De inzet van de regionale en lokale verkiezingen eind november in Venezuela was niet alleen de controle over 23 staten en meer dan 300 gemeenten. Sinds het begin van de Bolivariaanse revolutie in 1998 nemen verkiezingen steeds de vorm aan van een krachtmeting tussen de revolutie en de contrarevolutie. Ze kondigen steeds een nieuwe etappe aan in het revolutionaire proces.
Na de nipte, maar reële nederlaag van het referendum over de grondwetsherziening in 2007, hoopte de rechterzijde dit resultaat te verzilveren. Aanzienlijke winst met de verkiezing van nieuwe rechtse gouverneurs van de ‘Estados’ was, volgens de oppositie, als het ware al verworven. De meest roekeloze schatting van de rechterzijde hoopte op de verovering van veertien staten. Zeker sinds het afvallen van verschillende zogenaamd Chavistische gouverneurs.
Een goed jaar geleden had Chávez nog de steun van 21 van de 23 gouverneurs. Enkel de staten Zulia (olierijk gebied grenzend aan Colombia) en Nueva Esparta (het eiland Isla Margarita) waren in de handen van de oppositie. Maar het politieke landschap heeft zich aan de linkerkant herschikt op één jaar tijd. Een van de samenstellende partijen van het Chavisme, Podemos, riep op om tegen de grondwetsherziening te stemmen. Daarna werden drie gouverneurs uit de PSUV (Partido Socialista Unido de Venezuela of Verenigde Socialistische Partij van Venezuela) gesloten omwille van onder andere corruptie. Hiermee verloor Chávez nieuwe staten zoals Aragua, Sucre, Carabobo, Guarico en Yaracuy. Zeven staten dus waren in de handen van de oude en nieuwe oppositie aan het begin van deze verkiezingscampagne.
Tegenstellingen van de revolutie
Ondanks alle belangrijke sociale hervormingen ten voordele van de brede massa armen was de overwinning van deze verkiezingen helemaal niet verzekerd. De reden hiervoor is dat na tien jaar revolutie het oude staatsapparaat in grote mate onaangeroerd is en dat het gros van de economie (industrie, handel, financiën en landbouw) ondanks de belangrijke nationalisaties nog steeds kapitalistisch is.
Enerzijds zorgt dit voor een enorme bureaucratie en corruptie op plaatselijk vlak. Een gedeelte van de plaatselijke en regionale leiders van de PSUV hebben zich hieraan aangepast of komen rechtstreeks uit dat oude staatsapparaat. Anderzijds geeft de controle over de economie de kapitalisten nog steeds veel ruimte om de efficiëntie van de sociale en economische hervormingen te saboteren. Ook organiseert de privé-sector een feitelijke staking van de investeringen. De economische groei komt er enkel door overheidsinvesteringen.
Met andere woorden, de centrale taken van een socialistische revolutie – de onteigening van de kapitalisten en de bouw van een nieuwe democratische staat, gecontroleerd door de georganiseerde volks- en arbeidersbeweging – zijn nog niet doorgevoerd. Dit zorgt voor een heleboel problemen die nog steeds niet zijn opgelost. Zeker op plaatselijk vlak staat de massa van armen en arbeiders niet zelden tegenover arrogante, zelfingenomen, zogezegd Chavistische politici en ambtenaren. De inefficiëntie en de corruptie van de administratie is nog steeds overweldigend. De misdaad blijft zeer groot en het huisvuil blijft nog altijd rotten in veel straten. De inflatie van ongeveer 30 procent tast de levenstandaard aan. Vandaar het gevoel van latente misnoegdheid bij de rode achterban. Dit verklaart waarom er in Caracas bijvoorbeeld in vele Chavistische ‘paroquias’, een vierde tot een derde van de volkse basis thuis is gebleven in vergelijking met de score tijdens de presidentsverkiezingen van 2006.
Chávez heeft zijn persoonlijke gezag achter de plaatselijke en regionale kandidaten gegooid. Het is zeker niet overdreven te stellen dat deze verkiezing een test was voor de populariteit van Chávez. Tijdens de hele kiescampagne benadrukte de PSUV de nationale successen van de regering. Ook is de socialistische achterban massaal gaan stemmen om de contrarevolutie de pas af te snijden. Het resultaat van de verkiezingen zal de druk van onderuit voor het afwerken van de revolutie versterken. Een halve revolutie maken is hetzelfde als geen revolutie maken. Aan de top van de PSUV en de regering zijn er zeker groepen die alles willen, behalve dan de gaspedaal van de revolutie induwen. Nochtans is dat de enige optie voor de revolutie. Een revolutie kan niet ter plaatste blijven trappelen. Een revolutie moet steeds in het offensief zijn. De achterban wil geen speechen meer, maar daden. Ze verwachten beslissende actie tegen de contrarevolutie in al zijn vormen.
Wat nu?
Steeds wanneer de president een nationalisatie aankondigt van een bank of bedrijf, zorgt hij voor geestdrift. Elke keer echter dat de bureaucratie en de reformisten erin slagen deze maatregelen van hun revolutionaire inhoud te ontdoen, wanneer ze tegemoet komen aan de eisen van de kapitalisten, groeit de ontmoediging. Dat kan leiden tot electorale apathie, zoals met het referendum van 2007. Die vrees is nu niet (helemaal) uitgekomen.
Nochtans schuilt er weer een belangrijke waarschuwing in de verovering van drie sleutelstaten en het hoofdstedelijk gewest van Caracas door de rechterzijde. Socialisme moet niet enkel in woorden, maar vooral in daden beleden worden. Het is nu niet het moment voor compromissen met de oligarchie en haar systeem. Een socialistisch beleid kan ook niet uitgevoerd worden door de corrupte bureaucratie, die verbonden is aan de rijke klasse. Met andere woorden, er moet met de grove borstel door bureaucratie, carrièrisme en corruptie gegaan worden. Zowel in het staatsapparaat als in de PSUV. Een echte democratische staat is er een die steunt op de gemeenschapraden en de arbeidersraden in de bedrijven. Alle functionarissen dienen verkozen te worden en mogen niet meer verdienen dan een geschoolde werknemer. Adan Chávez, broer van de president en kersverse gouverneur van Barinas, riep op tot de verdieping van de revolutie in socialistische zin. Dat is inderdaad de weg vooruit.
(Uitpers, nr 105, 10de jg., januari 2009)