Zelden was de balans zo eensgezind : de verhuis van het Wereld Sociaal Forum (WSF) naar Mumbai (voorheen Bombay) in India werd een groot succes. Nochtans was deze verhuis aanvankelijk niet vanzelfsprekend. Er was zelfs groot verzet tegen : de verhuis naar Mumbai was maar mogelijk in ruil voor de belofte het jaar daarop terug te keren naar het Braziliaanse Porto Alegre, waar de drie eerste edities doorgingen.
Het succes van het vierde WSF stond ook niet op voorhand vast. Er was in India geen breed ingeworteld samenwerkingsverband voorhanden, dat het succes van het WSF kon waarborgen. De samenwerking moest doorheen de organisatie zelf van het WSF worden opgebouwd.
In totaal namen 150.000 mensen deel uit 130 landen, waarvan 75% Indiërs. Op de openingsmanifestatie waren 80.000 tot 100.000 mensen aanwezig. De slotbetoging door de straten van Mumbai, met een 30.000 deelnemers, en de slotmanifestatie in het park Azad Maidan, waren een beetje een anticlimax. Tussen opening en slot in stonden 1.200 activiteiten op het officieel programma, verspreid over vijf dagen.
Slechts één grote centrale conferentie en één ronde tafel per dag werden door het initiatiefcomité zelf georganiseerd. Voor de rest werd de infrastructuur ter beschikking gesteld van al wie iets wilde organiseren. Het was de eerste maal dat op een Forum zo veel ruimte werd gelaten voor initiatief ‘van onderuit’.
Het budget van het WSF bedroeg 85 miljoen rupees (1 euro = ongeveer 56 rupees). 60 pct. hiervan werd gedekt door ngo’s, vooral twee uit Nederland (Novib en Hivos) en door Oxfam Groot-Brittannië. De rest werd bijeengebracht door de 216 organisaties die zijn aangesloten bij het Indische initiatiefcomité, door inkomgelden, enz…. De organisatoren hebben beslist geen geld aan te nemen van bedrijven (het vorige WSF werd mee gefinancierd door de Ford Foundation), en er zijn ook geen overheidssubsidies.
Organisatorisch was het WSF een voltreffer. Er liep gewoon niets mis.
Volks
Het WSF in Mumbai werd vooral gekenmerkt door haar volks karakter. De verworpenen der aarde waren ditmaal massaal aanwezig. Voor het eerst werd het WSF zo gedomineerd door de mensen die het eerste slachtoffer zijn van de neoliberale globalisering. Zij waren zichtbaar en actief aanwezig: de dalits (de “onaanraakbaren”), slachtoffers van het kastesysteem, één derde van de afgevaardigden uit India, die in de aanloop naar het WSF een mars doorheen India organiseerden; de adivasis, de oorspronkelijke bewoners en nu een onderdrukte etnische minderheid; organisaties van homoseksuelen, lesbiennes en transseksuelen; vissers uit Orissa, bedreigd door de industriële zeevisserij; straatverkopers uit de informele sector in de grote steden; moslimboeren uit Gujarat, bedreigd door het hindoe sektarisme; slachtoffers van ontwikkelingsprojecten;…
Zij waren er samen met duizenden vakbondsmilitanten uit Mumbai, uit de bouw, de metaal, banken en verzekeringen,…; milieuactivisten; mensen uit de vredesbeweging; studenten- en jongerenorganisaties; ngo’s;…
De vrouwen waren zeer prominent aanwezig, met 145 conferenties, seminaries en werkgroepen gewijd aan het thema van de vrouwenonderdrukking. Ook de onderdrukking van kinderen en het thema van de seksualiteit kregen opvallend veel aandacht.
Het grote eenmakende thema van dit WSF was het verzet tegen onderdrukking en uitsluiting in al zijn vormen.
Het volks karakter werd niet altijd doorgetrokken naar de grote conferenties en seminaries, die witter en minder volks waren, en meer deden denken aan Porto Alegre. De vijf grote zalen met tot 5.000 zitplaatsen waren bovendien dikwijls verre van volledig gevuld. De grote massa verkoos buiten te blijven, op het terrein. Wat niet betekent dat zij niet deelnamen aan het WSF: op de lanen die het WSF-terrein doorkruisten trok de ene groep na de andere op in stoet of betoging, sociale bewegingen allerhande, vooral uit India en omringende landen (Nepal, Tibet, Sri Lanka, Pakistan,…), dikwijls in traditionele klederdracht, en met culturele voorstellingen (dansen, muziek, grote poppen die dieren voorstellen,…). Allerlei trommels bleken in Azië even populair als in Afrika.
