Aan herinneringen geen gebrek in dit leerrijke en boeiende boek van de Nederlandse journalist Sytze van der Zee (1939). Maar zijn ‘ Verslaggever van beroep’ gaat veel verder dan anekdotes. Het boek geeft een inzicht in en een overzicht van de evolutie van de krantenwereld en daarmee samenhangend van de journalistiek gedurende de voorbije decennia. Erg optimistisch is de auteur niet, want wat gebeurt er als kranten de mainstream moeten volgen en journalisten worden vervangen door columnisten?
Reeds als adolescent had Sytze van der Zee de journalistenmicrobe te pakken. Niet dat hij toen al wou schrijven, maar hij wou wel weten wat er in de wereld gebeurde. Als 24-jarige ging hij in 1963 als leerling-journalist aan de slag bij het Nieuw Utrechts Dagblad. Hij moest er ‘aan de lopende band korte berichten en mededelingen’ tikken: gouden bruiloften, koninklijke onderscheidingen, bedrijfsfeesten en meer van dat. In 1965 stapte hij over naar de Haagsche Courant, in 1966 naar het Algemeen Handelsblad en in 1969 naar de Rotterdamse NRC. Hij maakte de fusie van NRC en Algemeen Handelsblad mee, wat leidde tot het ontstaan van NRC Handelsblad.
Voor die krant was van der Zee correspondent in achtereenvolgens Bonn, Brussel en Washington. Vanuit Bonn, de toenmalige hoofdstad van de Duitse Bondsrepubliek (West-Duitsland) trok hij regelmatig naar de Duitse Democratische Republiek (Oost-Duitsland) en naar de Sovjet-Unie. Vanuit Washington trok hij in 1983 naar Grenada om er de Amerikaanse invasie te verslaan en in 1985 naar Suriname, ten tijde van het regime Bouterse, waar hij aan echte onderzoeksjournalistiek deed met alle gevaar voor lijf en leden. Na zijn terugkeer naar Nederland werd van der Zee adjunct-hoofdredacteur van Elsevier en in 1987 hoofdredacteur van het Parool.
Zijn jongste boek is een boeiende aaneenrijging van gebeurtenissen, wetenswaardigheden en anekdotes, waardoor het een blik werpt op wat zich de voorbije decennia in Nederland, Europa en de Verenigde Staten afspeelde. Als lezer twijfel je er geen ogenblik aan dat de auteur zijn hele loopbaan dag na dag zijn doen en laten noteerde, want zelfs met het beste geheugen is het onmogelijk zich haarfijn te herinneren wat decennia geleden gebeurde. Dat wijst er al op wat voor controlefreak Sytze van der Zee is.
Zijn hele loopbaan door werd hij met tal van problemen geconfronteerd: conflicten met collega’s, censuur, hervormingen en fusies van kranten, drukke werkdagen en -nachten, rechtszaken en bakken vol stress. Van der Zee noemt steeds man en paard en over zijn collega’s geeft hij ongezouten zijn mening. De ene noemt hij een ‘lastpak’, de andere ‘het vleesgeworden anachronisme’. Zijn conflicten met collega’s hadden niet uitsluitend, maar toch in grote mate te maken met het feit dat Nederlandse journalisten, zeker vroeger, een zeer groot ego hadden.
Zelf was/is van der Zee ook geen doetje. Als hoofdredacteur van het Parool zette hij de chefs van drie redactie-afdelingen af omdat ‘ze niet deden wat ik wilde’. Van der Zee is een man die weet wat hij wil en die ook liefst doet wat hij wil. Het verwijt een ‘eigenwijze Friese stijfkop’ te zijn werd hem al eens naar het hoofd geslingerd. Hij was ook een gewiekste knaap die niet te beroerd was om een journalist van een ander medium te doen zwijgen over een bepaald nieuwsje waarmee hij wou uitpakken, in ruil voor een nieuwsje dat die confrater dan weer kon gebruiken. Opvallend is hoezeer het uiterlijk van mensen een indruk op van der Zee maakt. Van ieder persoon die in zijn boek voorkomt, komen we te weten welke ogen, neus, haarsnit en bril hij of zij had. Over de Russische kernfysicus en dissident Andrej Sacharov vernemen we zelfs dat die tijdens het bezoek dat van der Zee hem in Moskou bracht, een ’typisch Russische huis- en vakantiepantalon zonder gulp’ droeg.
