INTERNATIONALE POLITIEK

Een verlichte conservatief over het verschil tussen berusten en aanvaarden

Image

Hoera ! Joël de Ceulaer heeft een boek geschreven. Niet om de democratie te redden, zoals Manu Claeys dat een jaar geleden deed met een 365 bladzijden tellende analyse van ‘waarom het systeem hapert, en wat we er aan kunnen doen’. Niet nodig, vindt De Ceulaer, want al die klaagzangen over de crisis van de democratie zijn, wanneer je de zaken nuchter beschouwt, fel overdreven. Hoe onvolmaakt ook, de democratie stelt het uitstekend, en verdient dus mijn ‘verdediging van een onvolmaakt systeem’ stelt hij in de ondertitel. Kortom: De Ceulaer schaart zich helemaal achter de beroemde uitspraak van wijlen Winston Churchill, dat “democratie de slechtste regeringsvorm is, afgezien van alle andere vormen die van tijd tot tijd werden uitgeprobeerd”.
Als intelligente provocateur begint De Ceulaer zijn verdediging dus met een opsomming van de (volgens hem) zes grondige gebreken van de representatieve democratie zoals wij die kennen. Ze is – even diep inademen: onbevredigend, ongrijpbaar, onrechtvaardig, onverzoenlijk, onverstandig, onmogelijk.
Dat is fraai geformuleerd, en daarmee zijn meteen zes van de zeven hoofdstukken van het boek aangeduid; het zevende bevat uiteraard de conclusies van de auteur, inclusief wat wijze raad om met de tekortkomingen van de democratie om te gaan. Je moet het kind niet met het badwater weggooien, waarschuwt De Ceulaer, maar die tekortkomingen aanvaarden zonder er daarom in te berusten.
Het betoog in die zes hoofdstukken steunt op heel wat materiaal en De Ceulaer maakt daar, zacht uitgedrukt, geen geheim van. Hij citeert graag uit de vele interviews die hij had met mensen uit verschillende vakgebieden die zich ook hebben gebogen over de ‘crisis’ van de democratie (en wat daar aan te doen); hij heeft daarnaast nog vele andere boeken gelezen over deze thematiek en maakt duidelijk wanneer en waarom hij het daarmee al dan niet eens is; en hij gaat ook de polemiek niet uit de weg met de meest bekende democratie-critici hier te lande: David Van Reybrouck, Luc Huyse en de reeds genoemde Manu Claeys.
Maar eerst wordt, nog voor het betoog begint, aandacht gevraagd voor een belangrijke terminologische verduidelijking. Als wij het over ‘democratie’ hebben, bedoelen we doorgaans een ‘democratische rechtsstaat’. Dat concept bestaat uit twee componenten die je goed moet onderscheiden, want ze kunnen onderling in botsing komen. Als de meerderheid beslist kan dat er toe leiden dat de bescherming van minderheden of individuen in het gedrang komt. “Om dat te voorkomen, aldus De Ceulaer, kennen we behalve de democratie ook de rechtsstaat.
Aangezien in een democratie met algemeen stemrecht tenminste in het stemhokje de proleet even zwaar weegt als de ploetocraat, herkennen we in die twee componenten meteen twee van de drie grondbeginselen van de Franse Revolutie: gelijkheid en vrijheid. Dat die elkaar flink in de weg kunnen lopen bleek na 1789 al gauw. “Entre le fort et le faible, … c’est la liberté qui opprime et la loi qui affarnchit” predikte Lacordaire in 1835. Dat is ongeveer gelijktijdig met de klassieker van de Tocqueville ‘over de democratie in Amerika’. Alleen fungeert de tot democratie bekeerde edelman doorheen het hele boek steevast als leidraad, terwijl de dominicaan onvermeld blijft.
Nu ja, De Ceulaer schrijft geen geschiedenisboek, maar een essay over de verdienste van de liberale democratie. Dat is onder meer nodig omdat blijkbaar in onze rijke en vermoeide democratieën steeds vaker twijfel opkomt over de meest wenselijke verhouding tussen beide componenten. Ja, ook bij de auteur zelf, die zich – bij wijze van gedachtenexperiment – afvraagt of het beter leven is in Hongarije of in Singapore: in een illiberale democratie of in een liberale autocratie.
Dat spanningsveld tussen vrijheid en gelijkheid doordesemt eigenlijk alle zes hoofdstukken (die elkaar ondanks de fraaie verbale opdeling vaak overlappen) en überhaupt de hele discussie over democratie, haar tekortkomingen en haar superioriteit. Het is die niet-aflatende spanning die van democratie een blijvend ‘work in progress’ maakt. Maar dat is voor de auteur juist een bewijs van levenskracht veeleer dan van zwakte of crisis.