De ene na de andere betoging trok zo over het terrein, afgewisseld met culturele voorstellingen, open luchtmeetings,… Doorheen de opeenvolgende dagen van het WSF schiep dit een groeiend gevoel van samenhorigheid. Dat is zeker een belangrijke functie van het WSF: verbondenheid uitdrukken, en die verbondenheid zichtbaar maken voor de wereldopinie. In die zin doet het WSF wat denken aan de betere traditie van de 1 meifeesten: jaarlijks eraan herinneren dat de beweging er staat, en waar zij voor staat.
Ook organiseerden vele groepen eigen debatten en forums, in de eigen taal, gericht naar het eigen publiek. Dikwijls waren de zalen daarvoor te klein.
Deze mensen zijn duidelijk georganiseerd naar het WSF gekomen. Dat merk je niet alleen aan de petjes, de badges en de vlaggen. Ergens zien we een culturele voorstelling met een publiek met allemaal hetzelfde blauwe petje: de voorstelling is georganiseerd door en voor de organisatie. Ergens anders zien we een eetstalletje dat speciaal door een andere organisatie voor de eigen mensen is opgezet.
Het enthousiasme en de sfeer werkten aanstekelijk. In de loop van het WSF kregen meer en meer mensen de smaak van het betogen te pakken. De Japanse spoorvakbond trekt voorbij, de Koreaanse organisatie ‘globalisation from below’, een katholieke gezondheidsorganisatie met aardig wat zusters in haar rangen,… Tibet en Nepal delen de palm van de actiefste buitenlandse groepen. Ook Via Campesina betoogt, en zelfs onze vrienden van het ACV hebben met de idee gespeeld, maar het is er niet van gekomen.
Voorbereiding
Het Indiaas organisatiecomité heeft een lange aanloop genomen naar het WSF. In januari 2003 werd in het Zuid-Indische Hyderabad het Aziatisch Sociaal Forum georganiseerd, een soort generale repetitie, met 15.500 deelnemers van 860 organisaties uit 42 landen. Zo werd geleidelijk het kader geschapen voor het Indiaas organisatiecomité, dat tot 190 organisaties zou uitgroeien.
Dat is een hele prestatie als je weet hoe verdeeld en gefragmenteerd de massaal ingewortelde sociale beweging is in dit grote subcontinent, waar één vierde van de mensheid leeft. Je hebt er de meer traditionele sociale bewegingen, verbonden met politieke partijen (de vakbonden, bv.), en niet-politiek georganiseerde sociale bewegingen. Tussen de bewegingen bestaan heel wat politieke tegenstellingen (communistische partijen, volgelingen van Ghandi, gewapende verzetsbewegingen…). Veel sociale bewegingen zijn lokaal of in één bevolkingsgroep ingeplant. De ngo’s zijn alom tegenwoordig, maar worden door andere delen van de linkerzijde bekritiseerd, die er vormen in zien van financiële afhankelijkheid, cliëntelisme, corruptie…
Voor een goed begrip geeft een Indiase vakbondsman, lid van het organisatiecomité van het WSF, enkele cijfers. Er zijn in India 340.000.000 arbeidskrachten. Daarvan zijn er 9.000.000 bij een vakbond, dat is amper 3%. De grote massa zit in de informele sector, en zijn georganiseerd in een enorme hoeveelheid maar sterk verbrokkelde ‘sociale bewegingen’. De samenwerking tussen de syndicale wereld, het bovenste segment van de arbeidsmarkt, en deze massale informele sector, is niet vanzelfsprekend.
Volgens onze Indiase vakbondsman is er zeker een basis om in de toekomst verder samen te werken, vooral tegen het neoliberalisme en tegen het religieus sektarisme (dat laatste leidde in het recente verleden in India tot gruwelijke pogroms).
Maar het is niet gemakkelijk. Zo geeft hij het voorbeeld van een dam. Het project werd gesteund door de vakbonden, omwille van de tewerkstelling, maar de sociale organisaties van de dalits in het gebied waren niet blij dat ze er weg moesten.