Rechts-extremisme en allochtonen
Als zoon van ouders die tot eind 1942 met nazi-Duitsland collaboreerden, vreesde de jonge Sytze van der Zee dat dit hem de toegang tot het journalistenberoep zou bemoeilijken, maar dat viel wel mee. Door dit verleden van zijn ouders ging de aandacht van de jonge redacteur vooral uit naar de Tweede Wereldoorlog (de nazi-processen, de oorlogsmisdadigers die nog vrij rondliepen, de nazi’s die naar Zuid-Amerika vluchtten) en het opkomende rechts-extremisme. In 1967 werd van der Zee lid van de Partij van de Arbeid (PVDA), vooral vanwege de opkomst van de Boerenpartij van Hendrik Koekoek. Nogal wat leden van die partij waren vroegere nazi-collaborateurs.
Om het naoorlogse nazisme beter te leren kennen trok van der Zee in 1967 naar een meeting van de Duitse extreemrechtse Nationaldemocratische Partei Deutschlands (NPD) in Hannover. Datzelfde jaar verscheen zijn boek ‘25.000 landverraders – De SS in Nederland, Nederland in de SS’. Maar zijn afkeer voor het nazisme en rechts-radicalisme maakte van hem geenszins een onvoorwaardelijke verdediger van de staat Israël.
In 1988 stelde van der Zee vast dat ook in Amsterdam praten of schrijven over problemen met allochtonen taboe was, zowel in de politiek als in de media. De sociaaldemocratische PVDA wou van geen kritiek op allochtonen weten omdat deze mensen als toekomstige kiezers werden gezien. Toen van der Zee en zijn collega’s in de krant uitpakten met een rapport waaruit bleek dat rond 85 procent van de gewelddadige straatroven in Amsterdam door niet-westerse buitenlanders was gepleegd, moest hij in een radioprogramma verantwoording afleggen en werd hij door het vakblad De Journalist op de vingers getikt. Door de houding van de PVDA ten opzichte van de allochtonen zegde van der Zee zijn lidmaatschap van de partij op. Als vrijzinnig democraat voelde hij er zich niet meer thuis.
Happart
In 1975 werd Sytze van der Zee correspont voor NRC Handelsblad in Brussel. Hij stuurde zijn kinderen naar de Europese School, maar die werden voor ‘sales Flamins’ en ‘boches’ (moffen) uitgescholden. Een van zijn zoontjes werd zelfs met geweld tegen de grond gesmeten en brak zijn arm.
In 1979 ontstond ophef na een interview van de auteur met José Happart, de voorvechter van de terugkeer van de Voerstreek naar de provincie Luik. In dit interview kondigde Happart een ‘confrontation violente’ aan indien de Voerstreek niet naar Luik zou worden overgeheveld. Happart ontkende nadien zo iets te hebben gezegd. Op 27 juni 1979 werd het huis van van der Zee in Sint-Pieters-Woluwe beschoten. De schutter werd nooit gevonden.
Van Thillo
Van der Zee had het geenszins onder markt op de opeenvolgende redacties waar hij werkte. Toen hij adjunct-hoofdredacteur van Elsevier werd, werd hij verplicht mensen te ontslaan. Hij kreeg bovendien het verwijt het conservatieve Elsevier een links-liberale koers te doen uitgaan.
Maar het echte zware weer kwam er pas aan bij het noodlijdende Parool waarvan van der Zee hoofdredacteur werd. De krant moest grondig worden hervormd en zoals het bij ‘hervormingen’ gaat werden meer dan honderd personeelsleden aan de deur gezet. Cees Smaling de grote baas van de Perscombinatie (de Volkskrant, Trouw, het Parool) wilde de Nederlandse Dagbladunie kopen en beschouwde het verlieslatende Parool als een blok aan zijn been. Hij beweerde dat het Parool jaarlijks 20 miljoen gulden verlies boekte (volgens van der Zee ging het om 9 miljoen gulden) en wou dat het Parool ging samenwerken met het Rotterdams Dagblad. In 1996 moest het Parool een pure stadskrant worden, met alle inkrimpingen en bezuinigingen van dien. Wegens onoverkomelijke meningsverschillen over die herstructurering nam Sytze van der Zee in oktober 1996 ontslag.
