Sven Tuytens stelt in zijn woonplaats, de Spaanse hoofdstad Madrid, een verontrustende stijging vast van de wachtrijen voor bedeling van maaltijden en andere hulp. Hij maakte er deze reportage over. De coronapandemie heeft volgens lokale organisatoren de reeds bestaande armoede nog verergerd: “Veel families zijn de crisis van 2008 nog steeds niet te boven gekomen”.
“Las colas del hambre” of de hongerwachtrijen beginnen in Madrid alarmerend snel te stijgen. Na 7 weken strenge lockdown trekken verschillende hulporganisaties aan de alarmbel: parochies, de hulporganisatie Cáritas, de gemeentelijke diensten voor voedselbedelingen en de voedselbank van Madrid waarschuwen voor een nieuwe crisis in de Spaanse hoofdstad. In Madrid wordt angst om honger te lijden, groter dan de angst om met het coronavirus besmet te worden
Als hongerjaren na de Spaanse Burgeroorlog
“Veel families zijn de crisis van 2008 nog steeds niet te boven gekomen”, zegt Esperanza García Castro, een 82-jarige inwoonster van El Pozo del Tío Raimundo, een van de armste wijken van district El Puente Vallecas in het zuiden van Madrid. In 2008 startte zij met enkele energieke vriendinnen en het plaatselijke buurtcomité met voedselbedelingen aan 90 kansarme families. Vandaag zijn dat er 270.
Esperanza maakte deel uit van de generatie inwijkelingen uit het zuiden van Spanje die in de jaren 1950 en 1960 hun geluk in de hoofdstad kwamen zoeken. Ze woonden in krotten zonder stromend water en om te overleven was solidariteit in de wijk belangrijk. Haar hoofdkwartier is een café dat tijdens de financiële crisis failliet ging en waar zij reeds 12 jaar van achter de toog voedselpakketten doorgeeft aan kansarmen. Families met kleine kinderen kregen altijd een extraatje.
Esperanza wist beter dan de plaatselijke sociale dienst wie van de families in de rats zat en op welke momenten ze een extra liter olijfolie mee moest geven. Ze heeft de hongerjaren na de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939) meegemaakt en had nooit gedacht dat voedsel opnieuw een kopzorg zou worden:
“Achter de gesloten deuren spelen zich drama’s af. Kinderen uit kansarme families hangen af van de school waar ze ten minste een warme maaltijd per dag krijgen en waar de sociale diensten een vorm van controle uit kunnen oefenen. Maar door die coronapandemie is dat is nu verleden tijd en van de regering hebben we pas vernomen dat de scholen pas in september terug open gaan”.
Terwijl Esperanza, bijgestaan door een handvol, trouwe vrijwilligsters, de voedselpakketten klaar zet, staan mensen buiten in een lange rij te wachten. Ze eerbiedigen een sociale afstand en mogen het café niet binnen. Gezellig kletsen kan dus niet langer waardoor Esperanza veel minder informatie over de specifieke situatie van elke familie krijgt.
Iedereen wacht buiten zijn beurt af, de voedselpakketten uit het café worden voor de deur gezet waarna iedereen weer voor een week verdwijnt.
Voorraden voedselbanken raken op
Een groot deel van de levensmiddelen die in de boodschappentassen zitten komt van de voedselbank van Madrid. Die hielp in de maand maart 150.000 personen in de regio, vandaag zijn dat er al 190.000. Hun woordvoerder spreekt van een stijging van 30 procent. De voedselbank beschikt in “normale” tijden over een reserve waarmee ze drie maanden verder kan, maar aan het huidige ritme vreest men dat die reserve heel binnenkort uitgeput wordt.
In het district van de Puente de Vallecas leven 230.000 inwoners die het met de laagste inkomens van de hele regio moeten doen. Poetsvrouwen, begeleidsters van bejaarden of mensen die van klusjes leven, zijn van de ene op de andere dag zonder enige vorm van inkomen gevallen. De lockdown die nu al 7 weken duurt begint onhoudbaar te worden.