Volgens een andere zegsman kon het WSF maar lukken door de samenwerking tussen de Indiase massaorganisaties gedomineerd door de CP’s, die vooral in andere delen van India sterk ingeplant zijn, en de in Mumbai en Maharashtra zelf ingewortelde sociale bewegingen.
Of daarmee definitief de basis is gelegd voor verdere samenwerking in Azië blijft een open vraag. Laten we zeggen dat er een begin is van articulatie, zo vatte iemand het voor ons samen.
Hoe dan ook is het Indiase organisatiecomité een geslaagd voorbeeld geweest van samenwerking. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de samenstelling van het Indiase ‘working committee’: 14 nationale vakbonden en arbeidersorganisaties, 8 nationale vrouwenorganisaties, 6 nationale boerennetwerken, 4 nationale platforms van dalits en evenveel van adivasis, 4 studenten- en jongerenorganisaties, en 27 ‘sociale bewegingen’, andere organisaties en ngo’s…
Toekomst?
Wat vertelt de balans van dit WSF nu voor de toekomst van de beweging? Het debat daarover komt meer en meer op gang, en neemt soms eigenaardige vormen aan.
Zo klinkt het steeds luider dat het WSF zich niet kan blijven beperken tot de rol van open ruimte voor debat, en meer initiatieven moet gaan nemen. Is dat nu dan niet het geval?
De assemblee tegen de oorlog vergaderde een ganse dag, van 9u tot 18u, met 500 militanten uit alle continenten, die alle grote netwerken en coalities tegen de oorlog vertegenwoordigden. Daar werden allerlei afspraken gemaakt, niet alleen voor een nieuwe wereldmobilisatiedag tegen de bezettingsoorlog in Irak op 20 maart. Nooit eerder was de strijd tegen de oorlog zo sterk internationaal georganiseerd.
Hetzelfde kan gezegd worden over de strijd tegen de liberalisering van de wereldhandel: op talrijke plaatsen tijdens het WSF werd een balans gemaakt van Cancun, en werden de komende mobilisaties voorbereid (de volgende WHO-top in oktober in Hongkong).
Men kan dus moeilijk volhouden dat het WSF niet meer is dan een steriele kermis. Talrijke andere voorbeelden kunnen in dezelfde zin worden aangehaald.
De Assemblee van de sociale bewegingen, die in Mumbai elke dag samenkwam en opnieuw een slotverklaring aannam, is het duidelijkste bewijs hoe het WSF tegelijk een open ruimte kan vormen voor debat en uitwisseling, en een ruimte waarbinnen zij die dat willen gezamenlijk initiatieven kunnen nemen. Paradoxaal genoeg zijn vele stemmen die nu opgaan opdat het WSF zelf meer initiatieven zou nemen, of een duidelijker profiel zou krijgen, tegelijk verwoede tegenstanders van een initiatief zoals de Assemblee van de sociale bewegingen….
Eerder dan het WSF te ‘radicaliseren’ of te ‘politiseren’ komt het erop aan het WSF verder in te wortelen, en de sociale mobilisatiekracht ervan te vergroten. Wat dat betreft was Mumbai een reuzenstap vooruit: niet alleen door de massale volkse aanwezigheid, maar ook door de nieuwe vormen van participatie die daardoor ontwikkeld werden.
Zal het WSF hier blijvend de vruchten van plukken? Helemaal zeker is dat niet. Op de vergadering onmiddellijk na het WSF in Mumbai van de Internationale raad, het clubje veelal oudere mannen dat zichzelf beschouwt als de hoeders van het WSF, werd beslist de samenstelling van deze raad niet te veranderen: geen open deur dus om de Aziatische sociale bewegingen volop hun plaats te geven in het proces. De voertaal van deze raad was overwegend Spaans, wat toch een beetje bizar is voor een vergadering in India. De Indiase vertegenwoordigers moesten proberen via hun hoofdtelefoon de heen- en weergaande uitwisseling in het Spaans te volgen… De weinig transparante en inclusieve wijze van werken van het WSF (in tegenstelling tot het ESF, dat systematisch werkt met open vergaderingen) zou er wel eens de achillespees van kunnen worden.
(Uitpers, nr. 50, 5de jg., februari 2004)