot hand worden overgebracht. Die emoties spreken ook uit de film van Christian Rouaud.
Kat-en-muisspel
Niet alleen landschappelijk vertoont deze documentaire trekken van een western, ook de twee protagonisten van dat Hollywoodgenre zijn aanwezig. De militairen vertolken de rol van de cowboys die het ‘indianenreservaat’ binnendringen, maar de bewoners ervan – laten we ze maar even ‘inheemsen’ noemen – bijten flink van zich af. Dat leidt tot een kat-en-muisspel dat almaar bredere proporties aannam. De rangen begonnen zich al snel te sluiten. In eerste instantie ondertekenden alle boeren die bedreigd werden met onteigening een eed – ze waren met 103 – waarin ze verklaarden niet te zullen ingaan op om het even welke offerte van het leger om hun grond te kopen. Al snel kregen de oorspronkelijke bewoners ondersteuning van de néo-ruraux, van jonge maoïsten die daar een eventuele brandhaard voor de klassenstrijd roken – we zijn net na mai ’68 –, maar ook van studenten, gewetensbezwaarden en pacifisten van allerlei slag. De meest bekende was de groep van de prediker (van Belgische afkomst) Lanza del Vasto, die naar het model van de ashrams van Gandhi gemeenschappen van de Ark (communautés de l’Arche) oprichtte. Je ziet een man met lange witte baard en lange Indische kleding deelnemen aan een hongerstaking tussen oudere boeren met ruige mutsen en een pijp in de mond. In het begin werden die rare vogels vreemd bekeken door de inwoners van de streek. Je zou voor minder. Maar uit de retro interviews met actievoerders in de documentaire bleek dat die twee werelden elkaar hebben weten te vinden in hun gezamenlijke strijd tegen die Parijse roofvogel. Het blinde geweld van een arrogante overheid, overtuigd van haar macht, heeft geleid tot een politieke bewustwording bij vele gewone mannen en vrouwen die veel verder reikte dan hun persoonlijke belangen. Vele mensen beleefden daar met enkele jaren vertraging hun ‘mei ’68’. Priester Pierre, Marizette, Guy, Christiane, Michel, Michèle et les autres schreven daar mee aan hun persoonlijke, maar ook aan een stukje maatschappelijke geschiedenis. De partituur van het ‘Indignez-vous’, het pamflet waarmee de bejaarde Stéphane Hessel in 2010 uitpakte, werd toen al geschreven. Verontwaardiging kan de vonk zijn die tot een langdurig engagement leidt. De beschrijving van die toenadering en van die groei van onderlinge solidariteit is een van de zeer sterke elementen van de film. Zo installeerde de gemeenschap van de Ark zich na enkele jaren breeduit in een boerderij die door het leger was gekocht. Dat kon tellen als pacifistische én solidaire actie.
Tous au Larzac
Die acties gingen ook niet aan de pers voorbij want de zogezegd verlaten Larzac was ineens opgeklommen tot the place to be, tot de status van een politiek Woodstock, zoals José Bové toen zei. De toen piepjonge kerel zou later nog met een tractor een Mcdonald’s in Millau binnenrijden en daarmee de gevangenis maar ook het wereldnieuws halen.
De goed uitgekiende acties rond de Larzac bleven pacifistisch maar begonnen al snel het lokale niveau te overstijgen. De kudde schapen van de Larzac speelden daarin een niet onbelangrijke guerrillarol. Eerst werd een voorhoede van die wollige, tamme dieren losgelaten in La Cavalerie, het centrum van het militaire kamp dat als cowboydorp werd voorgesteld, en later trok een groepje van zes herders met zestig schapen per camion naar Parijs waar ze dan vrij werden gelaten onder de Eiffeltoren op de Champ-de-Mars. Dat leidde tot hilarische taferelen, want de politie had geen opleiding gekregen om met een cavalerie van eigenzinnige schapen om te gaan. Begin 1973 trachtte een boerencolonne van tractoren Parijs te bereiken maar de CRS blokkeerde de voertuigen voor Orleans.
Overal in het land ontstonden comités om de Larzac te steunen. Er werd zelfs een Larzac-krant gemaakt die nog steeds bestaat: la revue Gardarèm lo Larzac. ‘Tous au Larzac’ bleek geen ledige oproep, want van overal werd er hulp geboden. Zeker die uitdaging om zonder enige officiële toelating een grote schuur te bouwen in Blaquière – illégale mais légitime vonden de oprichters -, werd enthousiast beantwoord. Bedoeling was om op die manier stukken van het terrein dat voor uitbreiding in aanmerking kwam te bezetten. Dat gemeenschapswerk, niet altijd even deskundig maar wel met veel liefde uitgevoerd, leverde niet alleen mooie beelden op in de documentaire, maar was ook een verbindende commoning-activiteit in volle actie.