Een van vrouwen die voor de deur van het café wacht vertelt mij dat ze door geldgebrek tijdens de maand april geen enkele keer naar de supermarkt is geweest en volledig afhangt van de schenkingen die ze van het buurtcomité en de parochie krijgt.
Van een Griekse vluchtelingenkamp naar Madrid
Esperanza krijgt nu hulp van de Spaanse ngo Olvidados (Vergetenen) die tot voor kort vluchtelingen van het vluchtelingenkamp Moria op het op het Griekse eiland Lesbos hielp. Een deel van de inspanningen van Olvidados concentreert zich nu op de kansarme wijken in het zuiden van Madrid.
Vijftig vrijwilligsters (49 vrouwen en 1 man) zijn dagelijks in de weer met het contacteren van bedrijven, slachthuizen en transportfirma’s om ongeveer 2.500 gezinnen in El Puente de Vallecas wekelijks van voeding te voorzien.
Olga San Martín Quiles, een gepensioneerde stewardess van Iberia die Olvidados oprichtte, zegt dat de sociale diensten van Vallecas het alleen niet kunnen bolwerken en de vraag om noodhulp van burgers nu naar de vrijwilligers van Ovidados doorschuift.
“Eten voor zoveel families leveren is voor ons een hele heksentoer omdat we zelf niet over vrachtwagens en grote opslagplaatsen beschikken. Steeds opnieuw moeten we aan transportfirma’s vragen om ons te blijven helpen. Het is bijvoorbeeld zeer ingewikkeld om vers vlees te leveren, zonder zelf over koelfaciliteiten te beschikken”.
En omdat vlees duur is, kiezen steeds meer mensen voor goedkope basisproducten en worden er opnieuw meer traditionele gerechten bereid op basis van linzen, kikkererwten, witte bonen en Valenciaanse rijst. In alle voedselpakketten zit steeds olijfolie en melk en families met kleine kinderen krijgen ook poedermelk en luiers.
Vrouwen in de bres
Opvallend aan de hele solidariteitsketen is dat het bijna uitsluitend vrouwen zijn die zich gratis inzetten om de klappen van deze gezondheidscrisis op te vangen.
Bij Olvidados zijn het vrouwen die de bedrijven overhalen om solidair te zijn, het hele distributiesysteem organiseren en ook helpen bij het laden van de vrachtwagens.
Er werkt maar één vaste vrijwilliger bij Olvidados en die man doet het omdat zijn blinde echtgenote ook vrijwilligster is. Bij het buurtcomité van Esperanza zijn er wel mannen die helpen, maar ook daar wordt het gros van het werk wordt door vrouwen gedaan.
Alles wat Esperanza te weten komt over de sociale problemen in de buurt, weet ze via de vrouwen die haar in vertrouwen nemen. Volgens haar is dat altijd zo geweest: “Als je op mannen moet rekenen, schieten de zaken niet op. Trouwens, wie van de families komt hier in de rij staan om de zware voedselpakketten op te halen? Ga zelf maar eens buiten een kijkje nemen”, knipoogt zij.
Informele economie is in elkaar gezakt
Voor het café spreek ik met een dame die een rood trainingspak en pantoffels draagt. Ze wacht geduldig tot er voor de deur van het café een nieuw voedselpakket op de stoep wordt gezet. Ze zegt dat ze er genoeg van heeft om alle dagen naar een lege koelkast te kijken:
“Onze familie leeft van het ophalen van oud karton. Om rond te komen moest ik samen met mijn echtgenoot 8 uur per dag de vuilnisbakken aflopen om genoeg te verdienen. Soms gingen we ’s avonds nog een paar kilo’s bijeenrapen om een extra euro te verdienen. Maar dat is nu allemaal verleden tijd want al 7 weken verdienen we niets meer. Door binnen te blijven gaan we niet besmet geraken, maar als ik daarvoor als een hongerige rat moet leven, hoeft het voor mij ook niet meer”.
Dit artikel verscheen eerder op De Wereld Morgen