Walter Lotens heeft een rijk en divers leven gehad, en nog steeds. Hij is iemand die inspireert, je doet twijfelen aan wat even tevoren zeker leek, en als een ‘oude jongen’ mensen kan charmeren en aanraken om de wereld eens anders te bekijken dan ze gewoon geworden waren. Dit boek, dat aansluit bij een hele rij van deze auteur, doet dat ook allemaal.
Walter komt uit een katholiek nest, verloor zijn geloof, maar bleef trouw aan de betrokkenheid, de mensenliefde die toch ook deel uitmaakt van die traditie. Niet verwonderlijk schreef hij in vroeger werk en in dit boek, over de prachtige initiatieven van bevrijdingstheologen, vooral dan in zijn geliefd Zuid-Amerika. Die mooie, maar vaak door het instituut gebonden en zelfs tegengewerkte vleugel van de Roomse kerk heeft voor de ontvoogding van vele mensen gezorgd en wordt daarom door Lotens erkend en verdedigd in de rauwe kapitalismetijd die we nu beleven. Als ‘religieus atheïst’ wordt hij zo verdediger van die vorm van sociale theologie.
Dit boek heeft een sterk autobiografische inslag. Walter vertelt, vaak op basis van eigen dagboekfragmenten, hoe hijzelf vooral in zijn leven op zoek was en bleef tot vandaag, en hoe mensen maar ook boeken die zoektocht naar zin en menselijkheid steeds opnieuw hebben gevoed en versterkt. Als geen ander lukt het hem om moeilijke onderwerpen aan te kaarten in deze eerder verblindende tijd van consumentisme en hyperindividualisme: hoe we onszelf maar echt voelen leven wanneer we de vanzelfsprekende, niet berekenende gastvrijheid van een arme boerin in Bolivië mogen meemaken, of de sterkte van diepe intermenselijke solidariteit die niet moet in leven gehouden worden door meer hebben, maar wel leidt tot meer (mens) zijn. Sommige stukken van zijn verslag van een leven, vooral die waarin hij belevenissen met gewone mensen ergens in de wereld en hun oprechte en directe dromen en inzet vertelt, zijn ronduit ontroerend. En dat is een ongelofelijke kracht , die de lezer uitnodigt om het doorgedreven materialisme even te vergeten of misschien zelfs in vraag te stellen.
Walter zoekt ook naar een theoretisch-filosofisch kader om orde te scheppen in de oceaan van ervaringen die hij in zijn onderwijs- en vooral in zijn reisleven heeft meegemaakt. De historicus Braudel is een uitgangspunt met zijn opvatting van drie lagen van geschiedenis. Drie lagen van diepte in de tijd, waarin we tegelijk leven. Op de middellange termijn (de tijd van een mensenleven) kunnen we zo de curves van Kondratieff onderscheiden: het lijkt erop dat we over de periode van een of twee generaties in een afwisseling van opgaande en neergaande bewegingen (van welvaart, bloei en verval) leven, en dat wordt hoogstens duidelijk in de herfst van iemands leven.
Dat kader stelt Lotens voor om de golven van revolutie, inkapseling en conservatisme over de loop van zijn eigen (volwassen) leven te tekenen en duiden. Dat kader verheldert, en geeft tegelijk de lezer een impuls om te reflecteren, enigszins relativerend misschien. Maar tegelijk, en dat is echt een kracht van dit boek, spoort dit de lezer aan om niet af te haken: positieve, solidaire en bottom up-bewegingen zijn nooit (definitief) weg of dood. Ze bloeien een volgend moment alweer, vaak in de marge of klein, maar wel sterk en hoopvol. Hoop (met Bloch) en liefde voor de medemens blijven bestaan, en ook de grofste neoliberale kolonisering kan die niet kapot krijgen. Dat klinkt brutaal, maar de verhalen van Lotens gaan over de kleine initiatieven van de gewone mensengroepen overal in de wereld. Misschien zijn hoop en solidariteit wel de ultieme kenmerken die de menselijke soort van de rest van de natuur onderscheiden. En Walter beschrijft die dan ook uitvoerig en vaak bijzonder verrassend. Geloof in de mens? Met de nodige bescheidenheid, gekoppeld aan doorzettingsvermogen, dan wel.
Walter startte zijn volwassen leven als leraar, wat hem vrij snel bracht tot activist en dan woordvoerder van AKO, een groep met kritische onderwijsmensen. Als vanzelf kreeg zijn engagement vorm in talrijke initiatieven in zijn klassen. In een tweede moment leidt dat al vroeg tot engagementen van zijn klassen met concrete projecten in Derde Wereldlanden. Zijn verhalen hierover zijn mooi, en vooral ook inspirerend. In tijden van relatieve uitzichtloosheid of machteloosheid is dit literatuur die het hart sneller doet slaan. We kunnen echt wel wat, als we maar willen. Via zijn overstap naar volwassenenonderwijs (in functie van het toenmalige onderwijsministerie) geraakt Walter meer en meer geïntrigeerd door Latijns-Amerika. Mede op vraag van reisorganisaties bezoekt hij voor het eerst dat continent en schrijft er rake en bijzonder ontroerende stukken over.
Wanneer hij vervolgens terug in het onderwijs terecht komt ontmoet hij plots hardnekkig racisme, ijzige kilte bij de jongeren. Opnieuw tracht hij door concrete initiatieven en leerlingen van vlees en bloed zijn groeiende aandacht voor het diep-menselijke over te dragen. In deze stukken van het boek (jaren ’90 en later) stelt Walter veel vragen bij de zin of onzin van strenge, orthodoxe ideologische posities. Dit zijn bijzonder sterke stukken: geen theorie van wat mensen in zich hebben, en hoe menselijke betrokkenheid zijn weg zoekt. Daaruit volgt dat te rigide ideologische posities tot ontsporing en aliënatie moeten leiden. Wat een prachtige nuance, vooral in een tijd waarin moddergooien en persoonlijke aanvallen steeds brutaler en scherper worden, zodat de ontmoeting vanuit menselijke betrokkenheid lijkt te verdwijnen uit de wereld.
Walter Lotens geeft voorbeelden van kleine initiatieven in Latijns Amerika, Afrika en Europa die echt een verschil maken, omdat mensen vanuit hun verstand en zeker ook hun hart met elkaar willen blijven samenleven. Niet de megapolitiek of macro-economische theorie doet mensen leven, maar de solidaire projecten van onderuit, die mensen fysiek en sociaal met elkaar laten leven en strijden. Wanneer ik die zin lees ben ik niet gelukkig: hij klinkt teveel als een ideologische boodschap. Maar om echt te voelen en te appreciëren hoe het is en hoe het werkt kan ik enkel aanraden om dit boek te lezen, en de vele kleine medemenselijke projecten en avonturen van mensen overal in de wereld te leren kennen. Kosmopolitisme of wereldburgerschap ja, maar beleefd op het niveau van de gewone mens, niet van de staten of machtscenakels. Dat is de moeilijke, maar schitterend gebrachte basislijn van een boek, en van een leven .