Met het Parool was het evenwel nog niet gedaan, omdat de Belg Christian Van Thillo, topman van De Persgroep, als koper opdaagde. Maar van der Zee vraagt zich af ‘wat Van Thillo zal doen als hij een goede prijs kan krijgen voor De Persgroep, inmiddels het grootste krantenbedrijf van Nederland. De schatrijke familie Van Thillo gaat van oudsher voor het grote geld en toont zich daarbij doorgaans niet al te kieskeurig’. Dat negentig procent van de Nederlandse dagbladmarkt thans in Belgische handen is, schrijft van der Zee toe aan ‘de zucht naar winstmaximalisatie op korte termijn’.
Journalisten of columnisten?
De onafhankelijkheid van de journalist is voor van der Zee van het grootste belang. Reeds als stagiair kreeg hij van zijn chef de goede raad ‘autoriteiten niet te vertrouwen’. Maar de journalist moet ook kritisch staan ten opzichte van de eigen redactie(chefs). Zo nam de redactie van de NRC het niet dat van der Zee als correspondent in Bonn verslag uitbracht over de zogenaamde ‘Ostpolitik’ van de toenmalige West-Duitse kanselier Willy Brandt. Die politiek hield een toenadering tot Oost-Duitsland en de rest van het Oostblok in. Bij de NRC ‘moest het nieuws overeenstemmen met de gangbare opvattingen die op de krant leefden. Mocht dat niet zo zijn, dan kreeg het nieuws niet de aandacht die het feitelijk verdiende’.
Voor de auteur mogen voor een journalist uitsluitend de feiten tellen. ‘Journalisten die zich laten corrumperen door geld, macht of omdat ze denken een hoger doel te dienen – door civic journalism, campagnejournalistiek, activistische of zogenaamde constructieve journalistiek te bedrijven – verliezen elke geloofwaardigheid’.
Tijdens een bezoek van de West-Duitse staatssecretaris Egon Bahr aan Moskou in 1970, vernam van der Zee dat gesprekken werden gevoerd over een eventuele erkenning door West-Duitsland van Oost-Duitsland en dat West-Duitsland kon instemmen met een lidmaatschap van Oost-Duitsland van de Verenigde Naties en de Wereldgezondheidsorganisatie. Van der Zee meldde dit nieuws aan de twee kranten waarvoor hij correspondent was in Bonn: het Algemeen Handelsblad en de NRC. Het Algemeen Handelsblad bracht zijn verhaal op de voorpagina, de NRC smeet het in de prullenmand, want er mocht geenszins gesuggereerd worden dat beide Duitse staten geen buitenland meer voor elkaar zouden zijn.
Typerend voor van der Zee is dat hij, zoals hij zelf schrijft, weigerde zich neer te leggen bij het algemeen gangbare. Hij wilde niet zijn als ‘de vele, vele miljoenen die willoos Hitler, Mao Zedong of Stalin hadden gevolgd, of religies als het christendom, het hindoeïsme en de islam verkozen boven de ratio en de Verlichting’.
Tot slot betreurt van der Zee de teloorgang van de schrijvende pers: steeds minder kranten die het met steeds minder journalisten moeten doen. Maar ook de kwaliteit van de journalistiek gaat er op achteruit. Er wordt nog altijd te weinig in onderzoeksjournalistiek geïnvesteerd. Ook de eigen nieuwsgaring van de kranten gaat zienderogen achteruit. Kranten volgen meer en meer hypes en ventileren meningen. De Volkskrant en NRC Handelsblad hebben ieder al meer dan veertig columnisten. Van der Zee onderstreept terecht dat de column een marketinginstrument is geworden dat ‘sterren’ aan het woord laat. Kritische beroepsjournalisten worden vervangen door freelancers.
Met deze verontrustende vaststellingen besluit Sytze van der Zee een boeiend boek over een boeiend journalistenleven en over de journalistiek tout court.