Er is nog een tweede terrein waarop De Ceulaer het heersende ‘politiek correcte’ denken serieus in vraag stelt. Hij doet het met veel woorden en verwijzingen naar gezaghebbende auteurs, maar aarzelt niet om de ‘doemdenkers’ op hun plaats te zetten met een ietwat venijnige vraag: vinden zij wellicht dat de democratie in een levensgevaarlijke crisis verkeert omdat de mensen niet meer stemmen zoals de weldenkenden dat wensen ?
Terwijl de door hen vermaledijde populisten tegelijk ‘diep democratisch’ en ‘diep illiberaal’ zijn (aldus citeert JdC de VS-politicoloog Mounk) blijken veel progressieve denkers niet meer te geloven in de democratie, want “als er moet gekozen worden tussen democratie en liberalisme” dan vinden veel zelfverklaarde liberale democraten “dat wat minder democratie misschien geen slecht idee is”. Dat harde oordeel komt van Cas Mudde, vaak opgevoerd als ‘populisme-expert’, en hier met duidelijke instemming geciteerd door De Ceulaer.
In telkens dertig à veertig pagina’s bespreekt hij dan de zes aanvankelijk opgesomde ‘tekortkomingen’ van de democratie. Ze is onbevredigend, want “ze maakt ons allemaal voortdurend boos”; ze is ongrijpbaar, want “ze is doodziek en springlevend tegelijk”; ze is onrechtvaardig, want stelt voortdurend “het soevereine volk tegenover het soevereine individu”; ze is onverzoenlijk, want “we zullen altijd verdeeld blijven”; ze is onverstandig, want “ze leidt niet per se tot het best mogelijke beleid”; ze is eigenlijk onmogelijk, want “onze collectieve voorkeur is niet te achterhalen”.
Elk hoofdstuk bevat niet alleen veel verwijzingen naar (en citaten uit) publicaties die op de respectieve terreinen de discussie kunnen voeden (en die, zoals dat tegenwoordig blijkbaar onvermijdelijk is, haast alle uit de angelsaksische wereld komen) maar ook tal van concrete voorbeelden in situaties die voor iedereen herkenbaar zijn.
En hoewel deze auteur zeker nooit zal sterven aan een overdosis bescheidenheid is ook enige zelf-ironie hem niet vreemd. Bijvoorbeeld waar het gaat over de ‘onverzoenlijkheid’ – een wat ongelukkige term voor het feit dat democratie nu eenmaal niet diént om consensus te vinden tussen onverzoenlijke belangen maar veeleer het ‘georganiseerde meningsverschil’ gestalte geeft – voert hij twee wetenschappers op die diametraal tegenover elkaar staan, en van wie de ene de andere verwijt dat die “een journalist, geen wetenschapper” is -wat qua belediging wel kan tellen, aldus JdC. Een alleraardigste manier om tegelijk zichzelf tegen eventuele verwijten van oppervlakkigheid in te dekken.
Zo’n verwijt zou trouwens niet terecht zijn; De Ceulaer heeft wel degelijk ‘zijn huiswerk gemaakt’. En (als journalist, nietwaar…) presenteert hij het resultaat daarvan in een zeer leesbare tekst. Als slimme pleitbezorger stelt hij zich namelijk ook vaak in de plaats van de lezer, en vraagt zich dan af of het wel allemaal klopt wat die vele auteurs beweren. Dat maakt zijn lange betoog ook – en misschien net iets teveel – ‘didactisch’ … om niet ‘belerend’ te zeggen. Het boek is een goed overzicht van actuele (en oudere) discussies over voor- en nadelen van de representatieve democratie, en is gelukkig voldoende doorspekt met persoonlijke overwegingen om niet al te schools te worden. En het ontbreekt zeker niet aan passages waarover je als lezer graag uitvoeriger in discussie zou gaan. In die zin is het alleszins stimulerende lectuur.
Wie zich tenslotte zou afvragen waar de auteur nu zelf staat in deze nooit-eindigende bevraging van de democratie, vindt het antwoord op de laatste bladzijden (voor zo ver dat al niet eerder duidelijk was): “de democratie moet het meer hebben van voorzichtige behoudzucht dan van revolutionair enthousiasme”. Met andere woorden: althans in dit debat werpt hij zich op als een eerder conservatieve liberaal. Maar – zo probeert heel dit boek duidelijk te maken – waarom zou dat niet mogen ?

Laatste bijdrages

Bayrou, dan toch

Het zou geen verrassing mogen zijn, en toch: François Bayrou heeft eindelijk een van zijn twee dromen gerealiseerd, hij is premier van Frankrijk. De andere droom: president. Maar voorlopig…

SYRIË: EEN MIDDELEEUWS OPBOD

De weg naar Damascus is lang. De apostel Paulus werd er van zijn paard gegooid. De kruisvaarders moesten eerst de oninneembaar  geachte stad Antiochië (vandaag Turks Antakya) belegeren –…

Komt er stabiliteit in Syrië na het verdwijnen van Assad?

Het regime van Bashar al-Assad is gevallen, maar daarmee is er nog geen eind gekomen aan de gevechten. Het land is nu opgedeeld in twee stukken. Met het vertrek…

Grenskolonialisme

You May Also Like

×