Na dat geslaagde politieke Woodstock zakten er in 1974 meer dan 100.000 personen uit Frankrijk, maar ook uit andere Europese landen naar het plateau af om deel te nemen aan een ‘oogst voor de Derde Wereld’, waardoor de politieke horizon ineens breed werd opengetrokken. Bij die gelegenheid kwam ook de jonge François Mitterand zijn neus aan het venster steken en hij zegde de actievoerders zijn politieke steun toe. De toenmalige conservatieve president Valéry Giscard d’Estaing wilde echter van geen wijken weten: de plannen voor de uitbreiding van het militair kamp moesten uitgevoerd worden. De Larzaciens gaven echter niet op en in het midden van de winter sloegen zij in gezelschap van een kudde schapen hun tenten op aan de voet van de Eiffeltoren.
Intussen ging het kat-en-muisspel onverminderd voort. Het leger trachtte verlaten boerderijen op te kopen, maar de actievoerders probeerden dat op hun beurt te doen met een aantal percelen rond het kamp. Daarvoor konden ze rekenen op financiële steun van over heel het land. Crowdfunding avant la lettre dus. Één van de boerderijen, Les Truelles, opgekocht door het leger, werd ook door militairen bezet, maar de actievoerders installeerden zich in groten getale in de omliggende gebouwen, waardoor de soldaten het uiteindelijk beu werden en vertrokken.
Naarmate het conflict aansleepte, werden de acties ook geleidelijk aan driester. Omdat de overheid ‘vergat’ toegang tot elektriciteit en stromend water te voorzien, oordeelden de actievoerders dat het legitiem was, hoewel illegaal, om telefoonpalen te plaatsen en water af te takken. Met allerlei creatieve middelen bleven de actievoerders hun recht op eigendom en gebruik van de grond opeisen. De intimidatie werd echter groter en nam zelfs terreurproporties aan toen er op een nacht in een bewoonde boerderij – een familie met zeven kinderen! – een explosie plaatsvond die gelukkig geen slachtoffers maakte. Als gevolg daarvan braken enkele bewoners binnen in het militair kamp op zoek naar bezwarende documenten in verband met de verkoop, wat enkelen onder hen een fikse gevangenisstraf opleverde, maar de anderen gingen onverminderd en met des te meer hardnekkigheid voort met de strijd.
Onteigenen…en toch niet
In 1978 kregen dan de 107 landbouwers een definitief onteigeningsbericht. 103 onder hen verklaarden plechtig dat zij hun grond niet wilden verkopen aan het leger en om deze eed zeer duidelijk te maken trokken de bewoners van de Larzac te voet naar Parijs. Die spectaculaire tocht werd zeer sterk gemediatiseerd en in de documentaire werden prachtige beelden opgenomen van de solidariteit, die almaar groter werd hoe dichter de groep Parijs naderde. Uiteindelijk arriveerden ze met 40.000 voor de poorten van Parijs, waarvan de binnenstad andermaal door de CRS geblokkeerd was.
In 1981, tien jaar na het begin van hun revolte, haalden de bewoners van de Larzac dan toch eindelijk hun slag thuis. In dat jaar won de socialist François Mitterand de verkiezingen en een van zijn eerste bewindsdaden als president was het annuleren van de uitbreiding van het militair kamp op het Larzacplateau. De Parijse roofvogel verdween vanaf dat ogenblik van het plateau.
Door la lutte du Larzac werden het uitzonderlijke patrimonium en de architectuur van de streek gevrijwaard en werd ook de weg vrijgemaakt om van de Larzac een verhaal te maken dat commons-gericht was. De Franse overheid had in de loop van haar onteigeningspolitiek grote stukken grond aangekocht, maar bleef na het supprimeren van de uitbreiding van het militaire kamp zitten met een grondgebied waarmee ze niets kon doen. Om pragmatische redenen moest er dus naar een oplossing worden gezocht om die gronden een nuttige bestemming te geven en in samenspraak met de bezetters kwam er ook een uit de bus.
(wordt vervolgd)
- Passage uit: Walter Lotens, Rebelse plekken, over municipalisme en commons, Gompel&Svacina, 2019, p. 23-27